Onderzoek
Aarzelend van het aardgas af
Het nieuwe politieke landschap drukt een stempel op de energietransitie. Er is niet één duidelijke vergroeningsstrategie, waardoor we aarzelend ’van het aardgas af’ gaan.
Het nieuw te vormen kabinet staat voor de belangrijke taak om ons toekomstige energielandschap vorm te geven. Met deKlimaatwetheeft Nederland zich eraan gecommitteerd om 95 procent van de CO2-uitstoot te reduceren in 2050 ten opzichte van de uitstoot in 1990. Als gevolg daarvan moet er een transitie komen van de verbranding van fossiele brandstoffen naar een CO2-vrije energieproductie.
Nu de stemmen zijn geteld en de zetels zijn verdeeld, maken wij op basis van de zetelverdeling en de partijprogramma’s een analyse van de toekomst van ons energielandschap. In tabel 1 staan de verschillende meerderheden voor de meest in het oog springende maatregelen.
Wind op zee, zon op dak
In vrijwel alle partijprogramma’s is men voor ‘wind op zee’ en ‘zon op dak’, behalve in die van de PVV, FvD en JA21. Hier lijkt ook in de samenleving breed draagvlak voor te zijn. Wel willen de christelijke partijen extra ruimte geven aan de visserij als het gaat om een stem bij de plaatsing van windparken op zee boven zonneweides en ’wind op land’. Voor laatstgenoemde is een groot gebrek aan lokaal draagvlak. Daarbij stuiten zonneweides op veel beperkingen van de netwerkbedrijven wegens capaciteitsproblemen op het net.
We willen veel, maar we kunnen niet alles
De opmerkelijkste bevinding is die rond kernenergie. Periodes van kou met weinig wind en bewolking kunnen ervoor zorgen dat er onvoldoende energie wordt geleverd. Nu vallen wij terug op gascentrales, maar dat moet in de toekomst volgens een meerderheid kernenergie worden.
Niet iedereen wil deze technologie ondersteunen met subsidie. De VVD, PVV en CDA zijn voor de bouw van nieuwe kerncentrales. De VVD wil de bouw van kerncentrales subsidiëren uit het SDE++-programma en steunen met financiering uit het Nationale Groeifonds. D66 sluit het niet uit, maar benoemt wel het probleem met de opslag van kernafval. De bouw van kerncentrales duurt tevens lang en is kostbaar. Het vergt 3-5 jaar om een vergunning te krijgen en 7-10 jaar om de centrale te bouwen.
Partijen willen af van houtige biomassa en de bijbehorende subsidies. Dit veroorzaakt problemen voor onze warmtelevering. Het grootste deel van de duurzame energie uit biomassa in Nederland (zo’n 60 procent) komt uit houtige biomassa. Door het wegvallen van draagvlak moeten er alternatieve bronnen worden aangewend. Geothermie en aquathermie zijn hiervoor geschikte kandidaten, maar relatief duur in vergelijking met houtige biomassa. Daardoor is warmte met behulp van aardgas het meest voor de hand liggende alternatief.
Leunend op aardgas
De politieke partijen zijn ook erg enthousiast over waterstof. Groene waterstof kan rekenen op brede steun, maar ook blauwe waterstof (van aardgas met afvang en opslag van CO2) en oranje waterstof (geproduceerd met behulp van kernenergie) zijn terug te vinden in de verkiezingsprogramma’s. Om groene waterstof te maken, is veel hernieuwbare energie nodig die primair door wind op zee zal worden opgewekt. Het contrast is groot als het gaat om concrete maatregelen in de partijprogramma’s om deze additionele capaciteit op middellange termijn te realiseren. De ambitie uit de Kabinetsvisie Waterstof is 3 à 4 GW elektrolysecapaciteit in 2030. Dat vergt 5 à 6 GW capaciteit aan windenergie op zee. Het windenergie-op-zee-programma heeft als doel 11 GW in 2030. Dat betekent dat er nog maar 5 à 6 GW wind-op-zee-capaciteit ‘overblijft’ voor de rest van Nederland. Slechts enkele partijen leveren boter bij de vis. Dit betekent dat als waterstof daadwerkelijk gewenst is, er op middellange termijn vooral blauwe waterstof zal worden ingezet in de energiemix.
Alle hierboven genoemde punten impliceren dat aardgas, in combinatie met CO2-opslag, nog lang een onmisbare rol zal spelen in onze energiemix en dus niet spoedig kan worden uitgefaseerd.