Opinie
Wie mogen wij bedanken voor het herstel: de markt of de overheid?
De economie doet het beter dan eerder gevreesd. Komt dat door staatssteun of de flexibiliteit van de markt? Dit is een valse tegenstelling die we beter kunnen loslaten, want beide zijn nodig om de huidige en toekomstige uitdagingen aan te gaan.

Het is al sinds de eerste lockdown zonneklaar dat de Nederlandse economie dit jaar een historische klap krijgt. Maar inmiddels wordt duidelijk dat hoewel de schade groot blijft, de economie minder hard is getroffen dan eerder gevreesd.
Volgens de voorspellingen die Bloomberg bijhoudt, waren economen het somberst in de zomer. De gemiddelde verwachte bbp-daling voor 2020 bereikte een dieptepunt van zes procent en de werkloosheidsraming een piek van bijna zeven procent. Inmiddels is dat respectievelijk onder de vijf procent en ongeveer vier procent.
De verrassing zat niet zozeer in de krimp aan het begin van de lockdown, maar in het herstel daarna. Wie kunnen we hiervoor bedanken?
Staatssteun voorkwam een hoop leed
Het meest voor de hand liggende antwoord is de overheid. Door de loonkosten van bedrijven te vergoeden, heeft zij massale werkloosheid voorkomen, ook al zijn flexwerkers alsnog flink geraakt. Ook de koopkracht van de meeste Nederlanders is intact gebleven.
Hun probleem was eerder dat ze het geld niet uit konden geven door de maatregelen tegen corona. In het tweede kwartaal spaarden Nederlanders samen daarom veel meer dan voorheen, namelijk een kwart van hun inkomen. Zodra het weer mocht, wilden zij een deel van de uitgestelde consumptie graag inhalen.
Bedrijven leverde ook ongekende prestatie
Terwijl de overheid nodig was om de inkomens te beschermen, was het bedrijfsleven nodig om producten en diensten te leveren, zodat het economische herstel mogelijk kon worden. Daarvoor moesten ondernemers twee soorten uitdagingen aangaan: opschalen om aan extra vraag te voldoen en werken binnen de nieuwe beperkingen.
Over de afgelopen maanden zijn er flinke verschuivingen geweest in de uitgaven. Nederlanders gaven in het voorjaar een derde meer uit aan boodschappen. En nu in het najaar een derde meer aan huishoudelijke artikelen en elektronica. Veel vaker dan voorheen hebben deze verkopen online plaats. Dat betekent dat veel bedrijven moesten opschalen om al die producten te verkopen en thuis te leveren.
Bedrijven toonden wendbaarheid
Werken binnen de kaders van de nieuwe maatregelen vraagt vaak nog meer wendbaarheid van bedrijven. Zoals bekend, mochten bijvoorbeeld restaurants in het voor- en najaar geen gasten bedienen. Daarom zijn veel ondernemers overgestapt op afhaal- en bezorgservices.
In het begin van de eerste lockdown, toen minder restaurants deze diensten leverden, waren de uitgaven aan uit eten en drinken twee derde lager. Maar naarmate de afhaal- en bezorgservices op gang kwamen, liep de daling in uitgaven terug naar de helft. Dat is nog altijd fors, maar wel minder erg dan toen horecabedrijven onvoorbereid met de eerste lockdown te maken kregen.
Beleid en bedrijvigheid
Het politieke debat over de economie gaat al decennialang over de staat versus de markt. Fakkeldragers voor beide kanten kunnen in het herstel vast bewijs vinden voor hun standpunt. Maar eigenlijk laat de coronacrisis zien dat de staat en de markt geen substituten van elkaar zijn maar juist complementair aan elkaar.
Zonder enorme staatssteun was de werkelijkheid nog somberder geweest dan de voorspellingen van eerder in het jaar. Maar zonder de flexibiliteit van marktpartijen was de economie ook niet zo snel teruggeveerd. Daarin zit de les voor de toekomst.
Ook de andere grote uitdagingen voor onze economie, zoals klimaatverandering of internationale geopolitieke spanningen, kunnen wij beter aanpakken door een combinatie van goed overheidsbeleid en bedrijvigheid.
Eerder verschenen bij RTL Nieuws - Opinie.