Munten die groei weerspiegelen

Werkelijk rendement in box 3: wat is het als het gaat om de vermindering van je opgelegde aanslag?

In juni en december 2024 heeft de Hoge Raad uitspraken gedaan in procedures over de belastingheffing in box 3. Het werkelijke rendement moet hiervoor gebruikt worden, als de forfaitaire heffing tot een hogere aanslag leidt. Maar wat is het werkelijke rendement dan?

In het kort

De Hoge Raad oordeelde in juni 2024 dat belastingheffing in box 3 onterecht kan zijn als het forfaitaire rendement hoger is dan het werkelijke rendement. Belastingplichtigen mogen dan aantonen wat hun werkelijke rendement is. Hiervoor is een wetsvoorstel ingediend: de Wet tegenbewijsregeling box 3. Deze geldt voor de jaren 2017 tot en met 2025. Je moet dan op tijd een verzoek indienen. Het werkelijke rendement wordt per jaar berekend, ook over vermogen dat je later in het jaar kreeg. Vanaf 2026 komt er ook een regeling voor eigen gebruik van vastgoed. In juli 2025 ontvangen veel mensen een brief van de Belastingdienst. Daarna heb je 12 of 26 weken de tijd om je werkelijke rendement op te geven.

Uitspraak Hoge Raad: rechtsherstel belasting box 3

In de arresten van 6 juni 2024 en 14 juni 2024 heeft de Hoge Raad geoordeeld dat de verdragsschending die in het Kerstarrest was geconstateerd niet voldoende is weggenomen door de huidige wetgeving en het geboden rechtsherstel. De toepasselijke wetgeving voor box 3 schendt namelijk nog steeds het discriminatieverbod en het eigendomsgrondrecht in de gevallen waarin het forfaitaire rendement hoger is dan het werkelijke rendement. Op basis van de uitspraken van de Hoge Raad moeten belastingplichtigen met een lager werkelijk rendement dan het forfaitaire rendement de gelegenheid krijgen om dit aan te tonen. Als het werkelijke rendement lager is dan het forfaitaire rendement, dan moet de belasting worden verminderd zodat alleen belasting wordt geheven over het werkelijke rendement.

Wet tegenbewijsregeling box 3

Inmiddels is het wetsvoorstel Wet tegenbewijsregeling box 3 aangeboden aan de Tweede Kamer. Hierin wordt het rechtsherstel geregeld voor de belastingjaren vanaf 2017 tot en met 2025. De tegenbewijsregeling bepaalt dat je onder voorwaarden door opgave van het werkelijke rendement van jouw totale vermogen in box 3 om vermindering van de belastingaanslag in box 3 kunt verzoeken. Die voorwaarden bestaan er onder andere uit dat je tijdig een verzoek om ambtshalve vermindering in dient.

Wat is het werkelijke rendement in box 3 volgens de Hoge Raad?

De Hoge Raad heeft in juni 2024 verschillende handvatten gegeven voor het bepalen van het werkelijke rendement. In het wetsvoorstel zijn verder praktische regels voorgeschreven. Van belang is dat het werkelijke rendement per jaar wordt bepaald. Er is geen mogelijkheid om verliezen van andere jaren te verrekenen. Er moet verder rekening worden gehouden met het werkelijke rendement op het gehele box 3 vermogen, ook op het vermogen dat je als in de loop van het jaar hebt gehad. Rendement op vermogen dat je op de peildatum 1 januari van het belastingjaar nog niet had, maar later gedurende het jaar wel, behoort dus ook tot het werkelijke rendement. Als het werkelijke rendement negatief is, dan zal het box 3-inkomen in overeenstemming met deze bepaling eveneens op nihil worden gesteld.

Er wordt voor het werkelijk rendement onderscheid gemaakt tussen direct rendement (de reguliere voordelen) en indirect rendement, dat als volgt is opgebouwd:

Reguliere voordelen Toelichting
Rente op banktegoedenRente-inkomsten tellen mee in het jaar van uitbetaling
Rente op (obligatie)leningenRente-inkomsten tellen mee in het jaar van uitbetaling, aangegroeide rente vormt indirect rendement
DividendIn het belastingjaar ontvangen bruto dividend (stockdividend vormt indirect dividend)
Huur, pachtIn het belastingjaar ontvangen. Op pacht van landbouwgronden komen zakelijke lasten en beheerskosten in mindering
Eigen gebruik onroerende zakenNihil tot en met 2025, volgens uitspraak Hoge Raad d.d. 20 december 2024. Onder onroerende zaken worden verstaan woningen en niet-woningen die niet in box 1 vallen of ondernemingsvermogen zijn (zoals een vakantiewoning, garage, stuk grond of een kantoorpand).
Rente op schuldenGehele rente op alle box 3-schulden komt in aftrek, zonder rekening te houden met de schuldendrempel


Indirect rendement Toelichting
Gerealiseerd rendementIn het belastingjaar uit transacties gerealiseerde waardeveranderingen (winst en verlies)
Ongerealiseerd rendement beleggingenIn het belastingjaar gewijzigde ongerealiseerde waardeveranderingen (waardestijging en -daling inclusief stockdividend). Meegekochte (aangegroeide) rente van een obligatie is aftrekbaar. Valutaresultaat telt mee op basis van dagkoersen of gemiddelde maandkoers.
Ongerealiseerd rendement woningenIn het belastingjaar uitgaande van de WOZ-waarde gewijzigde waarde. Er wordt rekening gehouden met eventuele investeringen als bij vaststelling WOZ-waarde hiermee rekening is gehouden.
Ongerealiseerd rendement overig vastgoedIn het belastingjaar uitgaande van de waarde in het economische verkeer gewijzigde waarde. Er wordt naar verwachting rekening gehouden met eventuele investeringen.
Overige bezittingen en schuldenAfgeleid van de wettelijke bepalingen (meestal waarde in het economische verkeer).

Meegekochte rente obligaties

Als het gaat om de meegekochte rente, dan wordt het werkelijk rendement als volgt berekend. Stel je kocht op 1 november 2024 een 6%-obligatie voor € 105.500 met een nominale waarde van € 100.000. Dat betekent dat je € 5.500 meer betaalt als vergoeding voor de aangegroeide rente. Dit omdat de rente (€ 6.000) pas op 1 december 2024 wordt uitbetaald. Op 31 december 2024 is de obligatie € 100.000 waard. Het werkelijk rendement van de obligatie in 2024 is dan € 500 (ontvangen rente €6.000 plus verschil eind- en beginwaarde (€100.000) plus verschil verkopen aan aankopen (-/- € 105.500).

Verkoopresultaat tweede woning

Bij de verkooptransactie van een woning in box 3 wordt de waardeontwikkeling in het kalenderjaar op basis van de WOZ-waarde tijdsevenredig verdeeld tussen de verkoper en koper. Stel dat de WOZ-waarde voor het kalenderjaar 2024 van de woning € 300.000 is en de woning wordt verkocht. Op 1 november 2024 wordt de woning via de notaris geleverd aan de koper. De WOZ-waarde van deze woning voor het kalenderjaar 2025 is € 320.000.
1 november is de 305e dag van het jaar. 305/366e deel van de waardeontwikkeling van € 20.000 wordt dan toegerekend aan de verkoper. De verkoper heeft dan een waardeontwikkeling van € 16.667.

Het restant van de waardeontwikkeling, € 3.333, wordt toegerekend aan de koper. Er loopt nog wel een procedure bij de Hoge Raad over de berekeningswijze van het werkelijk behaalde rendement voor het leveren van tegenbewijs bij de verkoop van een tweede woning. In deze procedure is sprake van een opbrengst uit de verkoop van een tweede woning en is het werkelijk behaalde rendement waartoe die verkoopopbrengst behoort, hoger dan het (herstel)wettelijke berekende box 3-inkomen. Naar het oordeel van het gerechtshof bestaat daarom geen aanleiding voor een verdere vermindering van de belastingaanslag.

Investeringen in tweede woning

Het kan zijn dat je in een bepaald jaar een verbouwing hebt gedaan van je tweede woning. Bij het bepalen van het werkelijke rendement in het kalenderjaar wordt dan rekening gehouden met de waardemutaties en investeringen in dat kalenderjaar. Een waardevermeerdering als gevolg van een investeringsuitgave (verbetering of uitbreiding van de onroerende zaak) blijft buiten beschouwing. Voor woningen geldt dat de waardemutatie moet worden bepaald op basis van de zogenoemde ‘t-1 benadering’.

Stel dat het gaat om het belastingjaar 2024 en geen investeringen zijn gedaan in dat jaar. De beginwaarde is dan de WOZ-waarde van 2024 met waardepeildatum 1 januari 2023. De eindwaarde is de WOZ-waarde van 2025 met waardepeildatum 1 januari 2024. Stel dat nu in 2024 wel investeringsuitgaven zijn gedaan en bij de WOZ-beschikking van 2025 hiermee rekening is gehouden (zogenaamde toestandsdatum op de WOZ-beschikking is dan 1 januari 2025 i.p.v. 1 januari 2024). Met investeringskosten die in 2024 en vóór 1 januari 2025 zijn gedaan wordt dan rekening gehouden in dat jaar.

Vrijgesteld vermogen, kosten en toerekening tussen partners

Het rendement op vrijgesteld vermogen, zoals bos- en natuurterreinen en landgoederen wordt niet tot het werkelijke rendement gerekend. Bij de vaststelling van het werkelijke rendement wordt naar het volledige box 3-vermogen gekeken en geen uitzondering gemaakt voor het vermogen dat (gedeeltelijk) onder het heffingsvrije vermogen valt.

Voor groene beleggingen wordt op basis van de huidige wet voor de vrijstelling gekeken naar het bezit op de peildatum van 1 januari. Voor het bepalen van het belastbare werkelijke rendement van groene beleggingen wordt de daarvoor geldende vrijstelling toegepast op een manier die rekening houdt met de peildatum van 1 januari. Het werkelijke rendement wordt pro rata vrijgesteld aan de hand van de situatie op de peildatum van 1 januari. Bij een vrijstelling van € 30.000 wordt dan bij een belastingplichtige met op 1 januari € 60.000 aan groene beleggingen 50% van het werkelijke rendement vrijgesteld.

Heb je kosten gemaakt die samen hangen met bezittingen in box 3 of zijn er belastingen verschuldigd in verband met bezittingen? Deze komen niet in mindering op het werkelijke rendement voor de tegenbewijsregeling in box 3.

Voor toerekening van box 3-vermogen tussen partners wordt tot slot de wettelijke systematiek aangehouden. Hierbij wordt het werkelijke rendement dat aan een partner is toe te rekenen berekend op basis van zijn aandeel in de gezamenlijke grondslag sparen en beleggen. Deze verdeling kan nog aangepast worden bij toepassing van de tegenbewijsregeling. Indien belastingplichtigen op een andere wijze een eventueel extra bedrag aan uitgaven voor specifieke zorgkosten of het extra bedrag aan aftrekbare giften voor de jaren 2023 en 2024 willen verdelen, dan kan dat ook.

Voorkoming dubbele belasting

Als voor het bepalen van het box 3-inkomen op basis van de tegenbewijsregeling het werkelijke rendement wordt gehanteerd, dan heeft dit gevolgen voor de berekening van de vermindering ter voorkoming van dubbele belasting. Bijvoorbeeld als je een tweede woning hebt in het buitenland.

De Hoge Raad heeft regels gesteld voor de berekening van de vermindering ter voorkoming van dubbele belasting wanneer wordt uitgegaan van het werkelijke rendement. Deze wordt berekend op basis van de verhouding tussen het werkelijke buitenlandse rendement in box 3 en het totale werkelijke rendement in box 3.

Belastingheffing over eigen gebruik van een onroerende zaak vanaf 2026

In het wetsvoorstel wordt per 2026 een wettelijke regeling geïntroduceerd voor het bepalen van het voordeel uit het ter beschikking staan van een onroerende zaak. Het voordeel bestaat uit de economische huurwaarde van de onroerende zaak. De economische huurwaarde is de huurprijs die bij verhuur onder normale omstandigheden bedongen kan worden. Dit kan worden bepaald door de woning te vergelijken met onder normale omstandigheden verhuurde vergelijkbare woningen, zoals op basis van het woningwaarderingsstelsel dat de Huurcommissie hanteert of het SEO-onderzoek waarin een gemiddelde economische huurwaarde is berekend van 5,06% van de WOZ-waarde te gebruiken als handvat. Je mag als belastingplichtige alle relevante feiten en omstandigheden gebruiken bij het bepalen van de economische huurwaarde.

Ook voor erfgenamen die een aandeel in een onverdeelde boedel hebben, met daarin een woning, geldt dat de woning voor elk van de erfgenamen voor hun erfdeel voor eigen gebruik ter beschikking staat. Bezit je met anderen een vakantiewoning en zijn er afspraken over wanneer de woning ter beschikking staat aan de eigenaren? De fiscale gevolgen van het eigen gebruik zijn dan afhankelijk van de overeenkomsten waarin de afspraken zijn vastgelegd.

Invloed tegenbewijs op inkomensafhankelijke regelingen

Een lager box 3-inkomen kan doorwerken naar verschillende inkomensafhankelijke regelingen. Zo kan het zijn dat een eigen bijdrage alsnog lager wordt vastgesteld en een toeslag hoger wordt vastgesteld. Voor de vermogenstoets voor verschillende inkomensafhankelijke regelingen heeft de voorgestelde tegenbewijsregeling geen effect. De omvang van het relevante vermogen wijzigt namelijk niet.

Welke termijnen gelden er?

In de komende periode worden batchgewijs allerlei brieven vanuit de Belastingdienst verstuurd. In de maand juli 2025 zijn dat ongeveer 118.000 attentiebrieven over de periode 2017-2022. Hierin wordt verwezen naar het formulier ‘Opgaaf wekelijk rendement’, dat vermoedelijk op 8 juli 2025 live gaat. Mocht je deze brief ontvangen? Dan heb je vanaf de dagtekening van deze attentiebrief 12 weken de tijd (tot medio oktober 2025) om opgave te doen van het werkelijke rendement. Schakel je een fiscaal dienstverlener in? Dan is deze termijn 26 weken.

Vanaf november 2025 wordt begonnen met het vaststellen van de verminderingsbeschikkingen en het opleggen van definitieve aanslagen inkomstenbelasting. Hiertegen kun je binnen 6 weken bezwaar maken. De Belastingdienst zal hierover binnen 6 weken beslissen (deze periode kan verlengd worden met 6 weken).

Het is de bedoeling dat vanaf het belastingjaar 2025 de mogelijkheid tot tegenbewijs wordt opgenomen in het reguliere aangifteproces voor de inkomstenbelasting. Je bent dan verplicht de gevraagde gegevens in te vullen als je in de aangifte gebruik wilt maken van de tegenbewijsregeling.

Meer informatie over de opgave?

Op de website van de Belastingdienst vind je meer informatie over de opgave van het werkelijke rendement.

Actualisatiedatum: 5 juni 2025

Vrouw achter laptop

Benieuwd naar andere vermogensvragen?

Op onze overzichtspagina vind je nog meer vermogensvraagstukken. Zo lees je er hoe je in je testament het familievermogen kunt beschermen, wat de kenmerken zijn van schenken op papier en hoe je een keuze kunt maken tussen sparen en/of beleggen in de bv of in privé.

Naar de overzichtspagina