Onderzoek
Directe en indirecte handelsstromen tussen Nederland en het Verenigd Koninkrijk
Een Brexit zonder deal, ofwel een harde Brexit, heeft grote gevolgen voor de Nederlandse economie. Met nog minder dan dertig dagen te gaan geven we een uitgebreide analyse van de kwetsbaarheden voor de verschillende bedrijven en sectoren.
In het kort
Voorbereiden op de Brexit
Wij achten de kans op een ordelijke Brexit nog steeds het grootst, maar de kans op een harde Brexit is oncomfortabel groot. Een Brexit zonder deal, ofwel een harde Brexit, heeft grote gevolgen voor de Nederlandse economie. Met nog minder dan tweeëntwintig dagen te gaan is het daarom van belang om te onderzoeken waar de kwetsbaarheden liggen. De gevolgen van een harde Brexit kunnen echter voor verschillende sectoren en individuele bedrijven uiteen lopen. In deze Special brengen we de directe en indirecte handelsstromen in beeld.
Box 1: Voorbereiden op de Brexit
Bij een (harde) Brexit krijgen bedrijven niet alleen te maken met financiële aspecten zoals mogelijke douanetarieven. Regels op allerlei gebieden kunnen gaan veranderen met gevolgen voor bijvoorbeeld: opslag van persoonsgegevens, diploma’s, licenties en technische standaarden, after sales service en personeel in Nederland met een Britse nationaliteit. Rabobank heeft een checklist die u helpt om relevante aspecten door te nemen. Daarnaast heeft Rabobank de Brexit Monitor, waarin u beknopte analyses vindt, evenals links naar andere relevante kennis die Rabobank over de Brexit biedt. Hieronder volgt nog een aantal handige links over de gevolgen van een harde Brexit per sector of bedrijf. Niet alleen bedrijven die rechtstreeks met het Verenigd Koningrijk handelen worden getroffen. Brexit kan een bedrijf raken via de waardeketen (zie box 2).
Handige links over de impact van een harde Brexit:
Een grote impact op een individuele sector hoeft geen grote gevolgen te hebben voor de Nederlandse economie. In figuur 1 staat het aandeel van toegevoegde waarde van sectoren in de Nederlandse economie.
Directe export en import
Om te onderzoeken waar de kwetsbaarheden voor de Nederlandse sectoren liggen bij directe export en import kijken we naar de percentages van de totale in- en uitvoer per product of dienst. Van de totale export van goederen exporteert Nederland circa 8 procent naar het VK, zie figuur 2. Dit is inclusief wederuitvoer. De export naar het VK van zowel goederen als diensten is goed voor 2,9 procent van de toegevoegde waarde die in Nederland wordt geleverd, hier gaan we later op in. Als we kijken naar de verschillende producten zien we dat de export van toestellen voor telecommunicatie het meest afhankelijk is van de export naar het VK. Hiervan gaat voor iets meer dan 15 procent van de totale export van toestellen voor telecommunicatie naar het VK. Net zoals bij vlees en vleesproducten. Schoeisel sluit de top drie af met ongeveer 14 procent.
Nederland exporteert niet alleen goederen, maar ook diensten naar het VK. Circa 12 procent van de totale export aan diensten gaat naar het VK. Figuur 3 geeft de belangrijkste diensten weer. Ongeveer 23 procent van de telecommunicatiediensten wordt naar het VK geëxporteerd. Net zoals computerdiensten.
Van alle in Nederland geïmporteerde goederen komt circa 6 procent uit het VK. Daarvan landt uiteindelijk 2,3 procent van toegevoegde waarde uit het VK in het uiteindelijke gebruik in Nederland, hier gaan we later op in. Van de geïmporteerde dierlijke oliën en vetten komt maar liefst 18 procent uit het VK, zie figuur 4. Ook importeert Nederland voor circa 13 procent aan minerale brandstoffen, smeermiddelen en dergelijke producten. Hieronder vallen bijvoorbeeld ruwe aardolie en aardolieproducten en elektrische energie.
Van de geïmporteerde diensten komt zo’n 11 procent uit het VK. Bij verzekeringsdiensten en telecommunicatiediensten komt zelfs meer dan een kwart van de import uit het VK, zie figuur 5.
Indirecte handelsstromen
Naast de directe handelsstromen zijn er ook indirecte stromen van import en export. Bijvoorbeeld wanneer een Nederlands product –of onderdelen daarvan- via Duitsland naar het VK wordt geëxporteerd.
Box 2: Geen directe handel met het VK, toch gevolgen voor bedrijven!
Ook een bedrijf dat niet direct met het Verenigd Koninkrijk handelt, kan gevolgen ervaren van een (harde) Brexit. De impact kan elders uit de waardeketen komen, omdat afnemers en toeleveranciers wel handelen met het VK. Bijvoorbeeld:
Het is daarom essentieel om niet alleen te kijken naar de directe afnemers en leveranciers, maar om de hele keten goed in kaart te brengen en vast te stellen welke schakels door een (harde) Brexit kunnen worden geraakt. Vergeet daarbij ook de randvoorwaarden niet. Denk aan zaken zoals verzekeren van vervoer of handel, valutakoersfluctuaties, leveringsvoorwaarden, bescherming van intellectueel eigendom, locatie van dataopslag, risicodekking via derivaten et cetera.
Daarnaast is het van belang of deze handelsstromen groot of klein zijn in verhouding tot de totale productie in Nederland. De toegevoegde waarde (omzet minus de waarde van alle halffabricaten en diensten die bij de productie zijn verwerkt) die afhankelijk is van het VK brengt dit adequaat in beeld. Hierbij kijken we naar twee indicatoren: 1) de Nederlandse toegevoegde waarde die afhankelijk is van de uiteindelijke vraag in het VK en 2) de toegevoegde waarde van eindgebruik in Nederland dat afhankelijk is van het VK. Het verschil tussen deze twee is als volgt:
- De Nederlandse toegevoegde waarde die afhankelijk is van de uiteindelijke vraag in het VK betreft eindproducten en diensten die in het VK worden geconsumeerd, waarin zowel eindproducten als diensten van Nederlandse bedrijven zitten, maar ook intermediaire producten en diensten van Nederlandse bedrijven.
- Bij de toegevoegde waarde van uiteindelijk gebruik dat afhankelijk is van het VK is het precies andersom en betreft het eindproducten en diensten die in Nederland worden geconsumeerd, maar waar bedrijven uit het VK een aandeel in hebben gehad.
Zo is de bouwsector vooral op de Nederlandse markt gericht. Deze sector is nauwelijks afhankelijk van handel met het VK, zelfs niet als we de indirecte handelsstromen meerekenen. Daarentegen is er bij de delfstoffenwinning een veel grotere afhankelijkheid: 5 procent van de toegevoegde waarde is afhankelijk van de directe en indirecte vraag in het VK. Ook is in deze sector circa 7 procent van de toegevoegde waarde direct of indirect afhankelijk van onderdelen uit het VK. Dit lijkt te maken te hebben met de rol van Nederland (haven van Rotterdam) in de internationale grondstoffenhandel.
Figuur 6 laat deze afhankelijkheden per sector zien. We zien dat de toegevoegde waarde van de Nederlandse landbouw sector en maakindustrie voor zo’n 6,5 procent afhankelijk is van de uiteindelijke vraag in het VK. Delfstoffenwinning is voor bijna 7 procent afhankelijk van onderdelen uit het VK en zakelijke dienstverlening is voor 3 procent afhankelijk van onderdelen uit het VK. Zakelijke diensten bestaan onder meer uit groothandel en detailhandel, transport en opslag en informatie en communicatie. Hoe meer een productgroep zich in de rechterbovenhoek bevindt, hoe afhankelijker deze sector is van het VK.
De grootte van de bol geeft het aandeel van toegevoegde waarde van die sector binnen de Nederlandse economie weer[1].
Figuur 6 toont productgroepen op hoog aggregatieniveau. De productgroepen kunnen ook verder worden uitgesplitst. Figuur 7 en 8 tonen deze uitgesplitste productgroepen voor zowel de Nederlandse toegevoegde waarde die afhankelijk is van de uiteindelijke vraag in het VK als de toegevoegde waarde van uiteindelijk gebruik in Nederland dat afhankelijk is van onderdelen uit het VK.
In figuur 7 zien we dat textiel, leder en gerelateerde producten voor iets meer dan 10 procent van de toegevoegde waarde afhankelijk zijn van de vraag in het VK. Samen met computers, elektronica en elektronische producten, die ook voor circa 10 procent afhankelijk zijn het VK, vallen ze in figuur 5 onder maakindustrie.
Figuur 8 toont aan dat delfstoffenwinning supportdiensten en delfstoffenwinning van energie producerende producten, voor circa 7 procent afhankelijk is van het VK. Andere zakelijke dienstverlening omvat diensten anders dan bijvoorbeeld informatie en communicatie en financiële- en verzekeringsactiviteiten[2].
[1] Hierbij heeft Nederland een arbitraire grootte, en heeft de maakindustrie de grootte van de hele industrie. Aangezien TiVA en CBS data hier gecombineerd worden kunnen de definities van elkaar afwijken.
[2] Andere zakelijke dienstverlening is zakelijke dienstverlening anders dan: informatie en communicatie, financiële- en verzekeringsactiviteiten, groothandel en detailhandel, transport en opslag, accommodatie en voedingsdiensten, telecommunicatie en onroerend goed activiteiten, IT en andere informatie diensten en uitgevende, audiovisuele en uitzendactiviteiten.
Omvang versus impact
Het in kaart brengen van de directe en indirecte handelsstromen is een beginstap om de kwetsbaarheid voor een harde Brexit in kaart te brengen. De omvang van de handelsstromen zegt echter niet alles over de uiteindelijke impact op de Nederlandse sectoren of individuele bedrijven. Deze impact is sterk afhankelijk van de substitutiemogelijkheden en prijselasticiteit van de vraag (hoeveel de vraag naar een product verandert als de prijs verandert).
Nederlandse bedrijven kunnen proberen om andere afzetmarkten te vinden of goederen en diensten uit een ander land te halen in plaats van uit het VK. Zo is ruwe aardolie een grondstof die gemakkelijk elders in de wereld kan worden gekocht en verkocht. Dat betekent dat delfstoffenwinning ondanks de afhankelijkheid van het VK wel weerbaar lijkt. Voor producten waar niet of nauwelijks substitutiemogelijkheden bestaan zal de impact groter zijn. Dat geldt ook voor de vraag vanuit het VK. Als de Britten veel substitutiemogelijkheden hebben dan zal dat de vraag en de onderhandelingspositie van Nederlandse bedrijven raken.
Prijselasticiteit van de vraag is ook van belang. Handelen tussen Nederland en het VK zal complexer en duurder worden en deze kostenverhoging kan de vraag naar Nederlandse producten raken. De impact zal groter zijn voor bedrijven die de extra kosten niet (deels) kunnen doorgeven aan de Britse klant of die producten met een hoge prijselasticiteit verkopen, waarbij een verhoging in de prijs leidt tot een grote verlaging in de vraag. Zo zal de Britse vraag naar producten minder worden geraakt door de prijsverhoging voor basisproducten zoals eten en energie dan die voor luxeproducten zoals sieraden.
Daarnaast zijn er andere aspecten die de daadwerkelijke impact zullen bepalen, zoals institutionele veranderingen naar aanleiding van een harde Brexit en noodmaatregelen die de EU en het VK nemen om de impact te verzachten. Het verlaten van de Europese Interne Markt en de Europese Douane-unie zijn de grootste institutionele veranderingen en daardoor verandert het wettelijke kader voor het handelen met het VK. Dat valt namelijk terug op Wereldhandelsorganisatieregels. Het wegvallen van de interne markt heeft vooral gevolgen voor de handel in diensten, omdat je die niet zomaar over de grens kunt aanbieden. Handel in goederen kan doorgaan maar wordt complexer en duurder door allerlei belemmeringen zoals dubbele controles van standaarden of verschillende btw-systemen. Het weg vallen van de douane-unie heeft alleen gevolgen voor de goederenhandel en verhoogt de kosten door de formaliteiten en wachttijden bij de grens. Dit zal een grotere impact hebben op sommige sectoren. Bekende voorbeelden zijn bedrijven die bederfelijke goederen leveren of die afspraken hebben om just in time te leveren en sterk geïntegreerde en grensoverschrijdende waardeketens zoals de auto-industrie. Andere institutionele veranderingen die impact kunnen hebben zijn meer ad-hoc, zoals de verhuizing van het Europese Agentschap voor de Medicijnen naar Amsterdam (EMA), wat gevolgen kan hebben voor de vestiging van farmaceutische bedrijven en handelsstromen van de sector.
Kansen
We hebben ons tot nu toe gericht op de risico’s, maar de Brexit biedt ook kansen voor individuele bedrijven. Voor de hand liggend is het aanbieden van diensten ter ondersteuning van omgaan met de gevolgen van de Brexit. Douaniers verwachten 40 procent meer werk. Bedrijven die nu aan het VK leveren en beter zijn voorbereid dan hun concurrenten kunnen ook hun concurrentiepositie versterken. Over concurrentie gesproken: Britse goederen zullen ook duurder worden voor de EU en sommige diensten zullen niet meer over de grens kunnen worden aangeboden. Dat zal de concurrentiepositie van Europese bedrijven ten opzichte van Britse bedrijven verbeteren en daar kunnen ook Nederlandse bedrijven op inspelen. Sectoren waarvan de Europese Unie (exclusief het VK) het meest uit het VK importeert is andere zakelijke dienstenverlening. Ook exporteert het VK veel financiële,- en verzekeringsdiensten, zie figuur 9.
Daarnaast is Nederland goed gepositioneerd om bedrijven van buiten de EU aan te trekken die nu het VK nog als toegangspoort tot de EU gebruiken. Nederland is namelijk een logische en relatief aantrekkelijke toegangspoort tot Europa, mede dankzij Rotterdam als grootste haven van Europa, Schiphol als kwalitatief hoogwaardige internationale ‘hub’, een goede (ICT) infrastructuur, een gunstige geografische ligging binnen Europa en een hoogopgeleide beroepsbevolking die haar talen spreekt. De Nederlandse overheid heeft recent aangekondigd dat er in 2018 42 bedrijven naar Nederland zijn verhuisd door de Brexit, en dat zou hebben geleid tot 1.923 banen en een bedrag van 291 miljoen euro aan investeringen.