Onderzoek
Mismatch op de Nederlandse arbeidsmarkt is laag
Er wordt vaak gesteld dat sprake is van mismatch op de Nederlandse arbeidsmarkt. Wij vinden hiervoor echter weinig bewijs. Dit suggereert dat beleid gericht op intersectorale mobiliteit en scholing niet zal leiden tot een sterke werkloosheidsdaling.
In het kort
Steeds vaker zijn er geluiden in de media te horen dat 'mismatch' op de Nederlandse arbeidsmarkt sinds de crisis is toegenomen.[1] De vraag naar arbeid zou in ons land steeds minder goed aansluiten op het arbeidsaanbod. Als dit waar is, dan heeft dat belangrijke gevolgen voor de werkloosheid, die dan niet zozeer cyclisch van aard is, maar structureel. Dit betekent dat mensen die werkloos zijn niet beschikken over de juiste kennis en vaardigheden om te reageren op de banen die ontstaan. Daardoor zal de werkloosheid zelfs bij economische groei slechts beperkt kunnen dalen.
[1] Zie bijvoorbeeld NU.nl: Mismatch op Nederlandse arbeidsmarkt is hoog, 14 juli 2015; ADP, Mismatch tussen vraag en aanbod kenmerkt arbeidsmarkt, 14 juli 2015; UWV (2014), Sectoren in beeld. Ontwikkelingen, kansen en uitdagingen op de arbeidsmarkt. Amsterdam; UWV; Randstad (2014), Randstad Arbeidsmarktverkenning 2014, Gfk; Vermeend, W. en R. van der Ploeg, Arbeidsmarkt niet voorbereid op de toekomst, De Telegraaf, 13 juli 2014.
In dit Themabericht[2] onderzoeken we mismatch op de Nederlandse arbeidsmarkt vanuit drie verschillende invalshoeken. We vinden geen bewijs dat mismatch op dit moment hoog is of de afgelopen tijd is gestegen. De zogenoemde 'Beveridge curve' in Nederland is sinds de crisis niet verschoven, in tegenstelling tot in de eurozone als geheel. Dit geeft aan dat de mismatch in ons land op macroniveau niet is veranderd. Ook als we kijken naar sectoren, zien we dat slechts 13% van de werkloosheid te wijten valt aan mismatch, wat historisch en internationaal laag is. Tot slot scoort Nederland zelfs het beste van alle OECD-landen als het gaat om de aansluiting van werknemersvaardigheden op hun baan.
[2] De auteurs bedanken Eric van Loon en Wouter Verbeek. Een groot deel van dit Themabericht is gebaseerd op onderzoek en inzichten uit twee publicaties: Erken, H.P.G., E.J.M. van Loon en W.P. Verbeek (2015), Mismatch op de Nederlandse arbeidsmarkt, ESB, 100 (4704), blz. 102-105 en Erken, H.P.G., E.J.M. van Loon en W.P. Verbeek (2015), Mismatch on the Dutch labour market during the Great Recession, CPB Discussion Paper 303, Den Haag.
Mismatch op macroniveau: de Beveridge curve
In tijden van hoogconjunctuur is de arbeidsmarkt krap, zijn er veel vacatures en is er weinig werkloosheid. In laagconjunctuur zijn werkgevers juist terughoudend met het werven van personeel, waardoor het aantal vacatures laag is en de werkloosheid hoog. De verhouding tussen het aantal vacatures en de werkloosheid kan worden weergegeven als een diagonaalcurve die in de economie bekend staat als de Beveridge curve (figuur 1). Deze curve wordt vaak gebruikt om te onderzoeken of er sprake is van mismatch in een economie.
Het normale cyclische verloop kenmerkt zich door bewegingen rond de Beveridge curve tegen de wijzers van de klok in (zie figuur 1). Omdat vacatures sneller kunnen worden geplaatst als reactie op het aantrekken van een economie dan dat mensen werk vinden en de werkloosheid vervolgens kan dalen, kunnen er op korte termijn afwijkingen van de Beveridge curve ontstaan, zonder dat sprake is van een verschuiving van de curve.
Pas wanneer sprake is van een verschuiving van de Beveridge curve is er iets structureel veranderd op de arbeidsmarkt. In deze situatie stijgt het aantal vacatures, maar neemt de werkloosheid niet overeenkomstig af. Dit wordt mismatch genoemd, omdat er dus banen beschikbaar zijn, maar mensen die op zoek zijn naar een baan (de werklozen) kennelijk niet in staat zijn om deze vacatures te vervullen. Deze situatie kan worden veroorzaakt doordat werklozen niet over de juiste kennis en vaardigheden beschikken om te reageren op een vacature, bijvoorbeeld omdat mensen in de ICT worden gezocht, terwijl de meeste werklozen uit de bouw komen. Het kan ook komen doordat werklozen niet wonen in de buurt waar de banen ontstaan, bijvoorbeeld wanneer zij wonen in Noordoost-Groningen en niet kunnen of willen verhuizen naar de Randstad, waar naarstig naar personeel wordt gezocht. Deze situatie komt vaker voor als mensen met hun huis 'onder water staan'. Mismatch kan tot slot het gevolg zijn van te ruimhartige regelingen in de sociale zekerheid, waardoor mensen die werkloos zijn geen (financiële) prikkel hebben om te reageren op vacatures. Deze situatie deed zich bijvoorbeeld in de jaren tachtig voor met een te soepele WAO-regeling.
Figuur 1 laat duidelijk zien dat de er tot en met het eerste kwartaal van 2015 geen verschuiving van de Beveridge curve in Nederland heeft plaatsgevonden. Het aantal vacatures stijgt weer, maar de werkloosheid daalt volgens eenzelfde stramien als tijdens de voorgaande economische cyclus (zie oranje bolletjes in de figuur). Kennelijk profiteren de werklozen dus in dezelfde mate als in het verleden van het economische herstel. Mocht mismatch wel toenemen, dan verwacht je een heel ander patroon (zie figuur 2). In de eurozone lijkt er namelijk wel structureel iets mis te zijn op de arbeidsmarkt en is de Beveridge curve naar buiten geschoven (zie Eurozone: conjunctureel herstel, structureel kwetsbaar). Daarbij valt overigens op dat de curve voor het eurogebied ook voor de crisis al rechts van Nederland lag.
Mismatch tussen sectoren
Ontwikkelingen van de Beveridge curve laten op macroniveau niet altijd de dynamiek zien die op een lager niveau speelt. Er kan wel degelijk sprake zijn van mismatch op sectoraal niveau, terwijl dit niet direct zichtbaar is aan de Beveridge curve. Deze situatie doet zich bijvoorbeeld voor als vacatures en werklozen erg scheef zijn verdeeld over sectoren: verandering van arbeidsmarktkrapte in sommige sectoren kan bij aggregatie wegvallen tegen een ruime arbeidsmarkt in andere sectoren.
Om te onderzoeken hoe groot mismatch op sectorniveau (sectormismatch) is, heeft het CPB een gedachte-experiment uitgevoerd (zie studies genoemd in voetnoot 2). Stel je voor dat er een denkbeeldige planner is die zoveel mogelijk werklozen aan een baan wil helpen en werklozen zonder enige restrictie kan verplaatsen tussen sectoren. Hij zal werklozen dirigeren naar sectoren met een krappe arbeidsmarkt en naar sectoren waar het gemak waarmee vacatures aan werklozen worden gekoppeld hoog is. Als de planner klaar is, resteert een optimaal werkloosheidsniveau, waarbij geen sprake meer is van mismatch. Door dit optimale werkloosheidsniveau (zonder mismatch) te vergelijken met de daadwerkelijke werkloosheid, kan dus worden uitgerekend wat de bijdrage is van sectormismatch. Met andere woorden: hoeveel personen zijn werkloos door toedoen van mismatch op de arbeidsmarkt?
Figuur 3 laat de resultaten zien. Volgens berekeningen van het CPB is slechts 13% van de werkloosheid te wijten aan sectormismatch. Dat is relatief weinig in zowel historisch als internationaal perspectief.[3] Geconcludeerd kan worden dat de matches tussen sectorale vacatures en werklozen die op dit moment tot stand komen op de Nederlandse arbeidsmarkt niet heel veel slechter zijn dan wanneer een planner –zonder enige restrictie– dat zou doen. De 13% is een bovengrens, aangezien de planner geen rekening houdt met transitiekosten, zoals omscholingskosten of verhuiskosten. Zo zullen door de planner ook onrealistische matches tot stand komen, waarbij een werkloze metaalbankbewerker bijvoorbeeld wordt gekoppeld aan een vacature voor academisch onderzoeker.
[3] Het CPB concludeert in zijn studie ook dat andere vormen van mismatch, zoals geografische en beroepenmismatch, tijdens de crisis niet is gestegen.
Mismatch in vaardigheden
Een andere manier om naar mismatch op de arbeidsmarkt te kijken is door te onderzoeken in hoeverre de vaardigheden van werknemers aansluiten bij de banen die ze hebben. Het komt regelmatig voor dat werknemers ofwel meer vaardigheden bezitten dan ze voor hun werk nodig hebben, of juist over te weinig vaardigheden beschikken voor hun baan. Deze zogenoemde skills mismatch blijkt een belangrijke rem op de arbeidsproductiviteit, zo blijkt uit nieuw onderzoek van de OECD.[4] Vooral als er een hoog percentage is van mensen die veel meer vaardigheden bezitten dan nodig voor hun baan kan dat leiden tot productiviteitsverlies. Werkgevers die op zoek zijn naar werknemers met goede vaardigheden kunnen die dan namelijk minder goed vinden, omdat die vast zitten in minder productieve banen.
De hoogte van skills mismatch in verschillende landen is gemeten in een grootschalige enquête van de OECD uit 2012, de Survey of Adult Skills (PIAAC).[5] Als we kijken naar de mismatch van de twee vaardigheden die zijn gemeten, geletterdheid en rekenvaardigheid, dan blijkt Nederland het erg goed te doen. Het niet aansluiten van deze vaardigheden van werknemers op hun baan is hier het laagste van alle OECD-landen (figuur 4 en 5). Ook blijkt dat de kwalificaties van Nederlandse werknemers relatief vaak in juiste mate aansluiten op hun baan. Dit betekent dat werknemers in Nederland vaak op de goede plek zitten: de vaardigheden en kwalificaties die zij bezitten passen goed bij het werk dat zij doen.
[4] McGowan, M.A. en D, Andrews (2015), Labour market mismatch and labour productivity: Evidence from PIAAC data, no. 1209, Parijs.
[5] Dit is gedaan door werknemers te vragen of ze het gevoel hebben dat hun vaardigheden goed aansluiten bij hun baan en tegelijkertijd hun score voor vaardigheidsindicatoren te meten. Vervolgens worden mensen als overgekwalificeerd geclassificeerd als ze voor hun baan een veel hogere vaardigheidsindicator hebben dan gemiddeld in hun baan, en worden mensen als ondergekwalificeerd geclassificeerd als ze een veel lagere vaardigheidsindicator hebben dan gemiddeld in hun baan.
Waarom vinden andere studies wel veel mismatch?
Hoe kunnen we verklaren dat er diverse studies (voetnoot 1) zijn met een conclusie die diametraal staat op de onze? Veel studies houden onvoldoende rekening met de omvang van de mismatch die wordt geconstateerd. Zo kan er sprake zijn van tekorten aan ICT'ers en technisch personeel (zoals het UWV, Randstad en ADP laten zien), maar het oplossen van deze tekorten zal slechts beperkt invloed hebben op een daling van de werkloosheid op macroniveau. Deze sectoren zijn namelijk simpelweg te klein om de gestegen werkloosheid vanuit andere sectoren (zoals de bouw) te kunnen accomoderen. Om terug te grijpen op het gedachte-experiment van het CPB: de planner zal de extra vacatures in de ICT en technische sectoren direct opvullen met werklozen, maar houdt er nog een heleboel over die hij nergens kwijt kan. Inzetten op omscholingstrajecten en arbeidsmobiliteit heeft voor deze mensen dus weinig zin. Dat onderstreept direct dat enkele beleidsmaatregelen van het huidige kabinet gericht op het bevorderen van intersectorale mobiliteit waarschijnlijk niet zullen leiden tot een sterke werkloosheidsdaling.
Conclusie
In dit Themabericht hebben we laten zien dat mismatch op de Nederlandse arbeidsmarkt laag is, zowel in historisch als in internationaal perspectief. In de media is echter het tegenovergestelde beeld ontstaan. Hierdoor wordt gesuggereerd dat het werkloosheidsniveau in Nederland door een hoge mate van mismatch deels structureel van aard is, waardoor ook een stevige beleidsinterventie nodig is om dit structurele deel van de werkloosheid te bestrijden. Wij betwijfelen op basis van onze analyses echter of beleid gericht op intersectorale mobiliteit en scholing op dit moment wel zal leiden tot een sterke afname van de werkloosheid.