Update
Worden offline uitgaven vervangen door andere uitgaven?
Ongeveer een kwart van de daling in de offline uitgaven wordt sinds januari 2021 goedgemaakt door een toename van uitgaven via overige betaaltypen (waaronder iDEAL en creditcard). Dat is meer dan in de eerste coronagolf.
Ondanks de sluiting van de horeca én een groot deel van de winkels dalen de uitgaven van Nederlanders sinds halverwege december minder hard dan tijdens de eerste corona-lockdown in het voorjaar van 2020 (figuur 1). Dat is opvallend, omdat de maatregelen nu strenger zijn dan in de eerste golf: er zijn meer fysieke verkooppunten dicht en er is een avondklok (N.B. de cijfers in deze publicatie zijn tot en met 7 februari 2021, dus van vóór het toestaan van click & collect in niet-essentiële winkels).
De pinbetalingen en de opname van contant geld, samen de ‘offline’ uitgaven, dalen sinds 15 december opnieuw fors ten opzichte van een jaar eerder. Maar de afgelopen weken stijgen de ‘overige’ typen uitgaven, waar iDEAL, creditcard, incasso’s en overige overboekingen onder vallen, wel harder. Deze verschuiving naar ‘overige’ uitgaven is sterker dan in de tweede coronagolf. Zo maakte een stijging van de overige uitgaven ongeveer een kwart goed van de daling in de offline uitgaven tussen 1 januari en 7 februari 2021. Van zo’n compensatie was in april 2020, tijdens de eerste lockdown, geen sprake: toen daalden niet alleen de offline uitgaven, maar was er gemiddeld genomen ook een lichte afname van de overige uitgaven.
In figuur 2 laten we die verschuiving zien aan de hand van de bijdragen van offline en overige uitgaven aan de groei van de totale consumptie. Ter illustratie: het 7-daagsgemiddelde van de totale consumptie kromp op 3 februari 2021 met 12 procent ten opzichte van een jaar ervoor. De daling in offline uitgaven zorgde voor een min van 14 procentpunt, correcties waaronder inflatie trokken er nog eens 3 procentpunt vanaf. Maar vanuit de overige uitgaven, die toenamen, kwam 5 procentpunt compensatie. Daarmee kwam de totale krimp uit op 12 procent. In de eerste coronagolf lag de bijdrage van de overige typen uitgaven lager en was soms zelfs negatief.
De verschuiving naar overige uitgaven is niet in elke uitgavencategorie even sterk. Voor ‘huishouden & elektronica’ is er bijvoorbeeld wel grotendeels een verschuiving (figuur 3), maar deze is minder groot voor de uitgaven aan onder meer ‘kleding & sieraden’ (figuur 4) en ‘uit eten & drinken’ (figuur 5).
Onderzoeksverantwoording
Voor de berekeningen van de consumentenuitgaven gebruiken we transactiedata van Rabobank. Het gaat om betalingen op geaggregeerd niveau, die door de onderzoekers niet herleidbaar zijn tot de klant. Om de totale consumptie te berekenen, nemen we alle typen betalingen mee. Hierdoor kunnen we ook rekening houden met bijvoorbeeld de verschuiving naar online aankopen die tijdens de lockdown plaatsvindt. De specifieke consumptiecategorieën beslaan wel enkel elektronische betalingen; opname van contant geld valt daar niet onder. Dit vertekent de ontwikkeling van de uitgaven aan specifieke consumptiecategorieën opwaarts, want mensen doen steeds meer uitgaven elektronisch in plaats van contant.
Voor de totale consumptie zien we uitgaven via pinautomaten en opnames van contant geld als onderdeel van de offline uitgaven. Voor de specifieke uitgavencategorieën, zoals ‘huishouden & elektronica’, vallen enkel uitgaven via pinautomaten onder offline. De overige typen uitgaven betreffen alle andere typen betalingen, waaronder iDEAL, creditcard, incasso’s en overige overboekingen. Deze scheiding tussen offline en overig typen uitgaven is niet perfect, zo worden creditcards gebruikt voor zowel offline als online uitgaven.
De totale consumptie-uitgaven corrigeren we voor inflatie met behulp van de geharmoniseerde Consumenten Prijs Index (HICP, van het CBS). In het geval de inflatie nog niet bekend is, wat veelal het geval is voor de meest recente consumptieschatting die we laten zien, middelen we de inflatie van de drie voorgaande maanden. We passen geen inflatiecorrectie toe op de subcategorieën van de uitgaven, omdat het CBS andere definities van consumptiecategorieën hanteert.