Opinie
Welvaart ontstaat niet alleen in Den Haag
“Een goed leven vraagt om meer dan economische groei”, zo benadrukte het kabinet in zijn Miljoenennota. Hoe belangrijk macro-economische groeicijfers ook zijn, ze zijn niet altijd representatief voor de welvaart van mensen, is de gedachte. Het klonk Otto Raspe als muziek in de oren.

Niet voor niets hebben we bij RaboResearch in samenwerking met Universiteit Utrecht de Brede Welvaart Indicator (BWI) ontwikkeld. Bij welvaart gaat het om het hebben van een baan, inkomen, de balans tussen werk en privé, en om niet-materiele zaken, zoals onderwijs, gezondheid, veiligheid, sociale contacten, een sterke rechtstaat en milieukwaliteit. Maar ook of mensen tevreden zijn met hun leven, of met hun woonsituatie. Deze elf dimensies zijn de basis van de BWI.
Aandacht nodig voor regionale ontwikkelingen
Wij zien deze dimensies terug in het kabinetsbeleid. Het duidelijkste voorbeeld is hogere koopkracht voor werkenden, maar er kwam ook meer geld voor de woningmarkt en de rechtstaat. Dat beleid sluit aan bij belangrijke landelijke trends in de welvaart. Maar als het kabinet de welvaart van de Nederlanders wil verhogen dan is er ook aandacht nodig voor regionale ontwikkelingen.
Want welvaart gaat voor een belangrijk deel over dingen in de dagelijkse leefomgeving van mensen. En Nederland kent grote regionale verschillen in de brede welvaart, en de onderliggende dimensies: welvaart bouwt zich per regio uit verschillende dimensies op. Dat is ook duidelijk wanneer mijn collega’s en ik het land intrekken om de Miljoenennota te duiden. In zalen in verschillende regio’s horen wij verschillende zorgen.
“Als het kabinet onze welvaart wil verhogen dan is er ook aandacht nodig voor regionale ontwikkelingen”
Lage welvaart in de grote steden
Zo zien we dat de grote steden een relatief lage welvaart hebben. Zij scoren vooral laag op woontevredenheid, milieukwaliteit en veiligheid. Je vindt er bovendien de hoogste maar ook de laagste inkomens, zodat het gemiddelde inkomen er daar niet uitspringt. De balans tussen werk en privé is er ook minder. Maar ook in delen van de periferie van het land blijft de welvaart achter. Dit komt door andere factoren. Zoals een lager opleidingsniveau, lagere inkomens en mindere perspectieven op de arbeidsmarkt. Terwijl we ook zien dat een hoge welvaart vooral buiten de Randstad bestaat, in bijvoorbeeld Drenthe en Friesland.
Wat vooral naar voren komt tijdens onze Prinsjesdag-lezingen is dat elke regio zijn eigen opgaven kent. Regio’s met een hoge welvaart, zoals die buiten de Randstad, scoren namelijk niet op alle dimensies hoog. Vooral het genereren van baanzekerheid en groei van banen is dáár een opgave. Daar zijn de grote steden bijvoorbeeld weer juist goed in: ze zijn de motoren van onze economie. Maar in die steden staat dus vooral de leefkwaliteit onder druk.
Economie niet altijd trekker van tevredenheid
En we zien dat ‘tevredenheid’ of ‘geluk’ eigenlijk betrekkelijk los staat van de andere dimensies. Enerzijds zijn regio’s waar men tevreden is met het leven, de plekken met een lage werkloosheid en volop banengroei. Maar het zijn ook de regio’s met een hoge score op veiligheid en woontevredenheid, waar de economie juist niet de trekker is. Concentratie van ontevredenheid lijkt daarbij weer samen te hangen met mindere onderwijsmogelijkheden, slechtere milieukwaliteit en minder sociale cohesie. En tijdens de discussie kwam juist dáár de grote baanonzekerheid en onzekerheid over toekomstige kosten uit de energietransitie naar voren.
We hebben in het land dus steeds verschillende discussies over de welvaart. Mijn conclusie: door naar welvaart in de regio te kijken krijg je veel beter grip op wat voor mensen van waarde is en zie je dat het kabinet in elke regio een andere opgave heeft om de welvaart van Nederlanders te verhogen. Het is dus niet alleen zaak om voorbij de macro-groeicijfers te kijken, maar vooral ook om de welvaart naar de regio te vertalen. De gegevens van de BWI blijken daarvoor een prima basis.
Figuur 1: Welvaart in het land
