Onderzoek
De transitie naar een duurzame en inclusieve economie stagneert
De transitie van het Nederlandse bedrijfsleven naar een duurzame en inclusieve economie stagneert. Dat is jammer want deze transitie staat omzetgroei niet in de weg.
In het kort
Voor het tweede jaar op rij meten we de voortgang van het Nederlandse bedrijfsleven in de transitie naar een nieuwe economie; een economie die duurzaam en inclusief is. Hoe verloopt deze transitie? Welke bedrijven scoren beter dan andere? Staat deze transitie financiële bedrijfsprestaties in de weg of gaan ze hand in hand? En wat kunnen bedrijven concreet doen om naast financiële waarde ook ecologische en maatschappelijke waarde te creëren? Door in te gaan op gegevens uit een grootschalige enquête onder het brede Nederlandse bedrijfsleven, geven we antwoord op deze vragen.[1]
[1] Voor de eerste fasen van dit onderzoek was de inzet van Bram van Wersch (RaboResearch) onmisbaar. Daarnaast is in het onderzoek samengewerkt met Nard Koeman van SEO Economisch Onderzoek, dat voor MVO Nederland de NEx-indicator samenstelt, en met Jos Reinhoudt (MVO Nederland). Ook hen danken we voor hun constructieve bijdrage.
De transitie naar een duurzame en inclusieve economie gemeten
Onze economie staat voor grote uitdagingen. Uitdagingen op het gebied van onder andere klimaat, circulair ondernemen, inclusiviteit en ketentransparantie. Dit vraagt om een transitie naar een nieuwe economie. Voor bedrijven betekent dit dat ze zich bewust moeten zijn van hun maatschappelijke en ecologische impact, maar ook dat ze kansen benutten die bij deze transitie horen, en nieuw markten en innovaties creëren.
Om de transitie naar een nieuwe economie onder Nederlandse bedrijven te monitoren, publiceerden we vorig voor het eerst de Nieuwe Economie Index voor Transitie van het bedrijfsleven (NEx-T). Deze index brengt verschillende onderdelen van maatschappelijk verantwoord ondernemen samen in één integrale maatstaf (box 1). Door deze transitie te monitoren op het niveau van bedrijven, ontstaat niet alleen een goed beeld van de algehele voortgang op deze transitie, maar kan ook worden ingegaan op het type bedrijven dat wel en geen voortgang boekt.
Box 1: De transitie naar een nieuwe economie is een transitie naar een duurzame en inclusieve economie waarin maatschappelijk verantwoord ondernemen voorop staat
Om de transitie van het Nederlandse bedrijfsleven naar de nieuwe economie op microniveau inzichtelijk te maken, hebben we marktonderzoeksbureau Ipsos een enquête laten uitzetten onder meer dan 1500 bedrijven. Naast grote bedrijven heeft ook het bredere mkb aan de enquête deelgenomen; inclusief de allerkleinste microbedrijven (tussen de 1 en 10 werknemers). Ook hebben we ervoor gezorgd dat bedrijven uit verschillende sectoren aan het onderzoek hebben meegedaan: van landbouw, bosbouw en visserij tot de groot- en detailhandel en van industrie tot zakelijke dienstverlening. De geënquêteerde bedrijven vormen een representatieve afspiegeling van het totale Nederlandse landschap aan bedrijven met ten minste één werknemer.
Wanneer wij het hebben over een transitie naar een nieuwe economie, hebben we het niet alleen over wat bedrijven aan maatschappelijk verantwoorde activiteiten ondernemen, in de Engelstalige wetenschappelijke literatuur vaak aangeduid als Corporate Social Responsibility (CSR), maar ook over wat die activiteiten feitelijk opleveren, vaak aangeduid in termen van Environmental, Social, and Corporate Governance (ESG). In een transitie naar een nieuwe economie ondernemen bedrijven dus niet alleen maatschappelijk verantwoorde activiteiten (CSR), deze activiteiten leveren ook daadwerkelijk brede maatschappelijke waarde op (ESG).
Net als vorig jaar meten we de voortgang op de transitie naar een nieuwe economie aan de hand van één integrale index; de Nieuwe Economie Index voor Transitie van het bedrijfsleven (NEx-T). Deze index meet op zeven dimensies de voortgang op de transities: nieuwe rijkdom, echte prijzen, transparante ketens, inclusief ondernemen, groene energie, biodiversiteit en circulaire economie (figuur 1). Voor ieder van deze dimensies hebben we de geënquêteerde bedrijven steeds drie vragen voorgelegd. Een deel van de vragen was bedoeld om na te gaan in hoeverre bedrijven activiteiten ondernemen gericht op maatschappelijk verantwoord ondernemen (CSR). Een ander deel van de vragen richten zich daadwerkelijk op de vraag of deze activiteiten op dit moment al tot resultaat leiden (ESG; zie appendix voor een gedetailleerd overzicht van de enquête). Door de antwoorden op alle vragen te normaliseren op een schaal van 1 tot 10 en vervolgens eerst per dimensie en later over de dimensies heen in één index te aggregeren, komen we tot een getal dat inzicht geeft in de mate waarin Nederlandse bedrijven bezig zijn met het verwezenlijken van de transitie richting maatschappelijk verantwoord ondernemen.
Transitie naar een duurzame en inclusieve economie stagneert
Figuur 2 vergelijkt de score van de NEx-T in 2021 met die van 2020. Hoewel de score met een 5,8 op een schaal van 1 tot en met 10 in 2021 iets hoger uitvalt dan een jaar eerder, is het verschil verwaarloosbaar. Ook in 2021 ligt de gemiddelde score erg dicht bij de mediane score; wat betekent dat 50 procent van de bedrijven een 5,8 of lager scoort. Slechts 9 procent van de bedrijven scoort een 8 of hoger. Vergeleken met 8,5 procent in 2020 zien we ook hier dus nauwelijks veranderingen ten opzichte van een jaar eerder. Conclusie: de transitie naar een duurzame en inclusieve economie stagneert.
Niet alleen wijkt de algehele score van 2021 nauwelijks af van de algehele score in 2020, ook in de onderliggende patronen van het type bedrijven dat beter en minder goed op weg is, zien we nauwelijks verschuivingen. Nog steeds is het zo dat vooral grotere bedrijven beter scoren dan kleinere bedrijven (figuur 3).
Dat zien we overigens niet alleen op de algehele score van de NEx-T, maar zien we ook terug op de onderlinge dimensies van de index (figuur 4). Met name op het gebied van inclusief ondernemen, aandacht voor biodiversiteit en nieuwe rijkdom scoren grote bedrijven relatief beter dan kleinere bedrijven. De omvang van deze bedrijven biedt hun waarschijnlijk ook de mogelijkheden en ruimte om hier meer mee te doen.
Terwijl de transitie financiële bedrijfsprestaties niet in de weg staat
Mogelijk is het zo dat het Nederlandse bedrijfsleven vanwege de uitdagingen die de coronapandemie met zich meebrengt, met andere zaken bezig is dan de transities die gepaard gaan met duurzaamheid en inclusiviteit. Financiële bedrijfsprestaties en de transitie naar de nieuwe economie, zo luidt het argument, staan elkaar mogelijk in de weg. Het tegendeel lijkt echter eerder het geval (figuur 5). Bedrijven die hun omzet de afgelopen periode hebben zien groeien (47 procent van de bedrijven) scoren doorgaans hoger op de NEx-T dan bedrijven die in omzet stabiel zijn gebleven (27 procent van de bedrijven), die op hun beurt weer beter scoren dan bedrijven die de afgelopen periode hun omzet hebben zien dalen (26 procent van de bedrijven). Dit wijst erop dat meer aandacht voor de transitie naar de nieuwe economie omzetgroei en daarmee de continuïteit van het bedrijf niet in de weg hoeft te staan.
Hoe kunnen bedrijven stappen zetten naar een duurzame en inclusieve economie?
Hamvraag is natuurlijk wat bedrijven concreet kunnen doen om succesvol te zijn in de nieuwe economie. Dat wil zeggen, waarde te creëren in financiële zin zonder afbreuk te doen aan maatschappelijke waarde in sociaal en ecologisch opzicht of zelfs ook hier positief aan bij te dragen. Er zijn de afgelopen periode boekenkasten vol geschreven over de manier waarop bedrijven deze transitie kunnen vormgeven. Zo wijst de Amerikaanse Rebecca Henderson, hoogleraar aan de prestigieuze Harvard universiteit, in haar boek Een nieuw kapitalisme voor een wereld in verwarring onder andere op het belang van een goede bedrijfsvoering. Dichter bij huis heeft Willem Schramade, verbonden aan de Erasmus Universiteit, het in zijn boek Duurzaam Kapitalisme onder andere over het belang van een brede waarde-benadering; een benadering waarmee bedrijven sociale en ecologische waarde naast financiële waarde nadrukkelijk een plek geven in hun bedrijfsdoelen en -strategie.
Uit onze enquête blijkt dat 41 procent van de bedrijven de leidinggevenden in het bedrijf afrekent op de duurzaamheidsprestaties van het bedrijf en daarmee verduurzaming concreet een plek geeft in de bedrijfsvoering. Voor de maatschappelijke impact van het bedrijf ligt dit percentage op 47 procent. Belangrijker: bedrijven die aangeven dat ze hun leidinggevenden ook af rekenen op het creëren van brede maatschappelijke waarde, presteren over het algemeen beter op de transitie naar maatschappelijk verantwoord ondernemen dan bedrijven die dit niet doen (figuur 6). Het is doorgaans gebruikelijk binnen bedrijven dat mensen worden beoordeeld op hun bijdrage aan financieel rendement. Maar willen bedrijven de stap naar duurzaam en inclusief ondernemen daadwerkelijk zetten, dan doen ze er goed aan hier concrete doelen aan te verbinden én leidinggevenden uiteindelijk te beoordelen op voortgang op die doelen.
Conclusies en implicaties
Om te bepalen hoe het Nederlandse bedrijfsleven ervoor staat in de transitie naar de nieuwe economie, hebben we voor het tweede jaar op rij de NEx-T indicator ontwikkeld, gebaseerd op de dimensies: nieuwe rijkdom, echte prijzen, transparante ketens, inclusief ondernemen, groene energie, biodiversiteit en circulaire economie. Onze uitgebreide survey onder Nederlandse bedrijven laat zien dat het gemiddelde bedrijf in 2021 een 5,8 scoort op een schaal van 1 tot en met 10; een eindcijfer dat niet wezenlijk beter is dan het jaar daarvoor. De transitie naar een economie waarin maatschappelijk ondernemen de norm is, stagneert.
Tegelijkertijd zien we dat bedrijven die beter scoren op de index van de nieuwe economie de afgelopen jaren eerder voor- dan achterlopen in omzetgroei. De transitie naar een nieuwe economie staat financiële bedrijfsprestaties dan ook niet in de weg. Daarnaast scoren bedrijven waarbinnen het management niet alleen op financiële doelen wordt afgerekend, maar ook op verduurzaming en de maatschappelijke impact, juist goed in de transitie naar de nieuwe economie. De inbedding van een brede waarde in de bedrijfsvoering speelt daarmee een belangrijke rol in de transitie naar een duurzame en inclusieve economie.
Een brede waarde-benadering van het bedrijfsleven; waarmee bedrijven sociale en ecologische waarde naast financiële waarde nadrukkelijk een plek geven in hun bedrijfsdoelen en –strategie is dus belangrijk om de grote groep achterblijvers vooruit te krijgen. Dat is allereerst een verantwoordelijkheid van de overheid. Door duidelijke kaders neer te legen voor het bedrijfsleven over wat wel en niet wordt verstaan onder duurzaam en inclusief ondernemerschap, kunnen bedrijven productief invulling geven aan hun ondernemerschap. Denk aan een uniforme beprijzing van CO2 en het handhaven van wet- en regelgeving gericht op het tegengaan van sociale misstanden binnen het bedrijfsleven.
Maar er is ook een rol weggelegd voor bedrijven zelf. Want zelfs wanneer de overheid duidelijkere kaders neerlegt, is de transitie niet van de één op de andere dag gemaakt. Eerder pleitten we voor een Marshallplan voor management om de productiviteit van het Nederlandse bedrijfsleven naar een hoger plan te tillen. Wat ons betreft maakt brede waarde als uitgangspunt voor het Nederlandse bedrijfsleven integraal onderdeel uit van dit plan. Net als in het oorspronkelijke Marshallplan werden eind jaren 40 naast substantiële investeringen in bijvoorbeeld technologie ook investeringen in beter management bij bedrijven gedaan. Het effect van nieuwe technologie was het grootst wanneer gelijktijdig ook moderne managementpraktijken werden aangeleerd. Hier is een sterke parallel te trekken met de transitieopgaven waar bedrijven momenteel voor staan. Verspreiding van managementkennis over ‘wat werkt in de transitie naar een nieuwe economie’, bijvoorbeeld door het bedrijfsleven samen te brengen helpt een brede waarde-benadering binnen het bedrijfsleven op te bouwen.
Appendix 1: Samenstelling van de enquête en index
Om uitspraken te kunnen doen over de voortgang van de transitie naar de nieuwe economie waarin maatschappelijk verantwoord ondernemen voorop staat, hebben we onderzoeksbureau Ipsos in oktober 2021 de opdracht gegeven een enquête uit te zetten onder een representatieve groep bedrijven in Nederland. Dit leverde enquêtegegevens op voor 1509 bedrijven.
Tabel 1 presenteert de verdeling van bedrijven over sectoren, regio’s en grootteklassen. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen het percentage respondenten zonder (kolom 2) en met wegingscorrectie (kolom 3). De laatste kolom (kolom 4) bevat de percentages zoals deze bekend zijn vanuit de gegevens van het CBS. De regionale kenmerken (gewesten) van de getrokken steekproef komen sterk overeen met de gegevens van het CBS; met én zonder wegingscorrectie. Sectoraal is de steekproef zonder wegingscorrectie relatief oververtegenwoordigd in de secundaire (industrie) en quartaire sector (zorg, welzijn, onderwijs en nutsbedrijven); na weging wordt hiervoor gecorrigeerd. Voor de omvang van bedrijven geldt dat het micro- en kleinbedrijf in de ongewogen steekproef relatief is ondervertegenwoordigd; na weging komen de grootteklasse-kenmerken van respondenten goed overeen met de gegevens van het CBS. Voor de enquête is extra uitgevraagd op industriële bedrijven.
Iedere respondent kreeg in de enquête ten minste drie typen vragen voorgelegd. Deze vragen hadden betrekking op:
- Achtergrondkenmerken van de respondent: vragen die ingaan op het geslacht, de leeftijd, de functie binnen het bedrijf en de gemoedstoestand van de respondent.
- Achtergrondkenmerken van het bedrijf: vragen die ingaan op de omvang van het bedrijf (aantal werknemers), de sector, vestigingslocatie, eigenaarschapsvorm, leeftijd van het bedrijf en de kwaliteit van managementpraktijken van het bedrijf.
- Transitiekenmerken van bedrijven: vragen die ingaan op de zeven dimensies van de nieuwe economie (zie tabel 2 voor exacte formulering van vragen).
In tabel 2 zijn de vragen per thema terug te vinden die zijn gebruikt voor het onderzoek. De gestelde vragen bestaan uit een mix van stellingen (schaal 1 t/m 7) en exacte vragen (ja/nee of percentage). Voor het samenstellen van de NEx-T hebben we dezelfde procedure gevolgd als in de publicatie van vorig jaar.