Opinie

Concentratie en concurrentie: hoe zit dat?

7 maart 2019 13:04 RaboResearch

Afgemeten aan het balanstotaal kent het Nederlandse bankwezen een hoge mate van concentratie. Deze maatstaf zegt echter niks over de mate van effectieve concentratie en concurrentie per deelmarkt. Een nadere beschouwing leert dat de mate van concurrentie per deelmarkt verschilt, al naar gelang de aanwezigheid van andere, niet-bancaire, financiële dienstverleners

Outlined map of Netherlands with transparent background of euro banknotes

Het Nederlandse bankwezen kent een hoge concentratiegraad. Dat is bekend. Daarbij wordt vaak geduid op het aandeel dat de drie grootbanken hebben in het totale balanstotaal van het bankwezen. Dat percentage bedraagt op dit moment ruim 70%. In de discussie over de beste inrichting van ons financiële stelsel wordt het vaak het hoge concentratiepercentage aangevoerd als een indicatie dat er te weinig concurrentie is. Maar dat kan niet zomaar worden gesteld, want concentratie en concurrentie zijn twee verschillende zaken. Verder zijn er betere manieren om concentratie te meten.

Om met het laatste te beginnen: het balanstotaal is een gebrekkige maatstaf, omdat het weinig over ‘de markt’ vertelt. Ten eerste moet je om te beginnen het balanstotaal van de grootbanken corrigeren voor hun buitenlandbedrijf. Het buitenlandbedrijf van onze grootbanken is namelijk aanzienlijk en deze correctie zou invloed kunnen hebben op het aldus berekende concentratiepercentage voor de Nederlandse markt. Verder maakt het, dat is meer theoretisch, nogal wat uit hoe het concentratiepercentage is opgebouwd. Als die ruim 70 procent bestaat uit één grote bank met een marktaandeel van 70 procent plus twee kleinere, is de facto sprake van een bijna monopolie. Dat zou reden tot zorg kunnen zijn. In het geval dat er drie banken zijn met een vergelijkbare grootte dan is de situatie al heel anders. In beide situaties hangt het er natuurlijk ook vanaf of die banken elkaar te vuur en te zwaard bestrijden (prima voor de concurrentie) of juist samenspannen (zeer slecht). Overigens wordt de concurrentie positief beïnvloed als het eenvoudig is voor nieuwe toetreders om de markt te betreden.

Verder zijn er landen waarin de bankensector een zeer lage concentratiegraad heeft, maar waarin al die kleine banken maar een beperkt werkgebied hebben. Dan ziet het er op papier leuk uit, maar de feitelijke concurrentie tussen banken is dan niet of nauwelijks aanwezig, omdat ze in verschillende geografische deelmarkten actief zijn. Dan zijn de mensen in een land met minder banken, die allemaal nationaal actief zijn, beter af.

Verder zegt het simpele concentratiepercentage niks over de concurrentieverhoudingen in een markt, omdat het geen rekening houdt met de eventuele aanwezigheid van andere, niet-bancaire partijen die ook financiële producten kunnen aanbieden. Meer geavanceerde concentratiemaatstaven kijken daarom naar de concurrentie op product of dienstniveau. Want er zijn vaak andere aanbieders actief met bancaire producten, zoals pensioenfondsen, kleinere gespecialiseerde spelers, verzekeraars of buitenlandse partijen. Je moet daarom per deelmarkt naar de feitelijke situatie kijken. De Nederlandse markt voor woninghypotheken is een mooi voorbeeld. Die markt is zeer ‘contestable’, want het is tamelijk eenvoudig om toe of uit te treden. Meer dan de helft van de hypotheken wordt namelijk afgesloten via tussenpersonen. Sommige van die tussenpersonen hebben een bankvergunning. Er is ook een infrastructuur van gespecialiseerde bedrijven, waar de geldverstrekkers de administratie van ‘hun’ leningen kunnen onderbrengen. Enigszins gechargeerd: het enige wat je nodig hebt om in ons land hypotheken te verstrekken is een forse zak met geld. Zowel de verkoop, vergunning als administratie liggen al op je te wachten. Op deze markt is dan ook een breed scala van niet-bancaire aanbieders actief en het aandeel van de drie grootbanken in de nieuwe hypotheekproductie ligt daarbij in de buurt van de 60%.

De markt van spaargeld is eveneens een levendig geheel, sla er de eerste de beste vergelijkingswebsite maar eens op na. Het depositogarantiestelsel vereffent ook nog eens vrijwel alle risico’s, waardoor grootbanken behalve hun naamsbekendheid op deze markt geen echt voordeel meer hebben. Bij grootzakelijk bankieren heeft een bank vaak te maken met klanten die zelf internationaal actief zijn, die dus meestal ook een of meer bankrelaties hebben met een buitenlandse bank. Die buitenlandse banken zijn dan de relevante concurrentie, het nationale marktaandeel is in die context tamelijk nietszeggend. Verder concurreert een bank dan ook met de financiële markten. Want grotere bedrijven kunnen altijd besluiten de banken te passeren en zich direct tot beleggers wenden. De mate van concurrentie kan van markt tot markt dus sterk uiteenlopen. Grofweg denk ik dat vooral het midden- en kleinbedrijf relatief beperkt is in zijn keuze van geldverschaffer en dat daar dus de concentratie het grootst is. Maar ook hier zie je de concurrentie uit andere hoek nu opbloeien, mede door de opkomst van alternatieve aanbieders.

Overigens komt het fenomeen dat in een land maar een paar relatief grote banken actief zijn in kleine landen vaker voor. In Zweden is het bijvoorbeeld niet anders. Het heeft zowel voor- als nadelen. Een voordeel is dat, als je bijvoorbeeld een gemeenschappelijke betaalinfrastructuur wilt invoeren, je maar met een paar partijen om tafel hoeft. Het is niet voor niets dat Zweden en Nederland voorop lopen met giraal betalen. Het potentiële nadeel is dat het voor kwaadwillige partijen ook eenvoudiger is om de consument te benadelen. Daarom is het belangrijk dat toezichthouders als de ACM en de AFM hier scherp blijven opletten.

Deze voorbeelden laten zien, dat achter ogenschijnlijk simpele feiten soms een complexe werkelijkheid ligt verscholen. Voor het maatschappelijke debat over de beste inrichting van ons financieel stelsel is het dan ook noodzakelijk om een slag dieper te kijken dan de eerste indruk. Want een verkeerde conclusie is anders al te snel getrokken.

Disclaimer

De op/via deze publicatie door Coöperatieve Rabobank U.A. verstrekte informatie is uitsluitend aan Nederlandse afnemers gericht en is geen beleggingsadvies of enige andere beleggingsdienst in de zin van artikel 1: 1 van de Wet op het financieel toezicht. Lees verder