Update
Voorbeschouwing Prinsjesdag: de energietransitie
Onlangs lekte uit dat het kabinet 6 à 7 miljard euro extra uittrekt om klimaatverandering tegen te gaan. Welke maatregelen die de energietransitie aangaan kunnen we verwachten op Prinsjesdag?
De effecten van klimaatverandering op onze samenleving worden steeds duidelijker. Denk bijvoorbeeld aan de gevolgen van vaker voorkomend extreem weer. De urgentie om verregaande klimaatverandering tegen te gaan wordt in toenemende mate gevoeld, ook in Den Haag.
Ons energieverbruik veroorzaakt ongeveer 80 procent van de broeikasgasuitstoot. Om klimaatverandering tegen te gaan, zullen wij ons energiesysteem dus moeten vergroenen. Onlangs lekte uit dat het kabinet 6 à 7 miljard euro extra zal uittrekken om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen. In deze voorbeschouwing zetten wij vijf maatregelen op een rij die we kunnen verwachten op Prinsjesdag.
De emissiereductiedoelstelling gaat omhoog naar 52 à 55 procent in 2030
In het in 2019 gesloten Nederlandse Klimaatakkoord is afgesproken dat ons land de uitstoot van broeikasgassen in 2030 met 49 procent heeft verminderd ten opzichte van 1990. Deze doelstelling lijkt achterhaald, nu de Europese Commissie afgelopen zomer heeft voorgesteld om de overkoepelende Europese doelstelling voor 2030 te verhogen van 40 naar 55 procent. Indien zowel het Europese Parlement als de individuele lidstaten met dit voorstel akkoord gaan, zal Nederland vanuit de EU een hogere reductiedoelstelling opgelegd krijgen. De verwachting is dat die uit zal komen tussen de 52 en 55 procent. Wij verwachten daarom dat het demissionaire kabinet de Klimaatakkoorddoelstelling van 2030 gaat aanscherpen, mede door de roep van bepaalde politieke partijen om onze uitstoot sneller af te bouwen.
Verschuiving focus van wijkaanpak naar individuele aanpak in de gebouwde omgeving
In het Nederlandse Klimaatakkoord is ook afgesproken dat tot 2030 1,5 miljoen woningen worden verduurzaamd. In eerste instantie wilde de overheid dit realiseren door vooral in te zetten op de wijkaanpak: in één keer een hele wijk van het aardgas af. Hiertoe kregen in totaal 46 wijken in 2019 en 2020 miljoenen euro's overheidssubsidie. Dit heeft tot op heden echter nauwelijks tot concrete resultaten geleid, waardoor ook de broeikasgasreductie in deze sector achterblijft. Den Haag heeft de verantwoordelijkheid voor de warmtetransitie in de gebouwde omgeving belegd bij de gemeenten. Maar zij hebben aangegeven te weinig middelen en bevoegdheden te hebben om deze taak goed uit te kunnen voeren. Daarnaast is het voor veel bewoners een grote stap om in één keer van aardgas af te stappen en/of willen ze deze stap pas zetten op een moment dat hen goed uitkomt, bijvoorbeeld bij een geplande verbouwing. Wij verwachten daarom dat de overheid meer gaat inzetten op de zogenaamde individuele hybride route. Hierbij ligt de focus op het verminderen van de warmtevraag, en daarmee vermindering van het aardgasverbruik. Dit kan onder andere door toepassing van isolatie en hybride warmtepompen. Deze maatregelen zullen aantrekkelijker worden gemaakt voor woningeigenaren.
Meer gerichte financiële ondersteuning voor schone waterstof
In maart 2020 publiceerde het kabinet zijn Kabinetsvisie waterstof. Hierin staat dat Nederland in 2030 over 3 tot 4 GW elektrolysecapaciteit wil beschikken. Alhoewel de technologie bestaat en er op kleine schaal kan worden geproduceerd, zal er een opschaling moeten plaatsvinden om de kosten van groene waterstof per kilo flink te reduceren.
Momenteel is er 35 miljoen euro per jaar beschikbaar ter ondersteuning van de exploitatie. Daarnaast is er 73 miljoen euro voorwaardelijk toegekend en een reservering van 265 miljoen euro uit het Nationaal Groeifonds voor de opschaling van waterstof en toepassing van groene elektronen in energie-intensieve industrieën.
Toch is dit bij lange na niet genoeg om de 3 tot 4 GW elektrolysecapaciteit te realiseren. De overheid zelf schat dat er 6 tot 7 miljard euro subsidie nodig is tot 2030. En alhoewel waterstofprojecten ook aanspraak mogen maken op technologie-neutrale subsidieregelingen zoals SDE++, komt elektrolysetechnologie er in praktijk door allerlei voorwaarden niet aan te pas.
Als het kabinet serieus werk wil maken van zijn waterstofvisie, zal er meer en doelgerichtere subsidie beschikbaar moeten komen. Ter vergelijking, Duitsland heeft 9 miljard euro subsidie beschikbaar gesteld specifiek voor waterstof om 5 GW elektrolysecapaciteit te realiseren voor 2030, en Frankrijk 7 miljard euro voor 6,5 GW.
De doelstelling voor wind op zee gaat omhoog met 10 GW naar 21,5 GW in 2030
Elektrificatie is een van de efficiëntere manieren om onze samenleving te vergroenen. De komende jaren zal de vraag naar elektriciteit dan ook groeien. Bovendien is in het Klimaatakkoord afgesproken dat 70 procent van de elektriciteit in 2030 uit hernieuwbare bronnen moet komen. In de Regionale Energie Strategieën is voor 35 TWh op land ingetekend. Nog eens 49 TWh moet in 2030 van wind op zee komen, wat ongeveer overeenkomt met 11,5 GW aan opgesteld vermogen. Dit lijkt echter verre van voldoende om de nieuwe emissiereductiedoelstelling te halen.
Daar komt nog bij dat het kabinet vorig jaar zoals gezegd zijn Kabinetsvisie waterstof publiceerde. Hierin wordt de ambitie uitgesproken om in 2030 over 3 à 4 GW elektrolysecapaciteit te beschikken. Alleen die doelstelling vergt al 5 à 6 GW aan windcapaciteit. Er zal dus veel meer windenergie moeten worden geproduceerd in 2030. Wij verwachten daarom dat het kabinet het wind-op-zee-programma zal uitbreiden met 10 GW naar 21,5 GW.
Verdere belastingverschuiving van elektriciteit naar aardgas en andere energiebronnen
In het Nederlandse Klimaatakkoord is afgesproken dat de energiebelasting op aardgas langzaam omhoog gaat en die op elektriciteit langzaam naar beneden. Op dit moment wordt elektriciteit per geleverde hoeveelheid energie namelijk drie keer zwaarder belast dan aardgas. De tot nu toe geplande belastingverschuiving leidt er echter niet toe dat deze ongelijkheid helemaal wordt rechtgetrokken. Dit is echter wel het uitgangspunt van de nieuwe Europese plannen. Hierin staat namelijk dat belasting op energiedragers zoals aardgas, elektriciteit en ook benzine en diesel in de basis gelijk moet zijn per geleverde hoeveelheid energie. Daarbij gaat dan wel gelden: hoe schoner een energiedrager, hoe minder energiebelasting. In dat geval zou de energiebelasting op elektriciteit nóg verder naar beneden moeten, aangezien de geproduceerde elektriciteit in toenemende mate groen is, en het verbranden van aardgas in een CV-ketel niet. Nederland zal dus nieuwe plannen moeten maken om de energiebelasting in overeenstemming te brengen met de nieuwe plannen vanuit Europa.