Opinie

Hoe arm is de zzp’er?

18 juli 2019 17:35 RaboResearch

Het klinkt zo mooi: lekker zzp'en in een koffietentje, alles zelf bepalen en prima verdienen. Maar zo mooi is het leven van sommige zzp'ers niet, schrijft Rabobank-econoom Otto Raspe in dit opiniestuk.

Shot of a young businesswoman rubbing her eyes while working alongside her colleague in an office at night

Lang had ik een behoorlijk romantisch beeld van ‘de’ zzp’er. Het beeld van een ondernemer: vrij en onafhankelijk, zelf bepalend voor wie, wanneer en waar hij werkt. Regelmatig kom ik ze tegen in hippe bedrijfsverzamelgebouwen, koffietenten, en andere ‘places to be’ in de stad. Ik zie ze haast overal en dat kan ook niet anders, want maar liefst 1,1 miljoen werkenden zijn zelfstandigen zonder personeel; meer dan 12 procent van alle werkenden volgens het CBS. Hun aantal is enorm gegroeid de laatste jaren.

Tuurlijk, ik weet ook wel dat dit romantische beeld soms afwijkt van de werkelijkheid. Maar de commissie-Borstlap, ingesteld om te adviseren over de toekomst van de arbeidsmarkt, schetst zelfs een bijna tegenovergesteld beeld. Juist zzp’ers zijn slechter af vergeleken met werknemers in loondienst, zo stelt de commissie in een van haar eerste statements. Wij ‘loonslaven’ worden hierin juist gekwalificeerd als de zelfredzame, hoogopgeleide werknemers die gemakkelijke vaste contracten met alle bijbehorende voordelen binnenslepen. Zelfstandigen zijn slechter af: van alle werkenden lopen ze zelfs het meeste risico op armoede. Er dreigt een groeiende tweedeling in de samenleving, juist door de sterke flexibiliseringstrend van de afgelopen jaren. Die flextrend moet worden gestopt, aldus de commissie.

Wat is nu waar? Mijn beeld van de dynamische vrije ondernemer, of het beeld van de sappelende zelfstandige? We zochten het uit en het blijkt dat beide beelden tegelijk kloppen!

De figuren laten dit zien: zelfstandigen (links) en werknemers in loondienst (rechts), in aantallen naar inkomensklasse. Met als belangrijkste conclusie dat de verdelingen zeer verschillend zijn! Vooral ook omdat in de figuur zichtbaar wordt hoeveel mensen uit hun hoofdinkomensbron minder dan 20.000 euro per jaar verdienen. Deze grens wordt ook wel gebruikt om het inkomen van het bestaansminimum aan te geven. Het door minister Koolmees en staatssecretaris Snel voorgestelde minimumtarief voor zzp’ers, 16 euro per uur, is hierop gebaseerd.

Figuur 1: Primair inkomen zelfstandigen

Rabobank
Toelichting: De stippellijn is gebaseerd op voltijds werk met 67 procent declarabele uren: 67 procent *40uur *46weken *16euro Bron: CBS, bewerking RaboResearch

Figuur 2: Primair inkomen werknemers

Rabobank
Bron: CBS, bewerking RaboResearch

We zien dat zelfstandigen aanzienlijk vaker dan werknemers zijn vertegenwoordigd in de onderste inkomensklassen: maar liefst 35 procent van de zelfstandigen heeft een inkomen onder het bestaansminimum. Dat is fors groter dan bij de werknemers, waar dit aandeel 15 procent is. Man-vrouw verhoudingen lijken bij zelfstandigen met een laag inkomen nauwelijks een rol te spelen. Maar we zien ook dat zelfstandigen sterk vertegenwoordigd zijn in de hoogste klassen. Met andere woorden: niet elke zelfstandige bijt op een houtje, er is er ook een relatief grote groep die zichzelf zeer goed kan bedruipen en een goed inkomen heeft.

De polarisatie onder de zelfstandigen is dus groter dan bij werknemers. Terecht dus dat er aandacht is voor de grote groep zzp’ers aan de onderkant van de loonverdeling. Het lijkt geen ‘zelfstandig’ ondernemerschap als je noodgedwongen moet leunen op de staat of op je partner. Tegelijkertijd dragen de ‘echte’ zelfstandigen in belangrijke mate bij aan de kracht van onze economie. Als zij goed presteren wordt inderdaad de eerder genoemde tweedeling ook door hun inzet groter, maar dat kan je ze toch nauwelijks verwijten?

Verschenen bij RTL Z/Opinie, 17 juli 2019

Disclaimer

De op/via deze publicatie door Coöperatieve Rabobank U.A. verstrekte informatie is uitsluitend aan Nederlandse afnemers gericht en is geen beleggingsadvies of enige andere beleggingsdienst in de zin van artikel 1: 1 van de Wet op het financieel toezicht. Lees verder