Onderzoek
Grote renovatie arbeidsmarktbeleid nodig, maar denk ook aan snelle deeloplossingen
Flexwerkers verliezen vaker tijdelijk hun baan, verdienen minder, hebben minder spaargeld en kunnen minder snel om- of bijscholen. Tijd voor een grondige renovatie van de arbeidsmarkt dus, maar begin vast met snelle deeloplossingen.
In het kort
Stapeling van risico’s bij flexibel werk
Sinds de eeuwwisseling is het aandeel van flexibel werk sterk gegroeid. In 2019 waren er 1,1 miljoen zzp’ers met hoofdinkomen uit ondernemerschap en hadden 1,9 miljoen werknemers een flexibel contract – bijna een verdubbeling sinds 2003. In dezelfde periode is het aantal mensen met een vast contract niet gestegen.
Een deel van het flexwerk betreft seizoenswerk en bijbanen. Een deel van dit seizoenswerk wordt gedaan door arbeidsmigranten uit Midden- en Oost-Europa, die vaak in Nederland een flexibele arbeidsrelatie hebben. Ook heeft ruim de helft van alle scholieren en studenten een bijbaan. Maar de groep werkenden met een flexibele arbeidsrelatie is veel groter dan ‘bijbaners’ en seizoenswerkers alleen. In Nederland werken jongvolwassenen steeds vaker én langer op een tijdelijk contract. Dat lijkt mee te spelen in het uitstellen van belangrijke persoonlijke mijlpalen, zoals het vormen van een gezin.
Flexibel werk is niet alleen onzekerder dan een vast contract, maar wordt vaak ook lager betaald. Bijna de helft van alle tijdelijke banen hebben een salarisniveau lager dan 130 procent van het wettelijk minimumloon, tegenover hooguit één op de zes vaste banen. En van alle zelfstandigen met hoofdinkomen uit ondernemerschap verdient één op de drie minder dan 20.000 euro per jaar. Het is dan ook niet verrassend dat flexkrachten minder buffers hebben waar zij op kunnen terugvallen bij baanverlies of onverwachte noodzakelijke uitgaven (ook onderzoekers van CPB, CBS, AFM en Panteia wijzen op een lagere financiële weerbaarheid).
Een deel van de flexwerkers zou zijn bestaan niet willen inruilen voor een vast contract: zelfstandigen hechten vaak veel waarde aan de autonomie die zij hebben, en ook scholieren of studenten met een bijbaan hebben geen behoefte aan vastigheid. Dat verandert snel als ze van school zijn: uit onderzoek van TNO en CBS blijkt dat de overgrote meerderheid van de werknemers, ongeacht leeftijd, het liefst een vast contract wil. Ook blijkt dat werkgevers minder investeren in scholing van tijdelijke krachten en dat de overgrote meerderheid van de zelfstandigen zich niet verzekert tegen arbeidsongeschiktheid.
Op onze arbeidsmarkt is zo een tweedeling ontstaan tussen ‘haves’ –met een vast contract of een goed inkomen als zelfstandige- en een groeiende groep ‘have nots’: werknemers met een flexcontract, laagbetaalde zzp’ers en mensen die ongewild langs de kant staan. De coronacrisis onderstreept deze tweedeling, nu vooral jongvolwassenen en flexkrachten hun baan verloren. En hoewel de overgrote meerderheid van de flexwerknemers onder de 25 jaar scholieren en studenten zijn, blijkt dat van degenen in deze leeftijdsgroep die hun baan verloor bijna de helft niet schoolgaand was.
Inkomensonzekerheid, kleinere persoonlijke vangnetten en onder-investering in scholing vormen niet alleen een probleem voor werkenden zelf, het is ook een maatschappelijk probleem. Bijvoorbeeld wanneer zij hierdoor een groter beroep doen op uitkeringen of toeslagen en de belastinggrondslag krimpt. Ook zorgt het voor een ongelijk speelveld als werkgevers met eigen personeel moeilijker kunnen concurreren met ondernemers zonder eigen personeel. Onder-investering in scholing kan bovendien negatief uitpakken voor de arbeidsproductiviteit, en dus voor het toekomstig verdienvermogen van Nederland.
Grootscheepse renovatie arbeidsmarktbeleid is noodzakelijk
In de eerste helft van dit jaar verschenen diverse, vaak omvangrijke, rapporten die pleiten voor een hervorming van het arbeidsmarktbeleid:
Net als de reguliere CPB-publicaties Kansrijk belastingbeleid en Kansrijk arbeidsmarktbeleid zijn deze rapporten bedoeld als input voor de verkiezingsprogramma’s van politieke partijen en voor het regeerakkoord van het volgende kabinet. In de bijlage van dit Themabericht vatten we per publicatie de belangrijkste aanbevelingen samen.
Een aantal thema’s en oplossingsrichtingen keert in vrijwel alle rapporten terug. Het bedrijfsleven heeft weliswaar flexibiliteit nodig, maar deze moet op een ándere manier georganiseerd worden. Minder flexwerk, met bovendien duidelijkere spelregels. Niet lagere belastingen of besparing op arbeidsvoorwaarden, maar de aard van het werk moet de keuze voor flexibel werk bepalen. Daardoor zal flexwerk per saldo duurder worden. Tegelijkertijd is méér flexibiliteit binnen het vaste contract wenselijk. Daarmee moet werkgeverschap aantrekkelijker worden. Ook is structurele investering in ontwikkeling van mensen noodzakelijk, net als betere loopbaanbegeleiding[1] van werkenden en werkzoekenden.
[1] Oproep- en uitzendcontracten kennen vaak een loonuitsluitingsbeding; de werkgever hoeft dan geen loon te betalen als er geen werk is.
Box: Centrale thema’s arbeidsmarkthervorming
Veel van deze hervormingen zijn weliswaar noodzakelijk, maar hangen onderling nauw samen: om het aandeel flexwerk te verminderen, is meer flexibiliteit binnen het vaste contract noodzakelijk. Dat maakt deze aanpassingen ook tijdrovend en complex. De crux zit vaak in de details.
Zo zal het vaststellen van de voorwaarden waaronder een werkgever mag overgaan tot urenreductie of het wijzigen van de locatie of het takenpakket vermoedelijk nog wel discussie opleveren. En het daadwerkelijk gebruik van een ontwikkelbudget of ontwikkelrekening naast het werk is mede afhankelijk van passend onderwijsaanbod (praktijkgericht en modulair) en de door de werkgever geboden ontwikkeltijd.
Ook de precieze invulling van alternatief werk of basisbaan is nog niet zo eenvoudig. Bij afwezigheid van perspectief op regulier werk zou de focus van een basisbaan moeten liggen op werk dat passend is voor de persoon en voldoening geeft (het ‘passend maken van het werk voor de persoon’). Naarmate er meer perspectief is op regulier werk, kan de focus verschuiven naar het ‘passend maken van persoon voor werk’, bijvoorbeeld via sollicitatietraining, scholing of stage. In beide gevallen is maatwerk noodzakelijk.
Wij denken dat een grootscheepse renovatie van het arbeidsmarktbeleid noodzakelijk is. Tegelijkertijd is snel ingrijpen wenselijk. Wie van plan is zijn huis te verbouwen zal immers in de tussentijd een kapot dakraam zo snel mogelijk vervangen om verdere lekkage te voorkomen. De rapporten bevatten ook voldoende praktische ideeën die relatief snel te implementeren zijn.
Snelle deeloplossingen voor meer inkomenszekerheid en een gelijker speelveld
Wij denken dat de volgende aanpassingen op korte termijn wenselijk zijn. De nadruk ligt hierbij op het vergroten van inkomenszekerheid en een gelijker speelveld, onder meer door verschillen in fiscaliteit en sociale zekerheid te verkleinen.
Een aantal snelle deeloplossingen is al in gang gezet. Zo wordt er gewerkt aan een basis-arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zelfstandigen. Ook gaan uitzendkrachten eerder pensioen opbouwen. Voor uitzendkrachten geldt nu een wachttijd van zes maanden voordat de pensioenopbouw ingaat. Bij de uitwerking van het pensioenakkoord heeft minister Koolmees toegezegd deze uitzondering voor de uitzendbranche te gaan schrappen.
Wij hopen dat het huidige en volgende kabinet doorpakken met het implementeren van snelle deeloplossingen om ‘vast’ en ‘flex’, in afwachting van een grootscheepse renovatie, toch alvast dichter bij elkaar te brengen.
Bijlage: aanbevelingen onderzoeksbureaus en belangenorganisaties
Bekijk de bijlage waarin de belangrijkste aanbevelingen van onderzoeksbureaus en belangenorganisaties zijn samengevat.
Verschenen op MeJudice, 26 augustus 2020