Onderzoek
Nordhaus ontvangt de (Nobel)prijs die hij verdient, maar CO2 nog niet
De nieuwste Nobelprijs in de economie erkent onderzoek naar het juiste prijskaartje voor broeikasgas. Maar gangbare schattingen daarvan zien wij nog niet terug in de plannen van het kabinet.
De Nobelprijs voor Economie wordt dit jaar uitgereikt aan de Amerikaanse economen William Nordhaus en Paul Romer. Nordhaus ontvangt de prijs voor zijn macro-economische model dat als eerste de wisselwerking tussen economie en klimaat bevat. Hiermee kan men een prijskaartje aan klimaatschade hangen. De door het kabinet voorgestelde CO2-prijs is echter veel lager dan de optimale prijs zoals wetenschappelijk onderzoek geïnspireerd door Nordhaus suggereert.
Climate change economics
De productie van goedkope energie en voedsel genereert een groot deel van de wereldwijde CO2- en methaanemissies (CH4). De door deze emissies veroorzaakte klimaatverandering heeft negatieve gevolgen voor mens en economie. Deze uitstoot aanpakken is niet zo eenvoudig en is kostbaar. Daarom zien economen de klimaatverandering als de ‘moeder van alle externaliteiten’ (Tol, 2009): het probleem is groter, complexer en met meer onzekerheid omgeven dan elk ander milieuprobleem. Daarom is het ook zo belangrijk dat economen, met Nordhaus als pionier (hij heeft sinds de jaren zeventig de economische impact van klimaatverandering bestudeerd), de economische effecten van klimaatverandering in kaart brengen.
Het werk van Nordhaus
Nordhaus is een pionier omdat hij naar het klimaat keek terwijl veel andere economen dit volledig negeerden. In 1994 publiceerde Nordhaus zijn bekende Dynamic Integrated Climate-Economy (DICE)-model, de eerste grote poging om een prijskaartje aan klimaatverandering te hangen. Op basis van Nordhaus’ werk zijn andere grote modellen (‘integrated assessment models’, IAM’s) ontwikkeld, die complexe klimaatprocessen, economische groei en feedback tussen de twee processen in een modelkader combineren. Daarmee kan men niet alleen de economische schade van klimaatverandering berekenen, maar ook de zogenoemde ‘Social Cost of Carbon’ (SCC) schatten, wat een maatstaf is voor de economische schade die wordt veroorzaakt door een toename van CO2. De SCC kan dus ook de prijs van een ton CO2-uitstoot helpen bepalen.
Tegenwoordig zijn meer dan 300 schattingen van de SCC beschikbaar (Tol, 2012), waarbij de SCC gemiddeld rond de 70 euro per ton CO2[1] ligt en stijgt met de tijd (een meta-analyse van de SCC-schattingen in de literatuur is te vinden in Tol, 2009).
[1] De gemiddelde SCC was 41 dollar per ton CO2 in 1995, wat gecorrigeerd voor inflatie rond de 70 dollar is in 2020.
Relevantie van Nordhaus’ werk vandaag de dag – CO2-belasting en CO2-prijs
Eigenlijk is klimaatverandering een vorm van marktfalen: de gehele maatschappij moet de klimaatschade dragen, terwijl de gebruikers van fossiele brandstoffen profiteren. Economen hebben een oplossing voor een dergelijk marktfalen: CO2-belasting, ook wel bekend als ‘de vervuiler betaalt’. De SCC uit de modellen van Nordhaus kan worden gebruikt om te berekenen hoe hoog zo’n CO2-belasting zou moeten zijn: als de SCC hoog is, is het voordelig om de CO2-uitstoot te beperken. In een perfecte wereld zal de SCC gelijk zijn aan een optimale CO2-belasting, waardoor de ‘vervuiler’ precies voor die schade betaalt die zijn CO2-uitstoot veroorzaakt.
De in het Regeerakkoord afgesproken minimum CO2-prijs van 18 euro per ton CO2 in 2020 zal er voor zorgen dat sommige vervuilers, met name de elektriciteitssector (en dus de afnemers daarvan), een gedeelte van de schade betalen die hun CO2-uitstoot veroorzaakt. De minimum CO2-prijs heeft daarmee hetzelfde effect als een CO2-belasting. De elektriciteitssector moet echter al emissierechten kopen in het kader van het Europese systeem voor emissiehandel (EU ETS) om CO2 te mogen uitstoten. De door het kabinet voorgestelde CO2-prijs bestaat dus uit de EU ETS-prijs en, wanneer de EU ETS-prijs onder de minimum CO2-prijs ligt, een additionele nationale heffing die hoog genoeg is om die minimum CO2-prijs te bereiken. Hoewel de schattingen uit verschillende onderzoeken ver uit elkaar liggen, kunnen we nu al wel met zekerheid zeggen dat de in het Regeerakkoord afgesproken minimum CO2-prijs lager is dan de SCC en dat een consistente onderbouwing van de door het kabinet voorgestelde CO2-prijs ontbreekt. Bovendien is het goed mogelijk dat de Nederlandse minimumprijs straks überhaupt niet relevant is, aangezien de huidige EU ETS prijs boven de minimumprijs van het kabinet ligt. Een hogere prijs is nodig als het kabinet via dit middel de energietransitie wil versnellen. Om de klimaatdoelen van Parijs te halen, is volgens de ‘High Level Commission on Carbon Prices’ een prijs nodig van 40-80 dollar (35-70 euro) per ton CO2 in het jaar 2020.