Opinie
Begrotingsimpuls: perfect getimed?
De overheidsbestedingen geven een welkome impuls op het moment dat de groei van de Nederlandse economie vertraagt. Perfect getimed, zou je denken.
De economische groei hangt dit jaar in Nederland in flinke mate af van de groei van de overheidsbestedingen. Meer zelfs dan in de afgelopen tien jaar het geval was. Zie figuur 1.
Dat komt enerzijds doordat de overheidsbestedingen een substantiële groei van 2,4 procent laten zien dit jaar. En anderzijds omdat er minder sjeu zit in andere sectoren van de economie: van de export verwachten we dit jaar immers weinig, en ook consumptie en private investeringen laten slechts een bescheiden groei zien. Dan blijft de overheid over om te zorgen voor groei, en dat doet zij naar verwachting dus ook. Perfect getimed, zou je denken: juist wanneer de economische groei vertraagt, zorgt de overheidsbegroting voor een welkome impuls.
Nu is er veel positiefs te zeggen over het Nederlandse begrotingsbeleid. Een van die positieve dingen is dat het veel nadruk legt op lange-termijndoelen, zoals een houdbare financiële positie van de overheid en economische stabiliteit. Daarmee kent het echter minder ruimte voor timing. Zo is het gebruikelijk voor een nieuwe coalitie om de plannen voor de gehele regeringsperiode vast te leggen in een regeerakkoord. Dit heeft natuurlijk veel te maken met het Nederlandse meerpartijenstelsel, waarin altijd meer partijen moeten samenwerken om een parlementaire meerderheid te hebben. Dan wil je als coalitiepartner wel weten waar je aan toe bent, voor je je handtekening zet. Hoe het ook zij, een nieuwe regering kijkt in Nederland wel alvast een paar jaar vooruit. Bovendien maken de coalitiepartners afspraken vooraf over hoe ze met mee- en tegenvallers op de begroting omgaan. Daarbij geldt het zogenaamde ‘trendmatige begrotingsbeleid’: de begroting mag tot op zekere hoogte mee-ademen met de economie. Zo beschermen de kaders de begroting voor de politieke waan van de dag. En is de mogelijkheid voor ‘timing’ beperkt tot het mee laten bewegen van de belastinginkomsten en de werkloosheidsuitgaven met de conjunctuur.
Terug naar 10 oktober 2017, de dag waarop het aantredende kabinet Rutte III zijn regeerakkoord mét gedetailleerd budgettair overzicht presenteerde. Wat had het kabinet voor 2019 in petto? Allereerst valt op dat voor het jaar 2019 een stevige lastenverschuiving was voorzien: lagere belastingen voor burgers, hogere voor bedrijven. Aan de uitgavenkant boekte men voor 2019 netto 8 miljard aan intensiveringen in. Bij elkaar telde dat op tot zo’n 7 miljard euro ‘saldoverslechtering’, ofwel de verandering in het verschil tussen uitgaven en inkomsten. Een paar weken eerder ging het CPB in de jaarlijkse Macro Economische Verkenningen (MEV) nog uit van 2,5 procent groei in 2018, en constateerde het dat de Nederlandse economie ‘op het opgaande gedeelte van de conjunctuurgolf’ zat. Er was op dat moment geen reden om te verwachten dat 2019 er heel anders uit zou zien. In die context was de geplande intensivering van 7 miljard voor 2019 ‘procyclisch’ te noemen: het zou de economische cyclus versterken in plaats van dempen. Een punt van kritiek dat ook wij destijds logischerwijs hebben geuit.
Het jaar 2019 is inmiddels gearriveerd en de economische werkelijkheid ziet er toch wat anders uit dan het kabinet bij zijn aantreden eind 2017 kon verwachten. Een flinke groeivertraging is inmiddels ingezet, in Nederland en daarbuiten. In dat licht geeft de door ons geraamde stijging van de overheidsbestedingen met 2,4 procent inderdaad een welkome impuls. Perfect getimed dus. Achteraf.