Opinie
Betalen onze kinderen en kleinkinderen de rekening van Rutte IV? Onzin!
Het CPB heeft de plannen van het kabinet Rutte IV doorgerekend. Daarmee zou een ongekend hoge rekening doorgeschoven worden naar volgende generaties, klonk het in de media. Klopt dat ook?
Het Centraal Planbureau (CPB) heeft de plannen van het kabinet Rutte IV doorgerekend. De kranten stonden vol met koppen over de houdbaarheid van de staatsschuld, die in 2060 (sic) misschien wel is opgelopen tot 92 procent van het bbp. Het kabinet schuift een ongekend hoge rekening door naar volgende generaties, was de strekking. Ook politici en economen grepen de CPB-doorrekening aan om nog maar eens te hameren op begrotingsdiscipline. Neemt het kabinet onverantwoorde risico’s?
Nou, nee dus.
Ons land staat voor enorme maatschappelijke uitdagingen. We moeten ons flink inspannen om de energietransitie in gang te zetten, de vernietiging van biodiversiteit tegen te gaan en ons te beschermen tegen de gevolgen van klimaatverandering. Hier is simpelweg heel veel geld voor nodig, of we het nu leuk vinden of niet. Aan een lage staatsschuld heb je niks als het halve land onder water staat.
Maar er valt op de analyse van het CPB meer aan te merken. Zo houdt het geen rekening met de economische baten van investeringen in onderwijs, wetenschap en innovatie, iets waar we al eerder kritiek op hebben geuit. In de modellen van het CPB is het economische effect van de extra miljarden die het kabinet hiervoor uittrekt om precies te zijn nul. Maar ze worden wel volledig meegeteld als uitgaven in de staatsschuld. Daar past een forse kanttekening. Wij hebben daarom de effecten van de extra onderwijsuitgaven en investeringen vanuit het Groei- en Wetenschapsfonds zelf maar eens doorgerekend. Wij komen tot en met 2040 uit op een hoger economisch groeitempo van gemiddeld 0,25 procent per jaar. Dat lijkt misschien niet zo veel, maar uiteindelijk is de economie over twee decennia in reële termen (dus gecorrigeerd voor inflatie) toch bijna 50 miljard euro groter. Dit betekent een reëel 5 procent hoger welvaartsniveau. Als 40 procent hiervan wordt ingezet om de overheidsfinanciën te verbeteren, stabiliseert de staatsschuldquote op ruim 60 procent van het bbp (zie figuur 1). Het reëel beschikbaar inkomen van mensen is dan nog steeds 2 procent hoger dan in het scenario van het CPB.
Daarnaast houdt het CPB er geen rekening mee dat inmiddels zo’n 15 procent van de Nederlandse staatsschuld is opgekocht door de centrale bank. Het komt er dus op neer dat de Nederlandse minister van Financiën over dit deel van de schuld rente en aflossing betaalt aan DNB en dit terugkrijgt als DNB haar winst afdraagt aan de staat. Het is een vestzak-broekzaksituatie geworden en daarmee niet meer monetair relevant.
Die financiering is trouwens veel beter geregeld dan het CPB ons voorspiegelt. Want het raamt weliswaar een (te) hoge staatsschuld, maar vergeet te kijken naar de financiële bezittingen die daar straks tegenover staan. We hebben op dit moment een pensioenvermogen van een slordige 2.000 miljard euro. Op dit pensioenvermogen rust een enorme belastingclaim van zo’n 60 procent van het bbp. Het is belangrijk dat wij ons realiseren dat toekomstige generaties niet alleen de staatsschuld erven, maar ook een enorme pot aan pensioenkapitaal waar nog een flinke belastingclaim op rust. Daar had het Planbureau ook best even op kunnen wijzen.
De zorgen van het CPB over de houdbaarheid van de staatsschuld zijn vooral het gevolg van een verouderd model en een incomplete analyse. Inderdaad iets om je zorgen over te maken. Maar dus niet over de financiering van de staatsschuld.
Eerder verschenen bij RTL Nieuws