Update
Onzekerheid in de wereld, maar solide basis in de tuinbouw
De Nederlandse tuinbouwsector toont in 2025 een positief financieel beeld, met stabiele afzet en goede prijsvorming in diverse subsectoren. De Rabo-tuinbouwbarometer blijft op een hoog niveau, wat het vertrouwen in de sector onderstreept. Tegelijkertijd staan telers voor uitdagingen zoals stagnerende arbeidsproductiviteit en mogelijke gevolgen van Amerikaanse importheffingen. Tenslotte in deze update een korte analyse van de ontwikkeling van het areaal pioenrozen.

Een goede afzet als basis voor een gezonde tuinbouw
Het sentiment over de financiële resultaten in de tuinbouw blijft goed op peil. De Rabo-tuinbouwbarometer noteert in het tweede kwartaal van 2025 een score van 7,4, vrijwel gelijk aan het eerste kwartaal. Figuur 1 toont de ontwikkeling van de barometer over de afgelopen vijf jaar.
Figuur 1: Ontwikkeling Rabo-tuinbouwbarometer 2020-2025
Bij glasgroenten is de afzet stabiel met goede prijzen. Aan de productiekant zijn er meer uitdagingen. Telers hebben meer moeite om het gemiddelde productieniveau van de afgelopen jaren te behalen. Nieuwe rassen met ziekteresistenties bereiken niet altijd topproducties. Daarnaast kunnen energiebesparing en het verminderen van chemische gewasbeschermingsmiddelen leiden tot lagere opbrengsten. Dit is trouwens niet uniek voor glasgroenten; in alle tuinbouwsectoren lijken de productieniveaus onder druk te staan.
“Een blijvend hoog productieniveau is in geen enkele teelt meer vanzelfsprekend.”
Bij snijbloemen verliep de afzet in de eerste maanden van het jaar vrij vlot, met hoge prijzen voor chrysanten en tulpen. Na valentijnsdag is de afzet enigszins stroever gaan verlopen. De prijzen voor bloeiende pot- en perkplanten blijven redelijk stabiel. Met name de prijzen van groene kamerplanten zijn echter onvoldoende, met uitzondering van enkele speciale producten. In het massa-segment is er sprake van overaanbod.
In de fruitteelt is de productie van 2024 vrijwel volledig verkocht en wordt teruggekeken op een redelijk seizoen, ook voor het latere bewaarfruit. Bij de voorjaarsgewassen in de bollenteelt leek de droogte in maart aanvankelijk voor productieproblemen te zorgen, maar de verwachtingen zijn nu beter dan in 2024.
Arbeidsproductiviteit in de glastuinbouw stagneert, automatisering nodig
Eind 2024 publiceerde het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) cijfers waaruit bleek dat de arbeidsproductiviteit in Nederland stagneert. Dat leidde tot brede media-aandacht en politieke discussies over hoeveel ruimte sectoren met een lage arbeidsproductiviteit in Nederland moeten krijgen. Ook de (glas-)tuinbouw kwam daarbij ter sprake. Een recente analyse van RaboResearch laat zien dat de arbeidsproductiviteit in de Nederlandse glastuinbouw inderdaad stagneert (zie figuur 2). Met stijgende arbeidskosten en bijkomende uitdagingen zoals huisvesting, wordt investeren in automatisering voor een hogere productiviteit steeds noodzakelijker.
RaboResearch analyseerde de arbeidsproductiviteit op twee manieren. Eerst is gekeken naar het aantal arbeidsuren dat per vierkante meter kas wordt ingezet. Dit is omgerekend naar de hoeveelheid ‘glas’ die één arbeidsjaar (2.000 uren) kan onderhouden. Daarnaast is arbeidsproductiviteit economisch gedefinieerd: als de netto toegevoegde waarde per arbeidsjaar. Die netto toegevoegde waarde is de omzet minus de kosten van de ingekochte goederen en afschrijvingen. Wat resteert zijn de kosten voor betaalde arbeid, de kosten voor kapitaal (rente/pacht) en de beloning voor ondernemerschap/risico (netto-bedrijfsresultaat).
Figuur 2: Ontwikkeling van de arbeidsproductiviteit in de Nederlandse glastuinbouw stagneert
Uit de technische analyse blijkt per hectare glas nog steeds evenveel arbeidsuren nodig zijn als vijftien jaar geleden. Dat kan wijzen op een gelijkblijvende arbeidsproductiviteit, maar ook op veranderingen in de teelt. De oogstkosten kunnen zijn gestegen, bijvoorbeeld door de teelt van kleinere vruchten zoals cherrytomaten in plaats van grove trostomaten. Ook kunnen er meer stelen per hectare moeten worden geoogst vanwege een verzwaring van de belichting. Daarnaast voeren bedrijven vaker bewerkingen na de oogst uit, zoals verpakken van tomaten, samenstellen van eindboeketten of afleveren van potplanten voor binnen en buiten.
Bij de economische analyse zien we dat de toegevoegde waarde per arbeidsjaar tussen 2013 en 2016 steeg door het verbeterde rendement in de glastuinbouw, maar daarna afnam of stabiliseerde. Juist omdat de arbeidskosten (loon, sociale lasten, huisvesting) de komende jaren naar verwachting verder stijgen is verdere automatisering en robotisering essentieel om de arbeidsproductiviteit te verhogen en het rendement in de glastuinbouw op peil te houden.
Mogelijke importheffingen beïnvloeden Nederlandse tuinbouwexport
Op 2 april 2025 kondigde de Amerikaanse regering een omvangrijk pakket aan importheffingen aan, wat wereldwijd voor onrust zorgde in de handel. Op 9 april volgde een uitstel van 90 dagen voor de invoering van deze heffingen voor de meeste landen. RaboResearch heeft diverse scenario’s van de mogelijke impact op de Nederlandse economie geanalyseerd.
De directe gevolgen van de importheffingen leiden naar verwachting tot prijsstijgingen van tuinbouwproducten in de VS, zij het niet in dezelfde mate als de heffing zelf. Een importheffing van 10% resulteert waarschijnlijk in een prijsstijging van 6 à 8% voor het eindproduct, aangezien de heffing niet wordt toegepast op de toegevoegde waarde die in de VS ontstaat.
Verder speelt de valutakoers van de dollar ten opzichte van de euro een rol. Een zwakkere dollar maakt geïmporteerde producten duurder voor Amerikaanse consumenten, terwijl een sterkere dollar dit effect kan verminderen.
Effect van tarieven verschilt sterk per product
De impact van de importheffingen op specifieke Nederlandse tuinbouwproducten naar de VS varieert per productgroep. Dit hangt onder meer af van het relatieve belang van de VS voor de Nederlandse export en van de afhankelijkheid van de VS van import uit Nederland.
Voor bepaalde producten kunnen binnenlandse alternatieven in de VS de geïmporteerde producten vervangen, mits deze al lokaal worden geproduceerd. Daarnaast kan substitutie optreden, zoals bij Amerikaanse champignontelers die hun productie mogelijk omzetten naar verwerkte producten zoals diepvries of conserven. Dit proces vergt echter tijd vanwege benodigde apparatuur, geschoold personeel of simpelweg omdat de productie van verse champignons economisch nog rendabeler is.
Bij bloembollen speelt een ander effect. Daar is het grootste deel van de import bestemd voor de broeierij. Een importheffing van bijvoorbeeld 10% op de bol kan resulteren in een prijsstijging van slechts 2 à 3% voor het eindproduct, zoals een gebroeide tulp of lelie. Aangezien er in de VS geen binnenlands alternatief is voor deze bollen, blijven Amerikaanse broeiers afhankelijk van Nederlandse import, maar kunnen de bloemen mogelijk wel worden gesubstituteerd door de aankoop van een ander boeket.
Mogelijke tarieven-impact het grootste bij verwerkte groenten en bloembollen
Nederlandse verse groenten en fruit worden nauwelijks geëxporteerd naar de VS. Bij verwerkte groenten en champignonsconserven is het aandeel echter aanzienlijk groter. Bijvoorbeeld, ruim 12% van de Nederlandse export van diepgevroren groenten gaat naar de VS, wat neerkomt op een exportwaarde tussen de 30 en 50 miljoen USD. Bij champignonconserven is ongeveer een kwart van de Nederlandse export bestemd voor de VS. De VS is voor bijna 50% van hun import van champignonconserven afhankelijk van Nederland, wat neerkomt op ongeveer 70 miljoen USD. Een hoge importheffing kan daarom directe gevolgen hebben voor Nederlandse telers en verwerkers van champignons.
Bij sierteeltproducten is het beeld gemengd. Er gaan niet veel planten vanuit Nederland naar de VS. Maar bij snijbloemen was in 2023 3,9% van de VS importwaarde afkomstig uit Nederland. Voor Nederland vertegenwoordigde de VS 2,7% van de totale Nederlandse exportwaarde van snijbloemen, wat neerkomt op ruim 100 miljoen USD. Deze producten bedienen vaak specifieke marktsegmenten zonder binnenlandse alternatieven in de VS. Het effect van mogelijke heffingen lijkt daarmee voor sierteelt te overzien.
Voor bloembollen is de VS een nog belangrijkere exportmarkt. Ongeveer 8% van de Nederlandse bloembollenexport gaat naar de VS, met een waarde van ongeveer 140 miljoen USD. Vanuit het perspectief van de VS is de afhankelijkheid van Nederlandse bloembollen groot, aangezien ongeveer 70% van hun importwaarde aan bollen uit Nederland komt. Er zijn vrijwel geen alternatieven beschikbaar, waardoor de impact van importheffingen op deze markt significant kan zijn.
“In 2023 bedroeg de totale Nederlandse exportwaarde van bloemen- en groentezaden 200 miljoen euro.”
Een speciale vermelding verdienen bloemen- en groentezaden. In 2023 bedroeg de totale Nederlandse exportwaarde van deze categorie 200 miljoen euro (bron: CBS). Deze zaden zijn voornamelijk bestemd voor professionele telers in de VS, die specifieke rassen van bepaalde veredelaars willen telen. Vanwege de unieke eigenschappen van deze rassen is het onwaarschijnlijk dat telers snel zullen overstappen naar alternatieven, waardoor de handelsstromen waarschijnlijk onveranderd blijven.
Samenvattend lijken de directe gevolgen van de voorgestelde importheffingen in de VS op korte termijn voor Nederlandse tuinbouwproducten beheersbaar. Voor bepaalde productgroepen zijn er echter zorgen over mogelijke langetermijneffecten. Daarnaast kunnen verschillen in importheffingen tussen landen de concurrentiepositie van Nederland beïnvloeden.
Het areaal pioenen stabiliseert na jaren van groei
Het areaal pioenrozen in Nederland is na jaren van groei gestabiliseerd. In 2018 bedroeg het buitenareaal 939 hectare, oplopend tot 1.264 hectare in 2024 (voorlopige cijfers). Het areaal is verspreid over veel bedrijven met een kleine oppervlakte. In Nederland melden 316 bedrijven een areaal met pioenrozen in open lucht. Daarbij kan sprake zijn van bloementeelt of van een stekkenteelt voor de vermeerdering van uitgangsmateriaal voor andere telers of particulieren. De provincie die er bovenuit springt is Noord-Holland. Daar bevindt zich 780 hectare (62%) van het landelijke areaal in de open lucht.
Inmiddels zijn er gespecialiseerde bedrijven ontstaan die de pioen als hoofdteelt uitoefenen en gericht zijn op de combinatie van de teelt van bloemen en stekken. Nog veel vaker zijn het tulpenbroeiers die de pioenroos telen als verlenging van het tulpenseizoen, maar hun relatieve aandeel loopt terug.
Figuur 3: Ontwikkeling van het areaal pioenroos en het aantal bedrijven met pioenroos (buiten) in Nederland
Naast de buitenteelt is ook het areaal broei onder glas gestegen. In 2018 beperkte dit zich nog tot 26 hectare; in 2024 is het opgelopen naar 44 hectare, waarvan 20 hectare in Zuid-Holland. Sinds 2020 bedraagt het aantal bedrijven met de broei van pioenen ongeveer 60. De verkoop van pioenrozen via coöperatie Royal Flora Holland ligt al een aantal jaren op ongeveer 100 miljoen stuks. De uitbreiding van de markt vindt vooral plaats door grotere contracten tussen gespecialiseerde broeiers en een combinatie van bloemenhandelaren en retailorganisaties.
Uitdagingen verschuiven van markt naar teelt en omgeving
Voor telers die de productie op peil kunnen houden liggen er kansen om de marge te verbeteren. Neem samen met je accountmanager je teeltplan of bedrijfsaanpassingen door om de kansen voor jouw bedrijf in te schatten. Ook onze sectormanagers staan altijd open voor een gesprek.