Onderzoek

Ruim een derde van de 20- tot 45-jarigen spaart te weinig

11 oktober 2018 11:21 RaboResearch

Ruim een derde van de Nederlanders tussen de 20 en 45 jaar heeft minder dan 3.000 euro spaargeld en 14 procent zit onder deze grens én spaart niet op jaarbasis. Dat blijkt uit een enquête onder 1.019 Nederlanders tussen de 20 en 45 jaar die in opdracht van Rabobank in 2018 is uitgevoerd. RaboResearch analyseert.

Vrouw met spaarvarken

Genoemde groep is door het gebrek aan voldoende spaargeld kwetsbaar voor schokken in het inkomen of de uitgaven. Spaargeld is niet alleen belangrijk om op korte termijn financieel tegen een stootje te kunnen, maar ook voor later. Denk aan om- of bijscholing om een gunstige positie op de arbeidsmarkt te behouden en daarmee de financiële weerbaarheid op lange termijn. Maar ook de koop van een huis of de studie van kinderen kunnen doelen zijn waar spaargeld voor nodig is.

Huishoudens geven aan meer te willen sparen

Het minimumbedrag dat het Nibud adviseert om als buffer aan te houden voor financiële schokken is dan ook nog net iets hoger. Alleenstaanden met een inkomen op bijstandsniveau krijgen het advies om tenminste 3.400 euro achter de hand te houden en voor huishoudens met twee kinderen is dit 5.200 euro. Mensen kunnen zo’n financiële buffer bijvoorbeeld gebruiken om een koelkast of wasmachine te vervangen of om het eigenrisico van zorgkosten te betalen.

De ondervraagde consumenten lijken het belang van sparen te erkennen. Slechts een derde van de Nederlanders tussen de 20 en de 45 jaar is tevreden met hoeveel hij of zij op jaarbasis spaart. De overige twee derde geeft aan meer te willen sparen. Bijna driekwart van de mensen die meer zouden willen sparen, verwacht echter niet dat dit binnenkort gaat lukken. Vooral de mensen met lage spaartegoeden geven aan meer te willen sparen: 92 procent van de mensen zonder spaargeld en 87 procent van de mensen met minder dan 3.000 euro spaargeld. Maar ook nog 46 procent van de mensen met meer dan 10.000 euro spaargeld zou meer willen sparen.

Beperkte financiële ruimte om te sparen

De ruimte om te sparen is natuurlijk afhankelijk van zowel de inkomsten als de uitgaven. Van de ondervraagden die minder dan 3.000 euro spaargeld hebben, zegt 70 procent een beetje tot zeer veel onvoldoende financiële ruimte te hebben om te sparen. Veel genoemde redenen van de mensen om niet op jaarbasis te sparen, zijn dan ook dat ze te hoge vaste lasten hebben waarop zij niet kunnen besparen, dat ze onvoldoende inkomen hebben en dat er op dit moment te veel extra uitgaven zijn waarop zij niet kunnen besparen, zoals een nieuw huis of een huwelijk.

Financiële ruimte is overigens niet de enige verklaring voor spaargedrag. Ook de voorkeuren van huishoudens spelen een rol, zoals het belang dat zij aan de toekomst hechten. Door te sparen ‘offert’ een huishouden in feite consumptie in het heden op voor consumptie in de onzekere toekomst. Andere prioriteiten hebben is dan ook de vierde vaakst genoemde reden om niet te sparen. En natuurlijk kan de lage rentestand ook een verklaring zijn. De gemiddelde rente op spaartegoeden is de afgelopen jaren sterk afgenomen. Van de mensen die niet sparen, geeft dan ook 11 procent aan dat sparen niet genoeg oplevert.

“Kinderen kunnen de noodzaak vergroten en prikkels geven om te plannen en te sparen”

Huishoudenssamenstelling en opleidingsniveau ook belangrijk voor spaarvermogen

Ook de huishoudenssamenstelling beïnvloedt het vermogen om te sparen. Samenwonen met een partner vergroot over het algemeen de financiële ruimte om te sparen, omdat je de kosten voor levensonderhoud dan kunt delen. Het hebben van kinderen daarentegen kan de ruimte om te sparen beperken, vanwege de kosten die gemoeid zijn bij de opvoeding. Maar kinderen kunnen ook de noodzaak vergroten en prikkels geven om te plannen en te sparen. Zo geeft meer dan de helft van de mensen met kinderen aan dat zij sparen voor de toekomst van de kinderen, bijvoorbeeld voor hun studie, woning en rijbewijs.

En dan is er nog het opleidingsniveau dat meespeelt in het spaarvermogen van huishoudens. Laag- tot middelopgeleiden hebben vaker minder dan 3.000 euro spaargeld. Dit is gedeeltelijk gerelateerd aan het inkomen, want over het algemeen gaat een hoger opleidingsniveau gepaard met een hoger inkomen. Mogelijk speelt ook de kennis van financiële producten en financiële concepten een rol, wat ook bekend staat als financiële geletterdheid. Studies laten zien dat mensen met een hoger opleidingsniveau over het algemeen vaker financieel geletterd zijn, wat vervolgens het spaargedrag positief beïnvloedt.

En leeftijd speelt een rol

Jongeren tussen de 20 en 25 jaar hebben aanzienlijk minder vaak 3.000 euro of meer spaargeld. Dat is niet verrassend: deze groep heeft over het algemeen een lager inkomen en minder tijd gehad om vermogen op te bouwen. Bovendien woont een derde van deze groep nog thuis, waardoor er minder noodzaak is om een buffer aan te houden.

Maar de aangescherpte leennormen voor een hypotheek hebben het belang van eigen spaargeld voor de koop van een huis vergroot. Sinds 2018 mogen hypotheken maximaal 100 procent van de waarde van de woning bedragen. Maar bij het kopen van een huis komen natuurlijk extra kosten zoals de notaris en de overdrachtsbelasting. Dit zorgt er samen met de sterk gestegen huizenprijzen voor dat vooral starters meer zullen moeten sparen om een huis te kunnen kopen.