Onderzoek
Turkse inflatie loopt sterk op, maar hyperinflatie ligt niet op de loer
De Turkse inflatie is opgelopen tot boven de 25%. Het zou zeer slecht zijn als dit doorschiet in hyperinflatie. Wij denken dat de Turkse centrale bank alsnog adequaat zal ingrijpen.
In het kort
Inleiding
In de loop van 2018 is de Turkse inflatie sterk gestegen. Begin november werd bekend dat het Turkse inflatietempo inmiddels is opgelopen naar ruim 25 procent. In het begin van 2018 lag dit nog op 10 procent (zie figuur 1). Nu is een inflatie van 25 procent weliswaar te hoog, maar het is nog lang geen hyperinflatie. Verder is het goed nieuws dat de centrale bank de beleidsrente sinds het midden van het jaar in twee stappen zeer fors heeft verhoogd. Dit is opmerkelijk, omdat president Erdogan zijn greep op de Turkse centrale bank heeft versterkt. Vaak is dit een voorbode van slecht nieuws op het prijzenfront. Er is dus nog steeds reden voor enige zorg.
Hoe ontstaan hyperinflaties?
Hyperinflaties ontstaan vaak in de context van een overheid die de centrale bank gebruikt om extra overheidsuitgaven te financieren met het aanmaken van extra geld. Daartoe wordt vaak als eerste stap de centrale bank haar zelfstandigheid ontnomen. Vaak, maar niet altijd, ontstaan hyperinflaties na oorlogen of periodes van grote politieke onrust. De meeste bekende, en zeker de meest beruchte, is de Duitse hyperinflatie van 1923. Deze leidde tot een volledige ontwrichting van de Duitse samenleving en baande het pad voor de opkomst van het fascisme. De achtergrond van deze hyperinflatie was monetaire financiering van de oorlogsinspanningen van de Eerste Wereldoorlog, de daarna aan Duitsland opgelegde herstelbetalingen, de Franse bezetting van het Rijnland en de instabiele binnenlandse politieke situatie in Duitsland zelf. Dit was een ‘perfect storm’ aan ellende en daarmee een uitzonderlijke situatie, ofschoon Oostenrijk begin jaren twintig van de vorige eeuw eveneens een serieuze hyperinflatie doormaakte.
Maar hoe uitzonderlijk de Duitse situatie ook moge zijn, er zijn meer recente hyperinflaties. Brazilië maakte er een paar mee in de jaren tachtig en negentig. Rusland maakte er een door kort na de val van de Sovjet-Unie. In 2008 raakte Zimbabwe in hyperinflatie. De overheid had daar jarenlang de geldpers gebruikt om uitgaven te financieren, waaronder die aan een stille oorlog in Congo. Bankbiljetten met een waarde van 100 biljoen (100.000.000.000.000) Zimbabwaanse dollars getuigen van de economische waanzin van die tijd (figuur 2).
Tegenwoordig gebruiken de Zimbabwanen bij voorkeur buitenlands geld. Het meest recente voorbeeld van een land in hyperinflatie is Venezuela. Daar bedraagt de prijsstijging op dit moment inmiddels enkele miljoenen procenten per jaar. Ook hier staat de centrale bank onder directe overheidsinvloed.
Hyperinflatie ontwricht een economie volledig. De voorbeelden zijn legio. Salarissen worden tweemaal daags of zelfs vaker uitbetaald, waarna mensen direct naar de winkel stormen om boodschappen te doen. De waarde van hun geld kan immers binnen enkele uren zijn verdampt. In de middag herhaalt zich dit ritueel. Door het hierbij optredende verzuim daalt de productie scherp. Mensen met spaargeld of obligaties zien de waarde ervan acuut wegsmelten. Grote groepen mensen raken in een zeer korte tijd aan de bedelstaf. Het prijsmechanisme functioneert niet meer. Zoals bekend bevatten relatieve prijsontwikkelingen belangrijke informatie waar producenten en consumenten hun beslissingen op baseren. Maar tegen de achtergrond van enorme prijsstijgingen vallen dergelijke, vaak zeer subtiele signalen volledig weg. Grootschalige misallocaties en verstoorde prijsverhoudingen zijn het gevolg.
Uiteraard zijn er ook mensen die profiteren. Speculanten kunnen inspelen op de prijsontwikkelingen en immens rijk worden. Mensen die hun vermogen in buitenlands geld aanhouden hebben nergens last van. Maar de ‘gewone man’ met een vast salaris of een pensioen en een beetje spaargeld is de dupe. De Duitse hyperinflatie vaagde de middenklasse volledig weg, net als op dit moment in Venezuela gebeurt.
Terug naar Turkije. Daar is het gelukkig nog lang niet zover en het tij kan nog worden gekeerd. Hoewel de uitingen van president Erdogan aanvankelijk ronduit zorgelijk waren, heeft hij uiteindelijk toch niet in de weg gestaan dat de centrale bank de rente inmiddels fors heeft verhoogd. Dat is zonder meer goed nieuws. Uit figuur 3 blijkt ook dat de scherpe depreciatie van de Turkse lire, die vanaf begin 2018 in een stroomversnelling was gekomen, inmiddels lijkt te zijn gestuit. Met een beetje geluk loopt het alsnog met een stevige sisser af en neemt het inflatietempo de komende maanden weer geleidelijk af. De staatsschuld is laag, maar dat kan in belangrijke mate worden toegeschreven aan de snelle groei van het nominale bbp, deels als gevolg van een stevig inflatietempo. De overheidsbegroting laat dit jaar echter een rappe verslechtering zien. Het tekort op de lopende rekening is hoog en loopt snel op, wat de externe schuldpositie doet verslechteren. Verder is de Turkse economie dringend toe aan stevige hervormingen om de concurrentiepositie van het land te versterken. Dit alles is niet eenvoudig, maar het kan worden gedaan, al helpt de huidige politieke context hierbij niet echt.
Turkije heeft eerdere crises doorstaan met een zeer hoge inflatie zonder dat het land verviel tot hyperinflatie. Vergeleken met de eerste jaren van deze eeuw steekt de Turkse inflatie van dit moment nog mager af (zie figuur 4). Maar alles bij elkaar ligt er dus wel een stevige beleidsinspanning. Want het huidige inflatietempo is wel het hoogste sinds 2004 en mag niet verder oplopen. Cruciaal bij dit alles is dat president Erdogan zich niet inlaat met het monetaire beleid en de centrale bank haar werk laat doen. De beleidsrente moet verder omhoog, maar het gevaar is dat de centrale bank onder politieke druk bezwijkt en geen verdere renteverhogingen doorvoert of, erger nog, de beleidsrente weer prematuur verlaagt. Toch iets om in de gaten te houden.