Onderzoek

Coronasteun belandt bij beter gerunde bedrijven

29 januari 2021 13:20
Downloaden

Een heet hangijzer in de discussie over coronasteun aan bedrijven is in hoeverre de maatregelen niet-levensvatbare ondernemingen overeind houden. Uit empirisch onderzoek blijkt juist dat beter gemanagede bedrijven eerder steun ontvangen.

Two mixed race male mechanic essential workers wearing a face mask each and gloves, whilst continuing to work in their auto repair shop, during virus outbreak

De ruimhartige coronasteun van de overheid aan bedrijven heeft er mede voor gezorgd dat Nederland een minder zware economische klap heeft gekregen dan veel andere Europese landen (Rabobank, 2020). Die coronasteun is in eerste instantie ingezet omwille van baanbehoud. Met het behoud van banen blijft de consumptie op peil, en zo blijft de vraaguit­val als gevolg van de crisis beperkt. Deze rationale van baan­behoud is dominant bij het opvangen van de eerste econo­mische schok van de coronapandemie, maar roept tevens de vraag op of de steun wel terechtkomt bij de juiste (lees: hard geraakte maar tegelijkertijd levensvatbare) bedrijven.

De coronasteun aan bedrijven kan op ten minste twee manieren marktverstorend werken. Op middellange ter­mijn is er deadweight loss: belastinggelden worden mogelijk verspild aan bedrijven die zonder steun de crisis ook wel hadden overleefd (Santarelli en Vivarelli, 2001).

Op de lange termijn loert door de coronasteun het gevaar van substitutie-effecten, omdat zowel in de kern gezonde als ongezonde bedrijven steun ontvangen en dus het behoud van ongezonde bedrijven de groei van gezon­de bedrijven belemmert. Gezonde bedrijven hebben meer organisatorisch kapitaal dan ongezonde bedrijven. Deze niet-tastbare vorm van kapitaal – die bestaat uit de orga­nisatorische ‘routines’, werkwijzen en sociale systemen van bedrijven – fungeert als een belangrijk smeermiddel voor de samenwerking tussen werknemers onderling of met der­de partijen, en zorgt ervoor dat een bedrijf meer is dan de som der delen. Bedrijven met meer organisatorisch kapi­taal, behalen over het algemeen betere bedrijfseconomische prestaties (Aral et al., 2020; Bloom en Van Reenen, 2007; Dieteren et al., 2019). Substitutie-effecten tussen gezonde en ongezonde bedrijven belemmeren de efficiënte herallo­catie van productiefactoren (Barrero et al., 2020).

De vraag is nu in hoeverre de coronasteun inderdaad terechtkomt bij de bedrijven die het momenteel nodig heb­ben (geen deadweight loss), en daarnaast ook bijdraagt aan de productiviteit van het Nederlandse bedrijfsleven op de langere termijn (geen substitutie-effecten).

Deze vraag moet uiteindelijk vanuit de empirie beant­woord worden. Op dit moment is het nog te vroeg om defi­nitieve conclusies uit de data te kunnen trekken: we zijn nu simpelweg niet in staat om vast te stellen welke bedrijven over pakweg drie jaar rendabel zullen zijn. Wel weten we steeds beter welke bedrijfskarakteristieken er bepalend zijn voor hun commerciële en organisatorische gezondheid. We maken daarom via een enquête en een regressieanalyse inzichtelijk wat de karakteristieken zijn van de bedrijven die in de eerste fase van de coronacrisis overheidssteun heb­ben ontvangen.

De enquête

Om inzicht in de effectiviteit van de coronasteun aan Nederlandse bedrijven te krijgen, hebben we de kenmerken van bedrijven geanalyseerd die de afgelopen periode wel en geen coronasteun hebben ontvangen. Ons onderzoek richt zich op de bedrijfspopulatie en niet op individuele gevallen van (extra) staatssteun, zoals bijvoorbeeld KLM en IHC, waarbij er nationaal-strategische belangen gelden (Algemene Rekenkamer, 2020).

We hebben tussen 22 oktober en 9 november 2020 een enquête uitgezet onder 1.151 bedrijven, allemaal klanten van de Rabobank. Ten opzichte van de hele populatie aan bedrijven in de geënquêteerde sectoren, zijn de industriebe­drijven (19 procent) en horecabedrijven (23 procent) rela­tief oververtegenwoordigd in onze steekproef. Van de steek­proef is 52 procent microbedrijf, 35 procent kleinbedrijf en 13 procent middelgroot en grootbedrijf, wat betekent dat microbedrijven relatief ondervertegenwoordigd zijn.

Van de geënquêteerde bedrijven gaf 52 procent aan in de afgelopen tijd enige vorm van coronasteun vanuit de overheid te hebben ontvangen. Dit is vergelijkbaar met de gegevens zoals die bekend zijn bij het Centraal Bureau voor de Statistiek: van de bedrijven met ten minste twee werkzame personen heeft 48 procent tot en met september gebruikgemaakt van minstens één van de steunmaatregelen (CBS, 2020). In onze dataset gaat het daarbij om de NOW-regeling (79 procent van de bedrijven die steun hebben ontvangen), de TVL (41 procent), uitstel belastingafdracht (45 procent), de BMKB-regeling (7 procent) en andere overheidssteun zoals de TOZO-regeling (9 procent).

Om na te gaan in hoeverre er, met de coronasteun aan bedrijven, deadweight loss of substitutie-effecten optreden, hebben we de respondenten gevraagd naar hun omzetver­wachtingen en omzetonzekerheid wat betreft de komen­de twaalf maanden. Met name omzetonzekerheid is een belangrijke indicator in tijden van crisis (Groenewegen et al., 2020). Beide vragen zijn op een schaal van 1 tot en met 5 uitgevraagd. De aanname hierbij is dat de deadweight loss beperkt is wanneer bedrijven met lage omzetverwachtin­gen en grote onzekerheid een grotere kans zouden hebben gehad om overheidssteun te ontvangen.

Figuur 1 en 2 tonen respectievelijk de omzetverwach­tingen en omzetonzekerheid voor de steekproef; beide uitgesplitst naar bedrijven die wel en geen coronasteun ontvingen. Duidelijk is dat bedrijven die steun ontvingen doorgaans lagere omzetverwachtingen en grotere onzeker­heid ervoeren.

Figuur 1: Omzetverwachtingen van bedrijven met en zonder overheidssteun

Rabobank
Noot: De Mann-Whitney U-toets laat zien dat bedrijven die geen coronasteun ontvingen significant hogere omzetverwachtingen ervoeren dan bedrijven die wel coronasteun hebben ontvangen (z = 12,46) Bron: RaboResearch

Figuur 2: Omzetonzekerheid van bedrijven met en zonder overheidssteun

Rabobank
Noot: De Mann-Whitney U-toets laat zien dat bedrijven die geen coronasteun ontvingen significant lagere omzetonzekerheid ervoeren dan bedrijven die wel coronasteun hebben ontvangen (z = −14,52) Bron: RaboResearch

Om te achterhalen of de coronasteun bij bedrijven terechtkomt die ook op de langere termijn levensvatbaar zijn, hebben we bedrijven gevraagd naar de kwaliteit van hun managementpraktijken, een vorm van organisatorisch kapitaal, via de methode van Bloom et al. (2020) – en wel door zeven vragen op te nemen die betrekking hebben op prestatie-, doelen- en personeelsmanagement. De resulte­rende scores normaliseren en middelen we om te komen tot één integrale managementscore.

Gemiddeld is de managementscore 0,4 op een schaal van 0 (laag) tot en met 1 (hoog). Dit komt overeen met het gemiddelde uit een eerdere studie naar de kwaliteit van managementpraktijken, waarbij er gebruik werd gemaakt van een schriftelijke enquête (Dieteren et al., 2019).

Figuur 3 laat de verdeling van managementscores over de bedrijven in onze steekproef zien, uitgesplitst naar bedrijven die wel en geen coronasteun hebben ontvangen. Bedrijven die overheidssteun hebben ontvangen beschik­ken ogenschijnlijk over betere managementpraktijken dan die welke geen steun ontvingen.

Figuur 3: Kwaliteit van managementpraktijken van bedrijven met en zonder overheidssteun

Rabobank
Noot: De ongepaarde t-toets laat zien dat bedrijven die geen coronasteun hadden ontvangen over een signi¬ficant lagere kwaliteit aan managementpraktijken beschikten dan bedrijven die wel coronasteun ontvingen (t = −3,67) Bron: RaboResearch

Resultaten

Aan de hand van logistische regressieanalyses gaan we die­per in op de relatie tussen het al dan niet hebben ontvan­gen van coronasteun, en op de variabelen die wijzen op een mogelijke deadweight loss en substitutie-effecten (tabel 1).

Tabel 1: Logistische regressieanalyse naar ontvangen coronasteun

Rabobank
Noot: */**/*** Significant op respectievelijk tien-, vijf- en eenprocentsniveau Voor omzetverwachtingen zijn de middelste drie van de vijf categorieën samengevoegd, zodat er drie dummyvariabelen ontstonden; referentiecategorie: negatieve omzetverwachting Voor omzetonzekerheid zijn de beide uiterste twee categorieën samengevoegd, zodat er drie dummyvariabelen ontstonden; referentiecategorie: lage omzetonzekerheid Referentiecategorie: groot- en detailhandel Modellen bevatten de resultaten van logistische regressieanalyses met robuuste standaardfouten; in alle modellen wordt er rekening gehouden met overige bedrijfskenmerken (eigenaarschapsvorm en leeftijd van het bedrijf) en respondentkenmerken (leeftijd, geslacht, functie binnen het bedrijf en doorlooptijd van de enquête) Bron: RaboResearch

In model (1) zien we dat de kans groter is dat de over­heidssteun terechtkomt bij grotere bedrijven en bedrijven in de groot- en detailhandel (de referentiecategorie voor de sectorvariabelen).

In model (2) voegen we de omzetverwachtingen en -onzekerheid toe aan de specificatie. Bedrijven met lage omzetverwachtingen en bedrijven die in grote onzekerheid verkeren, hebben een significant grotere kans op het ont­vangen van coronasteun. Dit suggereert dat de deadweight loss waarschijnlijk beperkt is. We kunnen niet uitsluiten dat de omzetverwachtingen door de ontvangen steun positie­ver zijn geworden, wat een onderschatting van het door ons gevonden effect zou kunnen betekenen.

Er blijft geen additioneel sectoraal effect over zodra we rekening houden met de omzetverwachtingen en -onzeker­heid van bedrijven. De individuele opgave van de omzet­verwachtingen en ‑onzekerheid correspondeert dus met de verschillen tussen sectoren in hoe hard bedrijven geraakt worden.

Tot slot voegen we aan model (3) managementkwaliteit toe. De kwaliteit van de managementpraktijken heeft een positief en significant effect op de kans dat een bedrijf coro­nasteun ontvangt, bovenop de effecten van omzetverwach­ting en -onzekerheid. Dit duidt erop dat de coronasteun ook zorgt voor het behoud van organisatorisch kapitaal, en daarmee een groep bedrijven bereikt die vanwege de hoge kwaliteit van hun managementpraktijken relatief toe­komstbestendig zijn. Aldus zijn de substitutie-effecten, de mate waarin steun bij ongezonde bedrijven terecht komt, duidelijk ook beperkt.

Het significante effect van management gaat ten koste van de significantie van het bedrijfsomvangeffect. Manage­ment en bedrijfsomvang hangen sterk samen, zo weten we ook uit eerder onderzoek (Bloom en Van Reenen, 2007; Dieteren et al., 2019), maar het bedrijfsomvangeffect zorgt er niet voor dat het management-effect wegvalt.

Conclusie en implicaties

Uit onze empirische analyse – voor zover wij weten de eer­ste die via een enquête de effectiviteit van de coronasteun onderzoekt – blijkt dat deze steun voornamelijk terecht­komt bij bedrijven die het op korte termijn vanwege de slechte vooruitzichten en grote onzekerheid echt nodig hebben, en die, gemiddeld genomen, op langere termijn levensvatbaar zijn, zoals gemeten aan de hand van de kwali­teit van hun managementpraktijken. De mate van de dead­weight loss en de substitutie-effecten in de overheidssteun lijken daarmee vooralsnog beperkt.

De vraag is wel of het tot nog toe achterwege blijven van deadweight loss en substitutie-effecten evenals het in stand houden van organisatorisch kapitaal, het gevolg zijn van gericht beleid of slechts een toevallige bijkomstigheid daarvan vormen. Mocht het laatste het geval zijn, dan biedt de huidige vormgeving van de coronasteun geen enkele garantie dat volgende pakketten aan steunmaatregelen ervoor zullen zorgen dat het organisatorisch kapitaal in stand blijft.

Om het organisatorisch kapitaal bewust in stand te houden, zou expliciet de inschatting moeten worden gemaakt of bedrijven die in aanmerking komen voor coro­nasteun wel over voldoende managementkwaliteit beschik­ken, zodat substitutie-effecten worden voorkomen. Deze organisatorische gezondheid lijkt een gemakkelijker vast te stellen kenmerk van de levensvatbaarheid van bedrijven dan bijvoorbeeld de mate waarin ze erin slagen om in de komende drie jaar de meest renderende product-markt­combinaties te realiseren (commerciële gezondheid).

Om deadweight loss-effecten nog meer te voorko­men, kan er worden ingezet op het sneller en gemakkelijker terugvorderen van steun bij bedrijven als ze deze bij nader inzien niet nodig hebben.

Literatuur

Algemene Rekenkamer (2020) Individuele steun aan bedrijven tijdens de coronacrisis: zijn de lessen uit het verleden toegepast? Publicatie Algemene Rekenkamer, 9 november.

Aral, E., M. van den Berg, H. Garretsen et al. (2020) Managementkwaliteit belangrijk voor productiviteit Nederlandse industrie. ESB, te verschijnen.

Barrero, J.M., N. Bloom en S.J. Davis (2020) COVID-19 is also a reallocation shock. NBER Working Paper, w27137.

Bloom, N. en J. Van Reenen (2007) Measuring and explaining management practices across firms and countries. The Quarterly Journal of Economics, 122(4), 1351–1408.

Bloom, N., R. Fletcher en E. Yeh (2020) Does manager forecasting matter? Paper, mei 2020. Te vinden op nbloom.people.stanford.edu.

CBS (2020) Gebruik van steunmaatregelen corona per 30 september. CBS Bericht, 13 november.

Dieteren, J., J. Groenewegen en S. Hardeman (2019) Gericht beleid nodig voor verbeteren managementkwaliteit bij bedrijven. ESB, 104(4749), 524–526.

Groenewegen, J., S. Hardeman en E. Stam (2020) Onzekerheid tijdens crisis belangrijker dan omzet. ESB, 105(4790), 490–492.

Rabobank (2020) De Nederlandse economie veert sterk op in het derde kwartaal. Artikel op www.rabobank.nl, 13 november.

Santarelli, E. en M. Vivarelli (2002) Is subsidizing entry an optimal policy? Industrial and Corporate Change, 11(1), 39–52.

Co-auteur: Erik Stam, hoogleraar ondernemerschap aan de Universiteit Utrecht
Tevens verschenen in ESB op 20 januari 2021

Disclaimer

De op/via deze publicatie door Coöperatieve Rabobank U.A. verstrekte informatie is uitsluitend aan Nederlandse afnemers gericht en is geen beleggingsadvies of enige andere beleggingsdienst in de zin van artikel 1: 1 van de Wet op het financieel toezicht. Lees verder