Onderzoek
Nieuwe coronagolf en hoge inflatie remmen economische groei in 2022
We verwachten voor 2022 een economische groei van 2,9 procent. Dat is lager dan eerder geraamd. Dit wordt veroorzaakt door strengere coronamaatregelen en een hoger dan verwachte inflatie.
In het kort
Economisch beeld
De Nederlandse economie was de afgelopen kwartalen flink op stoom. De economische groei in het tweede kwartaal is door het CBS opwaarts bijgesteld naar 3,8 procent (kwartaal-op-kwartaalgroei; k-o-k) en ook de groei in het derde kwartaal was met 1,9 procent fors (zie figuur 1). Hierdoor komt de economische groei in onze prognoses voor 2021 uit op 4,5 procent – iets hoger dan onze eerdere voorspelling van 4,2 procent.
Voor 2022 hebben we onze raming van de economische groei juist flink neerwaarts herzien naar 2,9 procent (was eerder 3,7 procent). De strengere maatregelen als gevolg van de recente opleving van het coronavirus (zie figuur 2) dempen de komende tijd naar verwachting de economische activiteit. Daar komen de gevolgen van de veel hoger dan verwachte consumentenprijsinflatie nog bij. Hier staan we later in dit Kwartaalbericht uitgebreider bij stil.
In onze prognoses hebben we daarom de economische groei in het vierde kwartaal van 2021 verlaagd naar 0,2 procent (was 1,1 procent) en verwachten we een lichte krimp van 0,2 procent in het eerste kwartaal van 2022 (was een groei van 0,5 procent). In de resterende kwartalen van 2022 verwachten we een groeitempo van de economie als vanouds (zie figuur 1). Wat verder vooruitkijkend hebben we voor 2023 een groei van 1,7 procent ingeboekt. Hoewel de groei dan weer ‘als vanouds’ is, is de omvang van de economie wel kleiner dan we zonder coronapandemie hadden mogen verwachten (vergelijk lichtblauwe en donkerblauwe lijn in figuur 1).
Economie past zich aan
Ondanks deze tegenvallers hebben we onze ramingen voor 2022 niet heel fors neerwaarts bijgesteld, omdat de Nederlandse economie (maar ook andere economieën) steeds beter in staat is om zich aan te passen aan de coronacrisis. Mensen raken gewend aan thuiswerken, thuis eten laten komen in plaats van uit eten gaan en artikelen via onlinewinkels bestellen. Ook zijn er ondernemers die hun activiteit aanpassen als reactie op de nieuwe coronarealiteit. Die gewenning zien we ook in de cijfers terug. In 2020 zorgde een stijging van 10 punten op de zogenoemde stringency index [1] voor een krimp van de Nederlandse economie met 1,5 procentpunt (zie figuur 3). In 2021 is dit nog maar 0,4 procentpunt.
[1] De stringency index meet de striktheid van coronamaatregelen om de verspreiding van het coronavirus in te dammen. De index meet maatregelen op elf indicatoren, waaronder sluiting van scholen, de werkplek en annulering van openbare evenementen.
Box 1: Een risicoscenario voor Nederland: een nieuwe lockdown
In onze basisraming blijven de huidige maatregelen (aangekondigd op 26 november) in stand gedurende de rest van dit jaar en het eerste kwartaal van 2022. Dit is weliswaar al voorzichtiger dan de overheid officieel communiceert (duur van drie weken), maar het is ook mogelijk dat zij de maatregelen juist verder aanscherpt. Mogelijke redenen hiervoor zijn dat de huidige maatregelen slechter werken dan gedacht of dat de Omikron-variant veel besmettelijker is dan de huidige dominante Delta-variant.
In dit risicoscenario gaan we ervan uit dat de overheid op 14 december een lockdown afkondigt met dezelfde zwaarte als die in de winter van 2020/2021. Dit betekent onder andere: sluiting van scholen, kinderopvang, musea, theaters, bioscopen, pretparken, contactberoepen, niet-essentiële winkels en horeca (afhalen en bezorgen wel mogelijk). Ook gelden weer dezelfde adviezen over binnen- en buitenlandse reizen en groepsgrootte (thuis en buiten). Deze maatregelen worden gedurende het eerste kwartaal van 2022 iets lichter, maar blijven grotendeels in stand gedurende het kwartaal. Daarna worden ze snel afgebouwd.
Waar de huidige maatregelen slechts bepaalde sectoren hard raken, heeft deze lockdown wel duidelijke negatieve macro-economische effecten. Onderstaande tabel laat zien dat de bbp-groei in het eerste kwartaal van 2022 daalt van -0,2 procent naar -1,0 procent. In het tweede en derde kwartaal is een sterk herstel zichtbaar, waardoor het effect op de jaargroei in 2022 beperkt blijft tot -0,3 procentpunt. In 2023 resulteert juist een iets hogere groei. De lockdowns hebben vooral gevolgen voor de private consumptie en in mindere mate bedrijfsinvesteringen.
Deze effecten zijn veel kleiner dan in de eerste lockdown in het voorjaar van 2020, terwijl de maatregelen juist zwaarder zijn. Hiervoor zijn enkele verklaringen. Ten eerste blijft de internationale handel grotendeels op peil, doordat er (in tegenstelling tot in 2020) niet bij al onze grote handelspartners (bijvoorbeeld de VS) vergelijkbare lockdowns zijn. Ten tweede passen bedrijven en consumenten zich veel sneller aan dan destijds, omdat ze eraan gewend zijn geraakt. Ook is de onzekerheid over de nabije toekomst veel kleiner.
Dit scenario houdt geen rekening met grotere schokken, zoals een veel zieker makende Omikron-variant of grootschalige wereldwijde lockdowns. In dat geval zouden de lockdownmaatregelen in Nederland nog langduriger of zwaarder zijn en wordt de export veel harder geraakt dan in dit risicoscenario.
Heterogeniteit en steun
Onder het relatief rimpelloze macrobeeld gaat uiteraard een hoop dynamiek schuil. Zo zijn de strengere coronamaatregelen vooral voor de horeca, evenementenbranche, recreatie en cultuur en sportverenigingen wederom een hard gelag (zie voor meer informatie onze Sectorprognoses). Het demissionaire kabinet heeft daarom tot eind van het jaar de NOW-regeling weer van stal gehaald, waarmee ondernemers die door de coronamaatregelen een omzetdaling ervaren van tenminste 20 procent, 85 procent van de loonkosten van hun personeel vergoed krijgen. Ook is de tegemoetkoming vaste lasten (TVL) uitgebreid en het uitstel van belastingen verlengd. Door dit nieuwe steunpakket is de verwachting dat een grote faillissementsgolf uitblijft, het inkomen van veel Nederlanders op peil blijft en de werkloosheid historisch laag.
Particuliere consumptie
Onze transactiedata laten zien de groei van de particuliere consumptie (jaar-op-jaar) recent al aan het afzwakken is (zie figuur 4). Door de verdere restricties op openingstijden van 28 november en de sterk gestegen inflatie staan de particuliere bestedingen komende periode waarschijnlijk nog verder onder druk en verwachten we zelfs een lichte krimp van de particuliere consumptie van 0,5 procent (k-o-k) in het eerste kwartaal van volgend jaar.
Handel herstelt zich
Na een forse krimp in 2020 herstelde de Nederlandse export zich in 2021 goed. Ook voor 2022 en 2023 verwachten we aanhoudende groei (figuur 5). De export is weliswaar gevoelig voor veranderingen in de buitenlandse vraag, maar is in vergelijking met andere landen minder gevoelig voor coronarestricties en verstoorde handelsketens. Dit komt doordat de Nederlandse export een groot aandeel zakelijke diensten en juist een klein aandeel toerisme omvat. Bij de industriële export legt de machinebouw veel gewicht in de schaal en juist deze sector profiteert van een gestegen wereldwijde vraag.
Investeringen langdurig onder druk
De bedrijfsinvesteringen groeien in 2021 slechts bescheiden. Hiermee wordt de krimp van 2020 bij lange na niet goedgemaakt. Deze langdurige schade concentreert zich overigens in de categorie vervoermiddelen (figuur 6). Veel andere typen investeringen bevinden zich al wel boven het pre-coronaniveau.
Voor 2022 verwachten we een lichte krimp van 0,6 procent en voor 2023 een zeer beperkte groei. Hoewel de erg forse arbeidskrapte vraagt om productiviteitsverhogende investeringen en het ondernemersvertrouwen momenteel weer positief is (figuur 7), kunnen onzekerheid en een verslechterde financiële positie voor ondernemers (als gevolg van de lockdownmaatregelen en gestegen inkoopkosten) een reden zijn om investeringen uit te stellen of in omvang te beperken.
Ook de groei van de woninginvesteringen (nieuwbouw en verbouwingen) staat in 2022 onder druk (-1,7 procent). Dit komt enerzijds doordat we in 2022 een lichte daling van het aantal huizenverkopen verwachten, waardoor er ook minder wordt verbouwd. Anderzijds zorgen de wereldwijde verstoringen van logistieke ketens voor problemen in de toelevering van materialen. In combinatie met personeelstekorten in de bouw remt dit de woninginvesteringen verder af.
Inflatie hoogste in veertig jaar tijd
De inflatie, ofwel een stijging van het gemiddelde prijspeil, is de afgelopen maanden erg sterk opgelopen. Met 5,6 procent (jaar-op-jaar) was de inflatie in november het hoogst in veertig jaar tijd (figuur 8).
Energieprijzen bepalen inflatiebeeld
Energie draagt voor 60 procent bij aan het hoge inflatiecijfer in november en de verwachting is dat de benzine-, gas- en elektriciteitsprijzen de komende periode hoog blijven. Dit raakt vooral huishoudens met een hoog energieverbruik (tegen variabel tarief) en een eigen auto. We illustreren dat met een fictief voorbeeld van twee verschillende huishoudens met een gelijk budget, maar een verschillend uitgavenpatroon (zie box 2).
Daar komt bij dat energiemaatschappijen verwachten hun tarieven in 2022 verder te verhogen met tussen de 200 en 300 euro op jaarbasis. Deze prijsstijging treft een grote groep huishoudens: tussen de 40 en 50 procent van de huishoudens heeft een variabel tarief. Belangrijk is wel om te vermelden dat in deze prijsstijging al rekening is gehouden met de tegemoetkoming van het kabinet via een verlaging van de energiebelasting met 400 euro per huishouden. Anders zou de verhoging bij bijvoorbeeld de grootste leverancier Essent neerkomen op 660 euro extra per jaar. Dat is in lijn met de eerdere inschatting van 600 euro extra op jaarbasis die RaboResearch maakte naar aanleiding van de zeer sterk gestegen gasprijzen.
Wat een inschatting van het verdere verloop van de inflatie voor volgend jaar compliceert, is dat nog onduidelijk is hoe het CBS de korting op de energierekening verwerkt in de inflatiecijfers. Als het CBS de korting direct boekt op een verlaging van de energieprijzen dan camoufleert dit gedeeltelijk de werkelijke ontwikkeling ervan.
Box 2: Iedereen zijn eigen inflatie
Het officiële inflatiecijfer is gebaseerd op een gemiddeld uitgavenpatroon. In de praktijk verschilt de impact per huishouden, afhankelijk van de persoonlijke situatie. Dit illustreren wij met een fictief voorbeeld van twee verschillende huishoudens met een gelijk budget van 3.300 euro. Het eerste huishouden heeft een eigen auto en een variabel energiecontract en is door de prijsstijgingen in totaal 196,10 euro duurder uit, ofwel een ‘persoonlijke inflatie’ van 5,9 procent. Het tweede huishouden heeft geen eigen auto en een vast energietarief, waardoor de kostenstijging voor dit huishouden met 69,83 euro (2,1 procent) onder het gemiddelde ligt.
Inflatieverwachtingen
Voor 2021 verwachten we dat de inflatie uitkomt op 2,7 procent en voor 2022 op 3,8 procent. In het najaar van 2022 daalt zij sterk, omdat de kostenstijging voor energie (olie, gas en elektriciteit) van eind 2021 dan uit de cijfers loopt. Wel verwachten we dat de hoge grondstoffenprijzen zorgen voor hogere voedselprijzen de komende tijd.
Hoewel we de afgelopen twee decennia hebben gezien dat de inflatie na een piek weer zakt, verwachten we dat de komende jaren de inflatie rond de 2 procent blijft hangen. Dit komt vooral doordat de energieprijzen naar verwachting hoog blijven. Ondanks een scherpe correctie van de olieprijs in november en recente aankondigingen van de OPEC+ om navolging te geven aan de geplande productieverhoging in het nieuwe jaar, is er niet veel veranderd aan de onderliggende fundamentals onder de oliemarkt. Tegen de achtergrond van de energietransitie en de lage olieprijs is in de VS de afgelopen jaren relatief weinig geïnvesteerd in de winning van vooral schalieolie en verwachten we in 2022 veel vraag naar olie en een prijs van rond de 80 dollar per vat.
Ook de vraag naar gas blijft naar verwachting onverminderd hoog, omdat dit een belangrijke brugfunctie vervult als minst vervuilende fossiele brandstof om piekmomenten in elektriciteitsgebruik op te kunnen vangen.
Daarnaast zorgen aanhoudend hoge grondstofprijzen, de aanhoudende verstoring van internationale logistieke ketens en schaarste van halffabricaten (zoals halfgeleiders) ervoor dat we geen sterke deflatoire ontwikkeling verwachten van de productenprijzen. Waar in het verleden hoge grondstofprijzen werden gevolgd door een sterke prijsdaling, lijkt deze vlieger dus nu niet op te gaan.
Risico op een loon-prijsspiraal?
De vraag is of de hogere tijdelijke kosteninflatie zich ook nestelt in hogere inflatieverwachtingen, wat via hogere looneisen mogelijk een loon-prijsspiraal in de hand kan werken. Hierdoor zouden we oude tijden van langdurig hoge inflatie, zoals in de jaren tachtig van de vorige eeuw of aan het begin van deze eeuw kunnen herbeleven.
We verwachten dat de lonen in 2021 en 2022 weliswaar groeien, met respectievelijk 2,1 en 2,9 procent, maar dat de loongroei achterblijft bij de consumentenprijsinflatie. Hierdoor treedt netto koopkrachtverlies op voor huishoudens, zolang de overheid dit niet compenseert via lagere belastingen en premies. We voorzien dat dit koopkrachtverlies pas in 2023 weer grotendeels wordt goedgemaakt, met een loongroei van 3,4 procent versus 2,1 procent inflatie.
Een sterke loon-prijsspiraal verwachten we echter niet, omdat de inflatieverwachting (die leidend is voor de cao-inzet van vakbonden) steeds minder tractie heeft op de lonen, onder meer door de afbrokkelende macht van de vakbonden. Het aantal werknemers dat lid is van een vakbond, de zogenoemde organisatiegraad, is sinds halverwege de jaren tachtig gehalveerd van bijna 30 naar 15 procent op dit moment. Naast afbrokkelende vakbondsmacht speelt vermoedelijk ook de flexibilisering van de arbeidsmarkt en de sterke opkomst van zelfstandigen zonder personeel (zzp’ers) een rol in de steeds zwakkere doorvertaling van inflatieverwachtingen in hogere lonen van werknemers. Tot slot kan meespelen dat vergaande internationalisering de loonruimte bij bedrijven heeft beperkt, waardoor inflatieverwachtingen en lonen een steeds zwakker verband laten zien. RaboResearch heeft eerder aangetoond dat de loonruimte in tien van de vijftien internationaal opererende bedrijfstakken minder groot is wanneer er rekening wordt gehouden met de productiviteits- en loonkostenontwikkeling van de internationale top.
Vooruitblik Rutte-IV: regeerakkoord in zicht?
Met de nieuwe lockdownmaatregelen en daarmee gepaard gaande steunpakketten is veel publiek geld gemoeid, waardoor de staatsschuld verder oploopt. Daarnaast vragen verschillende beleidsdossiers dringend om structurele hervormingen. Als het in de trein gevonden formatiedocument een blauwdruk blijkt voor het regeerakkoord, dan trekt Rutte-IV grote bedragen uit voor wonen, klimaat, stikstof en zorg. Opmerkelijk is dat in het rondslingerend formatiedocument nauwelijks iets staat over de verdienkant van de economie. Die behoeft ook aandacht, op zijn minst om de extra uitgaven te bekostigen. Een nieuw kabinet kan het verdienvermogen van de Nederlandse economie bevorderen door te investeren in publieke en private kennisontwikkeling. Bij langdurig achterblijvende bedrijfsinvesteringen is het extra belangrijk dat de overheid hierbij het voortouw neemt.