Update

Inflatiemonitor Nederland 2025Q1: forse daling inflatie in januari, maar handelsoorlog Trump stookt vuurtje weer op

3 februari 2025 18:15 RaboResearch

Het officiële inflatiecijfer (HICP) was met 2,9% in januari lager dan in december (3,9%). Ondanks de gestegen gasprijzen betaalde de gemiddelde consument minder voor energie dan een jaar geleden. We verwachten dat de kerninflatie de komende maanden weer oploopt. Mede dankzij de mondiale handelsoorlog die Trump is gestart, is de verwachting dat de inflatie voor 2025 uitkomt op 3,1% en op 2,8% in 2026.

Vrouw met bonnetje in supermarkt

In het kort

Over de inflatiemonitor

In deze publicatie bespreken we de inflatie in januari en onze inflatieverwachtingen voor de komende periode. Daarbij gaan we nader in op de verschillende componenten waaruit het totale inflatiecijfer is opgebouwd: de energieprijsinflatie, de voedselprijsinflatie en de kerninflatie (inflatie minus energie- en voedselprijzen). Ook staan we uitgebreid stil bij onze loonverwachting voor de komende periode. Tot slot hebben we een meer structurele analyse uitgevoerd, waarin we kijken naar de producten en diensten die de afgelopen vijf jaar het sterkst in prijs zijn gestegen.

De inflatiecijfers en -verwachtingen in deze publicatie hebben betrekking op de Europees geharmoniseerde prijsindex (HICP). Dit cijfer maakt vergelijkingen tussen EU-landen mogelijk. In Nederland kennen we naast deze maatstaf ook de consumentenprijsindex (CPI). Deze verschilt op een aantal punten van de HICP, maar omdat de CPI in Nederland veelvuldig wordt gebruikt, bijvoorbeeld om huurprijzen te indexeren, ramen we in deze monitor ook de CPI-inflatie (zie de bijlage). Voor meer informatie over onze methodologie om de inflatie te voorspellen, verwijzen we naar de bijlage bij een eerdere inflatiemonitor.

Totaalbeeld: inflatie aanzienlijk gedaald door dienstenprijzen

Het inflatiecijfer (HICP) van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) voor januari 2025 kwam uit op 2,9% (j-o-j, zie figuur 1). Dit betekent dat de gemiddelde consumentenprijzen in januari van dit jaar 2,9% hoger lagen dan in dezelfde maand vorig jaar. Dat is een aanzienlijke daling ten opzichte van december (3,9%) en het is ook lager dan onze eigen raming van 3,5%. De in Nederland veelgebruikte alternatieve maatstaf voor inflatie – de consumentenprijsindex (CPI) – kwam in januari met 3,3% (j-o-j) een fractie hoger uit dan de HICP en deze lag iets meer in lijn met onze eigen voorspelling van 3,6%.

Dat de inflatie lager uitkwam dan verwacht kwam vooral door een veel lagere stijging van dienstenprijzen, wat opmerkelijk is gezien de zeer sterke loongroei van de afgelopen periode. De voedselprijzen stegen in januari met 6,9% (j-o-j) het hardst, gevolgd door dienstenprijzen (4,1%), maar omdat diensten een veel groter deel uitmaken van het totale gemiddelde consumptiemandje van huishoudens is de bijdrage van diensten aan het totale inflatie groter (1,2 procentpunt voor voedsel versus 1,9 procentpunt voor diensten). De ontwikkeling van de goederen- en energieprijzen drukte het inflatiecijfer.

Een mogelijke oorzaak voor de lager dan verwachte inflatie in januari is dat in tegenstelling tot de jaren ervoor beide, doorgaans dure, midweken van de kerstvakantie in december begonnen. Hierdoor was het prijspeil van de Nederlandse bungalow- en vakantieparken in december bovengemiddeld hoog. De prijsstijging was met bijna 28% (j-o-j) zo’n 15 tot 20 procentpunt hoger dan in de maanden ervoor. Het is aannemelijk dat de prijsstijging van bungalow- en vakantieparken daardoor in januari – naar verwachting – beduidend lager was, met een lager dan verwachte kerninflatie tot gevolg. Aangezien dit effect tijdelijk is, gaan we ervan uit dat de kerninflatie in de volgende maanden weer hoger zal zijn dan in januari.

Figuur 1: Inflatie (HICP) kwam in januari 2025 uit op 2,9%

Inflatie (HICP) kwam in januari 2025 uit op 2,9%
Bron: CBS, RaboResearch

Tabel 1: Heatmap inflatie

Heatmap inflatie
Opmerking: de tabel geeft de bijdrage van de componenten aan het totale inflatiecijfer weer. Bron: CBS, RaboResearch 2025

Inflatieverwachtingen

Voor 2025 verwachten we dat gemiddelde inflatie uitkomt op 3,1% en voor 2026 op 2,8%. Dit is ruimschoots boven de doelstelling van de Europese Centrale Bank (ECB). We verwachten dat in beide jaren de hoge loongroei en de oplopende huren een flinke bijdrage blijven leveren aan de stijging van de dienstenprijzen, waardoor de kerninflatie hoog blijft. In 2025 komt daar een hoge voedselprijsinflatie bovenop, onder meer doordat de hogere accijnzen op tabak uit 2024 nog een half jaar een opwaarts effect zullen hebben.

Trumps nieuwe mondiale handelsoorlog

Voor 2026 verwachten we dat als gevolg van een wereldwijde handelsoorlog ook de goederenprijsinflatie toeneemt, iets waar we in onze ramingen al langere tijd rekening mee hielden. Op 1 februari heeft de Amerikaanse president Trump een presidentieel decreet getekend waarmee vanaf 4 februari de importtarieven op goederen uit Mexico en Canada stijgen met 25 procentpunt en die op goederen uit China met 10 procentpunt. De getroffen landen hebben aangegeven dat ze terug zullen slaan met vergeldingsmaatregelen. Trump heeft al gezegd dat ook de EU te maken zal krijgen met hogere Amerikaanse importtarieven. Mocht Trump daad bij woord voegen, dan zal de EU ongetwijfeld tegenmaatregelen nemen. In ons basispad gaan we voorlopig uit van een effectief hoger Amerikaans handelstarief van 5%, dat medio 2025 van kracht wordt. De EU zal daar volgens ons op reageren met een verhoging van het importtarief op Amerikaanse goederen met gemiddeld 1,5%. Door deze maatregelen komt de inflatie in Nederland al bijna een 1 procentpunt hoger uit vergeleken met een situatie zonder extra maatregelen (zie ook een eerdere studie). Bij een verdubbeling van de Amerikaanse handelstarieven naar 10% (met vergelding door de EU met een importtarief dat 3 procentpunt hoger ligt), kan de inflatie in Nederland in 2026 zelfs rond de 4% uitkomen. Als Trump de tarieven op producten uit de EU al eerder verhoogt, zal een deel van het extra inflatoire effect al in 2025 voelbaar zijn.

We verwachten dat de Nederlandse inflatie pas in 2027 normaliseert. Voor een compleet overzicht van onze inflatievoorspellingen voor de consumentenprijsindex (CPI), alsmede de onderliggende componenten, verwijzen we naar de bijlage bij dit rapport.

Tabel 2: Inflatievoorspellingen HICP

Inflatievoorspellingen HICP
Toelichting: p is een prognose. Bron: RaboResearch 2025

Energieprijzen

Hogere gas- en olieprijzen, tóch een negatieve bijdrage van energie?

De prijzen voor olie en gas zijn in januari gestegen ten opzichte van december (zie figuur 2). De olieprijzen stegen begin dit jaar hard door strengere Amerikaanse sancties tegen Iran en Rusland en door een koudegolf op het noordelijk halfrond. Halverwege januari liep de prijs van een vat Brent-olie op tot 82 Amerikaanse dollar per vat, de hoogste prijs in vijf maanden en een stijging van zo’n 10 dollar vergeleken met een maand eerder. Na een milde start van het winterseizoen werd het in december veel kouder in Canada, de Verenigde Staten, Europa, Rusland, China en Japan. Dit leidde tot een hogere vraag naar olie voor verwarming.

De gasprijzen stijgen al langere tijd. In februari vorig jaar was de gasprijs nog 26 euro per megawattuur (MWh) en op het moment van schrijven ligt de prijs meer dan twee keer zo hoog op ruim 54 euro per MWh. Dit is de hoogste prijs sinds februari 2023. Door het koude winterweer nemen de gasvoorraden snel af. Verder stuwen onder meer de onzekerheid rondom de export van vloeibaar gas (LNG) uit Maleisië, dat is getroffen door hevige overstromingen, en storingen in de Noorse gaspijpleidingen de gasprijs.

Figuur 2a: Gasprijzen zijn flink gestegen in januari

Gasprijzen zijn flink gestegen in januari
Bron: ICE, Macrobond, RaboResearch

Figuur 2b: Olieprijzen zijn flink gestegen in januari

Olieprijzen zijn flink gestegen in januari
Bron: ICE, Macrobond, RaboResearch

De bijdrage van de energiecomponent aan het totale inflatiecijfer is echter negatief. Deze component trok het algehele inflatiecijfer in januari met 0,1 procentpunt naar beneden. Hoe dat kan? Aan de hand van figuur 3 proberen we dit te verduidelijken. Inflatie wordt gemeten als de prijsverandering ten opzichte van een jaar geleden. In januari 2024 steeg de energieprijsinflatie juist flink. Dit kwam door drie effecten. Ten eerste daalde de temperatuur flink in januari 2024. Waar de gemiddelde temperatuur bijna het hele jaar boven het langjarig gemiddelde lag, daalde deze in januari 2024 naar gemiddeld 3,9 graad Celsius (langjarig gemiddelde: 3,6 graad). Ook in de rest van Europa was het koud. Een lagere temperatuur betekent dat mensen harder moeten stoken om huizen en kantoren te verwarmen, met als gevolg een hogere vraag naar aardgas en hogere prijzen.

Ten tweede speelde mee dat het prijsplafond in januari 2024 werd losgelaten. Hoewel dit niet direct invloed had op de energierekening van huishoudens die een nieuw energiecontract moesten afsluiten (omdat de energieprijzen lager waren dan de maximumtarieven van het prijsplafond), had dit wel degelijk impact op huishoudens die al eerder (bijvoorbeeld begin 2023) contracten hadden afgesloten waarin de contractprijzen hoger lagen dan het plafond. Zij gingen door het wegvallen van het plafond in januari ineens meer betalen.

Tot slot stegen per 1 januari 2024 de transportkosten voor gas én elektriciteit en ging de energiebelasting voor gas met ruim 11 cent per m3 omhoog, waardoor huishoudens met een vast energiecontract er per saldo ruim 150 euro op achteruit gingen, ondanks de lagere energiebelasting op elektriciteit en ondanks de hogere algemene korting op de energiebelasting.

Hoewel de energieprijsindex sinds september 2024 weer stijgt, ligt deze momenteel nog steeds onder het (hoge) niveau van begin vorig jaar. We verwachten dan ook dat de negatieve bijdrage van de energiecomponent aan het totale inflatiecijfer van om en nabij de -0,2 tot -0,3 procentpunt zeker tot en met april in de cijfers zichtbaar zal zijn.

Figuur 3: Bijdrage van energiecomponent aan inflatie in januari is negatief

Bijdrage van energiecomponent aan inflatie in januari is negatief
Bron: CBS, RaboResearch

Verwachtingen energieprijzen

We verwachten de komende tijd een daling van de gas- en olieprijzen (zie figuur 2 en dit rapport van onze energie-analisten Florence Schmit en Joe DeLaura). De dalende trend in de olieprijs komt doordat er voldoende aanbod is. We gaan er overigens niet van uit dat de intenties van de nieuwe regering Trump onder het motto “drill baby drill” leiden tot aanzienlijke productietoenames van olie en gas in de VS. Extra boringen zijn simpelweg onrendabel tegen de huidige marktprijzen en komen dus alleen van de grond als de Amerikaanse overheid overgaat tot ofwel forse subsidiëring of besluit om zelf te gaan boren.

De verwachte dalende trend in de gasprijs komt simpelweg doordat het einde van de winter in zicht komt. Marktspeculanten zorgen momenteel weliswaar voor opwaartse druk op de gasprijs in anticipatie van leveringsrisico’s, maar zodra de temperaturen stijgen, verwachten we een daling. Ook zien we in Nederland dat er, geschoond voor economische activiteit en temperatuur, nog steeds op gasverbruik wordt bespaard vergeleken met de periode van vóór de energiecrisis in 2022 en dat deze besparing structureel van aard is (zie figuur 4). Wat er precies achter die besparing zit (zie donkerblauwe balken ‘Gedrag’ in figuur 4) is moeilijk te achterhalen, maar deels zal meespelen dat bedrijven, energiemaatschappijen en consumenten voor hun energiebehoeften zijn overgeschakeld naar hernieuwbare bronnen (wind, zon, et cetera). Ook importeren energie-intensieve bedrijven mogelijk een deel van hun halffabricaten in plaats van dat ze deze zelf produceren, wat resulteert in een lagere gasvraag. Tot slot kan de samenstelling van het energie-intensieve deel van het Nederlandse bedrijfsleven zijn veranderd, waarbij sprake is van een lager gasverbruik, terwijl de industriële productie redelijk op peil is gebleven.

Figuur 4: Lagere gasconsumptie in Nederland lijkt structureel fenomeen

Lagere gasconsumptie in Nederland lijkt structureel fenomeen
Bron: CBS, KNMI, RaboResearch

Ondanks een dalende verwachte trend zijn er aanzienlijke opwaartse risico’s voor zowel de olie- als gasprijs. Een belangrijk risico zijn de protectionistische maatregelen van de regering Trump. Hogere handelstarieven kunnen de wereldwijde handelsstromen van olie en gas verstoren, met prijsstijgingen tot gevolg. Wanneer China bijvoorbeeld de hogere importtarieven vanuit de VS zou vergelden met restricties op de invoer van Amerikaans vloeibaar gas (LNG), zou het een groter beroep moeten doen op LNG vanuit Rusland of Qatar. Europa zou weliswaar kunnen proberen om meer Amerikaans LNG te kopen, maar dit zou nog steeds prijsopdrijvend kunnen uitpakken, omdat Amerikaans LNG duurder is dan het relatief goedkope Russische gas. Bovendien is het de vraag of contractuele verplichtingen een verschuiving van leveranciers überhaupt toestaan. Tot slot zien we een risico in de dalende gasvoorraden in Europa. In Europa zijn de gasvoorraden gedaald tot 53% van de maximum capaciteit en in Nederland zelfs tot minder dan 40% (zie figuur 5). Hoewel dit nog niet direct reden tot zorg is, kunnen aanhoudend lage temperaturen in de rest van de winter of het voorjaar zorgen voor verdere dalingen van de gasvoorraden, waardoor de energieprijzen mogelijk stijgen.

Figuur 5: Gasvoorraad Nederland

Gasvoorraad Nederland
Bron: ICE, Rabobank

Benzine en diesel

De stijging vanaf het recente dieptepunt van 69 dollar per vat Brent-olie medio september tot de prijs van 82 dollar half januari leidde tot duurdere benzine en diesel, waarbij de gemiddelde benzineprijs medio januari voor het eerst in een half jaar op bijna 2 euro per liter uitkwam.

De prijs voor een vat olie is inmiddels weer wat gedaald naar een niveau van rond de 77 dollar en de prijs daalt naar verwachting de komende maanden verder naar een niveau van net onder de 70 dollar. We denken dat de prijs voor een liter benzine of diesel de komende maanden dus ook weer wat zal dalen, maar opwaartse risico’s zijn er zoals gezegd volop. Zo is de dollar de afgelopen tijd een stuk sterker geworden ten opzichte van de euro. En we verwachten bovendien dat in de loop van het tweede kwartaal de euro-dollar-pariteit wordt bereikt; dat wil zeggen dat 1 euro gelijk is aan 1 dollar. Dit is sinds november 2002 niet meer voorgekomen, op een korte periode in het najaar van 2022 na. Daarom ligt het niet in lijn der verwachting dat de huidige benzine- en dieselprijzen binnenkort uitkomen op het niveau van afgelopen september – toen de olieprijs zich voor het laatst onder de 70-dollargrens begaf.

Figuur 6: Brandstofprijzen sinds september weer opgelopen door stijgende olieprijs

Brandstofprijzen sinds september weer opgelopen door stijgende olieprijs
Toelichting: betreft gemiddelde prijs per maand per brandstofsoort. Bron: CBS, RaboResearch 2025

Voedselprijsinflatie

Terug van nooit weggeweest: hogere prijzen in de supermarkt

Lege schappen in de supermarkten betekenen dat de prijsonderhandelingen in volle gang zijn. Dat zien we ook terug in de boodschappenprijzen voor januari. Ruim een jaar geleden, op 1 januari 2024, werd de bijzondere verbruiksbelasting op niet-alcoholische dranken verhoogd. Dat effect viel afgelopen maand weg uit de inflatieberekening, maar daarvan was in het CBS-inflatiecijfer voor voedingsmiddelen weinig te merken. Met een gemiddelde prijsverhoging van 7,0% ten opzichte van vorig jaar lag de voedselprijsinflatie zelfs boven die van afgelopen december.

In de afgelopen viereneenhalve week zijn de prijzen in de supermarkt met ruwweg 1% gestegen ten opzichte van eind december vorig jaar. De ‘usual suspects’ zoals zuivel en koffie stegen het hardst, maar echt grote uitschieters waren er niet (zie tabel 3). Eigenlijk zagen we in januari hogere prijzen in bijna alle productcategorieën. Dat er nagenoeg geen productcategorieën waren waar prijsdalingen zijn doorgevoerd, heeft bijgedragen aan de relatief hoge maand-op-maand-prijsstijging. De strategische keuzes van enkele supermarktketens om terughoudend te zijn met aanbiedingen hielpen de portemonnee van de consument ook niet.

Tabel 3: Prijsontwikkeling voedingsmiddelen in Nederlandse supermarkten per 31 januari 2025

Prijsontwikkeling voedingsmiddelen in Nederlandse supermarkten per 31 januari 2025
Noot: prijsontwikkeling gebaseerd op schapprijzen, dus exclusief aanbiedingen, in een beperkt aantal full-service-supermarkten. Gemeten over producten die in de gehele periode beschikbaar waren. Bron: RaboResearch 2025

Verwachtingen: accijnzen vertroebelen het beeld nog, maar onderliggende voedselprijsinflatie stijgt iets

Voor heel 2025 verwachten we min of meer dezelfde voedselprijsinflatie als vorig jaar (2024: 4,6%). Het goede nieuws is dat de impact van de accijnsverhogingen van vorig jaar (alcohol en tabak) de komende maanden gefaseerd uit het inflatiecijfer lopen. Het slechte nieuws is dat de prijsinflatie van voedingsmiddelen wel weer aan het toenemen is. Deze prijsstijgingen zijn terug te voeren op hogere grondstofkosten voor bijvoorbeeld koffie, cacao, palmolie en zuivel. Ook de hogere lonen spelen een rol. Niet alleen voedingsmiddelenproducenten hebben daar mee te maken. Vooral ook bij supermarkten, speciaalzaken en in de horeca drukken de stijgende personeelskosten momenteel flink op de marges.

Kerninflatie blijft hardnekkig hoog

De kerninflatie bedroeg in januari 2,5%, een stuk lager dan onze verwachting (3,6%). Vooral dienstenprijzen bleven significant achter bij onze voorspelling. Zoals aangegeven is een mogelijke oorzaak voor de lager dan verwachte kerninflatie in januari dat – in tegenstelling tot de jaren ervoor – eind 2024 beide, doorgaans dure, midweken van de kerstvakantie in december begonnen. Hierdoor was het prijspeil van de Nederlandse bungalow- en vakantieparken in december bovengemiddeld hoog. De prijsstijging was met bijna 28% (j-o-j) zo’n 15 tot 20 procentpunt hoger dan in de maanden ervoor, terwijl deze van bungalow- en vakantieparken in januari – naar verwachting – beduidend lager was, met als gevolg een lager dan verwachte kerninflatie.

We voorzien dan ook dat de kerninflatie de komende maanden weer oploopt. Het structurele patroon is daarbij onveranderd: hogere lonen en huren zijn de belangrijkste redenen voor stijgende dienstenprijzen. Hoewel gedetailleerde inflatiecijfers over welke diensten precies duurder zijn geworden pas later beschikbaar komen, kunnen we wel een idee krijgen om welke diensten het gaat door in te zoomen op de cijfers voor december (figuur 7). Hieruit kunnen we opmaken dat de bijdragen aan de hoge kerninflatie vooral komen uit prijsstijgingen in de horeca (waaronder de hierboven genoemde vakantieparken), de huren en overige diensten (zoals kappers, verzekeringen, juridische, administratieve en financiële diensten, en schoonmaakdiensten).

Figuur 7: Horeca, huren en overige diensten zijn in december het hardst in prijs gestegen

Horeca, huren en overige diensten zijn in december het hardst in prijs gestegen
Bron: CBS, RaboResearch 2025

Lonen stijgen hard

Diensten worden vooral duurder doordat de lonen de afgelopen periode hard zijn gestegen. Over het algemeen zijn diensten arbeidsintensief en lonen maken een aanzienlijk deel uit van de totale kosten van bedrijven en instellingen. In 2024 kwam de totale gemiddelde cao-loongroei uit op 6,7%, na ook al in 2023 met 6,1% procent te zijn gestegen. We kunnen concluderen dat de lonen in januari voor het eerst sinds het uitbreken van de energiecrisis de consumentenprijsstijging hebben ingehaald en dat de reële lonen terug zijn op het niveau van net voor de coronacrisis (zie figuur 8). Dit betekent dat de gemiddelde verloren koopkracht door de sterke inflatie vanuit het optiek van de cao-lonen is ingelopen. Hoewel we denken dat het tempo waarin de lonen stijgen de komende periode afneemt, verwachten we dat de cao-lonen met 4,7% ook dit jaar harder toenemen dan de consumentenprijzen.

Figuur 8: Lonen en prijzen liggen weer op niveau van voor de coronacrisis

Lonen en prijzen liggen weer op niveau van voor de coronacrisis
Bron: CBS, RaboResearch 2025

Huren dragen ook sterk bij

Sinds 1 juli 2024 (het wettelijke moment waarop de huren worden geïndexeerd) dragen ook huurverhogingen gemiddeld per maand fors bij aan de kerninflatie. Hierbij ging het om een bijdrage van zo’n 0,6 procentpunt aan het HICP-kerninflatiecijfer en zelfs ruim 1,3 procentpunt aan de CPI-kerninflatie. Dat huren momenteel hard stijgen, komt doordat de hoge inflatie uit 2022 met een flinke vertraging nog steeds doorwerkt in de huurstijging. Dit heeft te maken met de (complexe) manier waarop huren worden geïndexeerd (zie box 1 voor meer uitleg). In het verleden was de indexatie van huren – zowel in de vrije sector als in de sociale huursector – gekoppeld aan de inflatie uit het voorgaande kalenderjaar. Dit betekent dat de huurstijging de inflatie met een vertraging van één jaar volgde. In reactie op de hoge inflatie zijn de spelregels de afgelopen jaren diverse keren gewijzigd, bijvoorbeeld door op basis van de cao-loongroei te indexeren. De wijziging van de spelregels pakte vooral voor de sociale huursector ongelukkig uit (zie bijlage 1) met als gevolg huurstijgingen die een stevig effect hebben gehad op de inflatie, en dan met name in de CPI.

Box 1: Hoe worden huren momenteel geïndexeerd?

In 2024 was de maximale huurstijging in de sociale huursector gekoppeld aan de cao-loonstijging in het voorgaande kalenderjaar. Hierdoor ontstond een dubbele vertraging in de indexatie van de huren: terwijl de inflatie in 2022 piekte, liep de loonstijging pas vanaf 2023 op. Pas in 2024 leidde dat tot een verhoogde maximale huurstijging. Na een maximale huurstijging in de sociale huursector van 2,3% in 2022 en 3,1% in 2023 mochten huren in dit segment vorig jaar met maximaal 5,8% stijgen. De gemiddelde huurstijging in de sociale huursector kwam dicht bij dit maximum in de buurt: deze kwam uit op 5,6%. Volgens deze systematiek zou de maximale huurstijging in de sociale huursector dit jaar op 6,7% uitkomen: nog hoger dan vorig jaar.

Op de Woontop in december is echter afgesproken dat huren bij individuele zittende huurders in de sociale huursector (ongeacht de verhuurder) met maximaal 5,0% mogen stijgen. Bij verduurzaming of woningverbetering is soms een hogere huurstijging toegestaan. De gemiddelde huurstijging bij zittende huurders mag per corporatie niet hoger uitvallen dan 4,5%. Vanaf volgend jaar geldt een nieuwe systematiek, waarbij de maximale huurstijging in de sociale huurstijging is gebaseerd op de gemiddelde inflatie uit de voorgaande drie kalenderjaren.

In het middensegment – vroeger onderdeel van de vrije sector, maar vanaf dit jaar onderdeel van het gereguleerde huursegment – blijft de maximale huurstijging gekoppeld aan de cao-loonstijging uit het voorgaande kalenderjaar, met een opslag van 1%. Dit geldt alleen voor woningen die vanaf 1 juli 2024 zijn verhuurd en waarvan het huurcontract niet is geliberaliseerd. In 2025 gaat het om woningen met een aanvangshuur die (conform de regels over maximale huur) meer dan € 900,07 bedraagt en maximaal € 1184,82. Bij deze woningen mag de huur bij zittende huurders dit jaar met maximaal 7,7% stijgen.

In de vrijehuursector – hieronder vallen ook bestaande geliberaliseerde huurcontracten van woningen die bij nieuwe verhuur in het middensegment zouden vallen – is de maximale huurstijging bij zittende huurders sinds 2023 gelijk aan het minimum van de inflatie en de cao-loonstijging uit het voorgaande kalenderjaar, met een opslag van 1%. Omdat de inflatie alweer stevig is gedaald, valt de maximale loonstijging in dit segment lager uit dan in het middensegment. De maximale huurstijging in 2025 komt hier uit op 4,1%.

Verwachtingen kerninflatie

Vooruitkijkend verwachten we dat de kerninflatie dit en volgend jaar met respectievelijk 3,1% en 3,4% hoog blijft. Dit ondanks dat we onze cao-loonvoorspellingen recent flink naar beneden hebben bijgesteld. Niet alleen voorspelt ons loonmodel een fors lagere loongroei dan eerder (figuur 9), maar ook is een duidelijke daling in de loongroei waarneembaar in nieuw afgesloten cao’s die betrekking hebben op 2025 en sommige op 2026(zie de cao-kijker van de AWVN).

We verwachten dat de loongroei zowel in 2025 als in 2026 de inflatie overtreft. Door een aanhoudend krappe arbeidsmarkt blijft de onderhandelingspositie van werknemers rondom de arbeidsvoorwaarden sterk, wat resulteert in een substantiële loongroei. Bovendien zijn er nog altijd bedrijfstakken waar de loonstijging achterblijft, zoals we in onze vorige monitor al aangaven.

Figuur 9: Loonvoorspellingen

Loonvoorspellingen
Bron: CBS, RaboResearch 2025

Niet gas, maar tabak, olijfolie, suiker en vliegtickets stegen de afgelopen vijf jaar het meest in prijs

In deze analyse zoomen we iets verder uit en kijken we naar welke producten en diensten over de afgelopen jaren het sterkste in prijs zijn gestegen. We nemen daarbij de situatie net voorafgaand aan de coronacrisis in 2020 als uitgangspunt. Als we de consumentenprijsindex in het vierde kwartaal van 2024 vergelijken met hetzelfde kwartaal in 2019, dan blijkt dat van alle consumentengoederen en -diensten in het boodschappenmandje van de CPI shag en andere tabaksproducten (zoals de vulling van een e-sigaret of vape) en sigaretten in vijf jaar tijd het sterkst in prijs zijn gestegen (tabel 4). De accijnsverhoging in het voorjaar van 2024 heeft hier grotendeels aan bijgedragen, maar ook in de jaren ervoor is de accijns op tabak aanzienlijk gestegen.

Tabel 4: Vooral tabak, olijfolie en suiker werden fors duurder

Vooral tabak, olijfolie en suiker werden fors duurder
Toelichting: de prijsverandering heeft betrekking op het verschil tussen het prijsniveau van de CPI in het vierde kwartaal van 2024 ten opzichte van hetzelfde kwartaal in 2019 Bron: CBS, RaboResearch 2025

Door sterk oplopende grondstofprijzen zijn olijfolie en suiker in vijf jaar tijd respectievelijk 75% en 65% duurder geworden. Waar de prijsstijging van olijfolie vooral in de afgelopen twee jaar plaatsvond, piekte de suikerprijs voor consumenten in het voorjaar van 2023. Sindsdien is deze prijs min of meer stabiel gebleven. De tiende plaats voor cacao en chocolade in poedervorm valt nog alleszins mee, vergeleken met de meer dan verviervoudiging van de wereldcacaoprijs in de afgelopen vijf jaar.

Ook vliegtickets zijn met 65% in prijs gestegen sinds het vierde kwartaal van 2019. Waar de prijs voor een vliegreis in 2020 – toen het luchtverkeer wereldwijd grotendeels tot stilstand kwam doordat mensen vanwege de coronapandemie nauwelijks hun huis verlieten – nog daalde, explodeerde de prijs in het voorjaar van 2022. Enerzijds steeg de vraag naar vliegtickets enorm, aangewakkerd door de sterk toegenomen reisbehoefte van consumenten na twee jaar 'thuiszitten'. Anderzijds werden brandstoffen, waaronder kerosine, fors duurder na de Russische invasie in Oekraïne. Dit werd doorberekend in de ticketprijzen. Wel is de prijs voor een vliegreis sinds de prijspiek in de zomer van 2022 weer wat gedaald.

De energiecrisis die volgde op de inval in Oekraïne zorgde niet alleen voor hogere brandstofprijzen. Ook elektriciteit, maar met name gas werd fors duurder. Eind 2022 betaalden consumenten die een nieuw energiecontract afsloten ongeveer het dubbele voor stroom en het driedubbele voor gas ten opzichte van eind 2019 (figuur 10). Hoewel de energieprijzen sindsdien weer zijn gedaald, is de prijs voor gas – maar ook voor stadsverwarming waarvan de prijs is gekoppeld aan de gasprijs – voor een gemiddeld huishouden nog altijd meer dan 60% hoger dan vijf jaar geleden. Dit in tegenstelling tot de stroomprijs, die zelfs bijna 8% lager is dan eind 2019 (zie tabel 5). Maar per 1 januari 2020 is de consumentenprijs voor elektriciteit flink gedaald door een hogere heffingskorting op de energierekening, lagere leveringstarieven en een lagere energiebelasting op elektriciteit. Daarom moet de daling van de elektriciteitsprijs in de afgelopen vijf jaar met enige nuance worden bekeken. Ten opzichte van het laatste kwartaal van 2020 ligt de stroomprijs namelijk 50% hoger.

Figuur 10: Gas en stadsverwarming in vijf jaar tijd meer dan 60% duurder

Gas en stadsverwarming in vijf jaar tijd meer dan 60% duurder
Toelichting: index gebaseerd op CPI. Bron: CBS, RaboResearch 2025

Tussen de vele voedings- en genotsmiddelen in de top 20 staat ook de prijsstijging voor de (consumenten)diensten van banken. Hoewel de extreem lage rentestanden – die lange tijd een belangrijk argument waren van banken om de prijs voor een betaal- en/of spaarrekening te verhogen – (vooralsnog) tot het verleden behoren, zijn kosten voor innovatie en maatregelen tegen witwassen en terrorismefinanciering nog altijd belangrijke beweegredenen voor de prijsstijging. Ook gestegen loonkosten en energieprijzen (om de kantoren te verwarmen) wegen mee in de prijsverhoging.

Opvallend is verder de prijsstijging voor computeraccessoires, zoals een monitor of printer (tabel 5). Waar deze de afgelopen vijf jaar bijna 50% duurder zijn geworden, zijn de prijzen voor pc’s, laptops en tablets in dezelfde periode juist gedaald met bijna 15% (tabel 5). Ook mobiele telefoons en telefoonabonnementen behoren tot de weinige producten en diensten die de afgelopen vijf jaar juist goedkoper zijn geworden. Het zijn op het eerste gezicht echter vooral de hondenbezitters die spekkoper zijn. De hondenbelasting was eind vorig jaar namelijk ruim 45% lager dan in 2019. Al zal dit in euro’s niet opwegen tegen de hogere kosten die de hondenbezitters kwijt zijn aan onder meer diervoeding en de dierenarts. De prijzen voor deze goederen en diensten zijn in dezelfde periode met zo’n 30% gestegen.

Tabel 5: Hondenbelasting in vijf jaar tijd bijna gehalveerd, maar ook computers en telefoons goedkoper

Hondenbelasting in vijf jaar tijd bijna gehalveerd, maar ook computers en telefoons goedkoper
Toelichting: de prijsverandering heeft betrekking op het verschil tussen het prijsniveau van de CPI in het vierde kwartaal van 2024 ten opzichte van hetzelfde kwartaal in 2019. Bron: CBS, RaboResearch 2025

Bijlage: huurprijsstijgingen houden CPI-inflatie boven HICP

Om een goede vergelijking met de inflatie(verwachtingen) van andere EU-landen te kunnen maken, ligt de nadruk van onze monitor op de geharmoniseerde consumentenprijsindex (HICP). Sinds vorig kwartaal publiceren we ook onze verwachtingen voor de consumentenprijsindex (CPI) (zie tabel 6). Dit omdat de CPI in Nederland veelvuldig wordt gebruikt, bijvoorbeeld voor het indexeren van huurprijzen en pensioenen. Zoals in de inleidende paragraaf al gemeld, verschillen de CPI en de HICP in samenstelling van het zogenaamde mandje met consumentengoederen en diensten. Zo neemt de HICP de uitgaven van buitenlanders in Nederland mee, terwijl de CPI juist de uitgaven van Nederlanders in het buitenland meeweegt in het inflatiecijfer. De CPI houdt in tegenstelling tot de HICP bovendien rekening met de prijsstijging van een aantal consumptiegebonden belastingen, zoals de motorrijtuigenbelasting. Ook rekent de CPI met een fictief bedrag dat woningbezitters betalen om de eigen woning ‘te consumeren’. De prijsontwikkeling van dit fictieve bedrag is gelijkgetrokken met de huurprijsstijging, maar dit heeft wel tot gevolg dat de jaarlijkse huurverhoging grofweg twee maal zo zwaar meeweegt in de CPI- dan in de HICP-inflatie. Dit is ook grotendeels de reden waarom de inflatie volgens de CPI sinds juli – toen de huren gemiddeld 5,4% stegen (zie voor meer informatie over de huurindexatie zie Box 1) – hoger ligt dan de inflatie volgens de HICP en ook naar verwachting de komende jaren hoger blijft. We verwachten voor dit jaar dat de CPI-inflatie, net als in 2024, uitkomt op 3,3%. Voor 2026 rekenen we op een inflatie van 3,0%.

Tabel 6: Inflatievoorspellingen CPI

Inflatievoorspellingen CPI
Toelichting: p is een prognose. Bron: RaboResearch 2025

Disclaimer

De op/via deze publicatie door Coöperatieve Rabobank U.A. verstrekte informatie is uitsluitend aan Nederlandse afnemers gericht en is geen beleggingsadvies of enige andere beleggingsdienst in de zin van artikel 1: 1 van de Wet op het financieel toezicht. Lees verder