Opinie
Integrale welvaartsindicator voorkomt politieke willekeur
Zoveel ministeries, zoveel doelen. De vraag in hoeverre al deze doelen optellen tot meer welvaart wordt helaas niet beantwoord. Dit komt doordat de overheid niet met één integrale welvaartsindicator werkt. Hierdoor is effectief beleid onmogelijk.
Zoveel ministeries, zoveel doelen. De vraag in hoeverre al deze doelen optellen tot meer welvaart wordt helaas nauwelijks gesteld, laat staan beantwoord. De Monitor Brede Welvaart van het CBS die twee weken geleden uitkwam, biedt daarbij helaas onvoldoende soelaas. Deze monitor probeert met een batterij aan verschillende indicatoren een beeld te schetsen van de algehele Nederlandse welvaart. Het is goed om te merken dat het bruto binnenlands product (bbp) niet langer wordt gezien als de heilige graal van welvaartsmeting. Naast inkomen besteedt de monitor namelijk ook aandacht aan bredere aspecten van welvaart zoals veiligheid, onderwijs, gezondheid en milieu. Waarom biedt de monitor dan toch onvoldoende soelaas? Omdat het een dashboard is en daardoor geen integraal beeld geeft van onze welvaart: de verschillende welvaartsaspecten worden immers niet bij elkaar opgeteld. Politici zullen daardoor te gemakkelijk terugvallen op het bbp als graadmeter van beleidssucces. Of zij zullen alleen die indicatoren benadrukken die goed scoren zonder dat het totale welvaartseffect duidelijk wordt.
Zonder integrale welvaartsindicator zijn er ten minste twee grote problemen. Allereerst nodigt een monitor die bestaat uit een dashboard van losse indicatoren uit tot politieke willekeur. Wanneer niet duidelijk is hoe verschillende aspecten optellen tot het totale effect op de welvaart kunnen politici vrijelijk hun stokpaardjes uitlichten. De ene partij zal benadrukken dat het goed of slecht gaat met onderwijs en daar beleid voor willen ontwikkelen; de andere partij zal juist voor milieu gaan. Zo blijft volstrekt onduidelijk hoe het met Nederland in zijn geheel gaat.
Daarnaast ontstaat zonder integrale welvaartsindicator geen inzicht in de afwegingen die moeten worden gemaakt tussen verschillende welvaartsaspecten. In het voorbeeld van daarnet: hoe met de afruil tussen onderwijs en milieu moet worden omgegaan blijft onduidelijk. Hierdoor blijft een optimale inzet van schaarse beleidsmiddelen ver weg. Het grote voordeel van een integrale welvaartsindicator is dat duidelijk wordt in hoeverre inzet op een specifiek welvaartsaspect ook daadwerkelijk bijdraagt aan meer welvaart. Zo kan een grotere inzet op inkomensgroei ten koste gaan van het milieu zodat de welvaart per saldo niet toeneemt. Een integrale welvaartsindicator maakt deze afwegingen inzichtelijk en disciplineert politici zo om beleid daar in te zetten waar dit het hardst nodig is.
Een monitor kan zeker in de beginfase waarin nog wordt gezocht naar een geschikt alternatief voor het bbp nuttig zijn, maar bovenal is één integrale welvaartsindicator nodig. Een integrale indicator maken, is niet eenvoudig. Maar het kan wel. Met een grote groep onderzoekers van de Universiteit Utrecht en de Rabobank is er een start gemaakt: de Brede Welvaartsindicator. Niet met het idee om voor eens en altijd de discussie over het meten van brede welvaart te sluiten; wél om het publieke debat over brede welvaart beter geïnformeerd te kunnen voeren. Alleen met één integrale welvaartsindicator is het mogelijk om de doelen van verschillende ministeries op te tellen en zo te weten of we als land nu welvarender zijn geworden of niet. Want vele doelen maken nog geen welvaart: zonder integrale brede welvaartsindicator geen effectief overheidsbeleid.