Onderzoek

WRR-rapport brengt samenhang aan in debat over rol van financiële sector in samenleving

14 oktober 2016 13:06 RaboResearch

Economen wordt wel verweten dat ze de crisis niet hebben voorspeld. Los van de vraag of dat klopt, is wel pijnlijk duidelijk geworden dat economie geen voorspelwetenschap is. Daar waar de wereld kritisch is ten aanzien van het voorspelvermogen van economen, wordt van mededingingstoezichthouders verwacht dat ze wél goed kunnen voorspellen.

Closeup of the stack of printed materials

Woensdag [12 oktober] presenteerde Arnoud Boot namens de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid het rapport ‘Samenleving en financiële sector in evenwicht’. Waar veel studies wijzen op de gevaren die van het bankwezen uitgaan op de samenleving, stelt de WRR dat de financiële sector een integraal onderdeel vormt van de samenleving en dat de samenleving niet zonder een goed functionerende financiële sector kan.

Het rapport pleit de banken terecht niet vrij van de financiële crisis, waarbij de samenleving voor de kosten is opgedraaid. Dat mag niet nog een keer gebeuren, reden waarom financiële instellingen inmiddels onder veel zwaarder toezicht staan. De WRR stemt in met dit beleid, maar wijst er wel op dat moet worden voorkomen dat het toezichtregime te gedetailleerd wordt. De Raad wijst er bijvoorbeeld op dat de sector wordt geconfronteerd met technologische ontwikkelingen die haar relatie met klanten ingrijpend kunnen veranderen. Voor sector en samenleving is het van belang dat zij hier adequaat op in kan spelen.

De Raad wijst erop dat de samenleving zelf heeft toegestaan dat de financiële sector, die breder is dan het bankwezen, enorm is gegroeid als gevolg van elders genomen besluiten. Zo kent ons land een fiscaal regime dat vreemd vermogen sterk bevoordeelt ten opzichte van eigen vermogen en daarmee schuldopbouw in de hand werkt. Dat is geen goede zaak.

De WRR stelt vast dat we er niet zijn met uitsluitend zwaarder gekapitaliseerde financiële instellingen en aanvullend toezicht op de sector. Er is sprake van een wisselwerking. Een substantieel lagere maximale ‘Loan to Value’ (LTV) bij het verstrekken van hypothecaire leningen vereist dat woonstarters alternatieven hebben. Als zwaardere toezichteisen banken beperken in hun mogelijkheden om hun klanten te bedienen kan een deel van de activiteiten en de bijbehorende risico’s zich verleggen naar het niet-gereguleerde stelsel van schaduwbanken. Dat komt de financiële stabiliteit niet ten goede. Bovendien worden banken niet stabieler, maar juist risicovoller, als bijvoorbeeld de strengere risicoregulering van Basel 3.5 werkelijkheid wordt. De WRR onderkent dit en pleit voor meer kleinere banken en meer alternatieve aanbieders van financiering. Hij gaat echter voorbij aan de wenselijkheid van meer diversiteit in de governancestructuur van banken, zoals coöperaties. Niet omdat het ene model superieur aan het andere is, maar omdat ook hier diversiteit tot meer stabiliteit leidt.

Op een rapport van deze breedte valt uiteraard ook wel wat aan te merken. De analyse van de concurrentievoordelen die grootbanken zouden genieten is niet echt sterk. Zo gaat de Raad voorbij aan de invloed van het depositogarantiestelsel op de concurrentieverhoudingen binnen het bankwezen. Als de WRR pleit voor een lichter toezichtregime voor nieuwkomers in de financiële sector lijkt hij het gevaar van moreel risico uit het oog te verliezen. Bij het pleidooi voor een verdere verhoging van de ongewogen kapitaalbuffers van banken gaat de Raad voorbij aan het gevaar dat de kredietverlening in het gedrang kan komen. Ook is het rapport soms onduidelijk over de tijd die nodig is om tot een evenwichtigere verhouding tussen de financiële sector en de rest van de samenleving te komen. Dit manifesteert zich bijvoorbeeld in de discussie over de maximale LTV bij het verstrekken van hypothecaire leningen.

De WRR pleit ook voor een krachtenbundeling van consumenten. Op zichzelf is dit een mooi voorbeeld hoe zelfregulering informatieasymmetrie kan oplossen. Hiermee wordt gedoeld op het gegeven dan veel klanten ten opzichte van aanbieders van financiële diensten een kennis- en informatieachterstand hebben. Wel zou dan ook nog eens gekeken moeten worden naar het geheel aan doorgevoerde regelgeving die de afgelopen jaren over de sector is uitgestort. De wet- en regelgeving rond bepaalde producten heeft ertoe geleid dat deze dermate ingewikkeld en duur zijn geworden dat de klant afhaakt. Een voorbeeld zijn arbeidsongeschiktheidsverzekeringen voor zzp’ers. Het gevolg is dat velen van hen onverzekerd hun werk verrichten, wat geen wenselijke situatie is. Een analyse van een optimaal reguleringsniveau ontbreekt in dit rapport en dat is een gemiste kans.

Toch brengt het WRR-rapport samenhang aan in het debat over de financiële sector en haar rol in de samenleving. Het constateert dat de financiële sector een integraal onderdeel van de samenleving vormt. Dit betekent dat er ook aanpassingen nodig zijn buiten deze sector, opdat de samenleving optimaal van de diensten van de sector kan profiteren.

Gepubliceerd op FD.nl.

Een uitgebreidere versie van dit artikel staat op de website van ESB, 14 oktober 2016