Opinie
Ouderen, is die zuinigheid echt nodig?
Nederlanders maken hun spaargeld niet op tijdens hun pensioen. Groter pessimisme onder 65-plussers zorgt er misschien voor dat ze te grote appels voor de dorst willen houden. Jammer, want er zijn veel nuttige uitgaven te bedenken.
Geheel in strijd met de standaard economische theorie blijken ouderen in Nederland hun spaargeld niet op te maken tijdens hun pensioen. Dat concludeerden onderzoekers van het CPB onlangs. Volgens de theorie leggen mensen geld opzij als ze werken en een hoger inkomen hebben, zodat ze hun uitgaven op peil kunnen houden tijdens het pensioen wanneer het inkomen lager is. Maar niet alleen ontsparen ouderen niet, cijfers van het CBS suggereren dat Nederlanders na hun pensioen gemiddeld genomen zelfs doorgaan met sparen. Hoewel dit niet voor alle huishoudens geldt, is het financiële vermogen van 65-plussers dan ook relatief hoog: de helft heeft meer dan 24.600 euro op de bank of in aandelen (figuur 1). Dit mediane vermogen is onder 25- tot 45-jarigen slechts 7.800 euro, voor 45- tot 65-jarigen is dat 18.500 euro.
Natuurlijk is het verstandig om ook nadat je stopt met werken een buffer aan te houden voor financiële tegenslagen. Denk aan de welbekende kapotte wasmachine of eventuele toekomstige zorgkosten. Maar waarschijnlijk spelen ook psychologische factoren een rol. Pessimisme over de economie of het toekomstige inkomen kan er namelijk voor zorgen dat mensen meer geld opzij leggen voor moeilijke tijden.[1] En wat blijkt: economisch optimisme neemt af met de jaren; 65-plussers blijken zelfs het somberst (figuur 2). Zo hebben ze minder hoge verwachtingen van de economie en hun eigen financiële situatie. Ook zijn de prijzen voor hun gevoel sterker gestegen en verwachten ze minder vaak een auto te kopen of het huis te verbouwen. Nederland is hierin overigens niet uniek: ook in veel andere Europese landen zijn ouderen minder hoopvol.
[1] Browning, M., & Lusardi, A. (1996). Household saving: micro theories and micro facts. Journal of Economic Literature, 34, 1797–1855. Carroll, C. D. (1997). Buffer stock saving and the life cycle/permanent income hypothesis. The Quarterly Journal of Economics, 112, 1–55.
Dat verschil in economisch optimisme is niet vreemd. Want waar jongeren wellicht het idee hebben dat de wereld aan hun voeten ligt en volop mogelijkheden zien voor hun carrière, hebben gepensioneerden nog maar beperkt invloed op hun inkomen. Hierdoor verliezen ze misschien het gevoel grip te hebben op hun financiën. De dreiging van kortingen bij veel pensioenfondsen is hier een pijnlijk voorbeeld van. Bovendien hebben ouderen meer meegemaakt en zijn de gevolgen van economisch mindere tijden hen vermoedelijk beter bekend. En zoals beschreven in de psychologie, staan nare ervaringen helaas dieper in het geheugen gegrift[2].
Het grotere pessimisme onder gepensioneerden zorgt er dus misschien wel voor dat ze een te grote appel voor de dorst willen aanhouden. En dat is jammer, want er zijn veel nuttige uitgaven te bedenken voor op de oude dag. Neem de verduurzaming van woningen, waarvan een groot deel van de inspanning bij de vergrijzende huiseigenaren vandaan moet komen. Ook het huis klaarmaken voor toekomstige zorgbehoeften kan erg fijn blijken. Natuurlijk kan dat wat niet opgaat, worden doorgegeven aan volgende generaties. Maar is het in dat geval niet leuker om van de resultaten te kunnen genieten? Studerende kleinkinderen, bijvoorbeeld, zijn misschien wel erg geholpen met een bijdrage aan hun collegegeld of studieboeken - steeds meer studenten moeten immers lenen. Hopelijk weten ouderen over hun economische pessimisme heen te stappen en gunnen, zij die het kunnen missen, zichzelf meer dan nu.
[2] Baumeister, R. F., Bratslavsky, E., Frinkenauer, C., & Vohs, K. D. (2001). Bad Is Stronger Than Good. Review of General Psychology, 5, 323 – 370.