Opinie
In een flatscreentelevisie kun je niet wonen
Al veertig jaar is het reëel besteedbaar inkomen van huishoudens nauwelijks toegenomen. Tegelijk is het aandeel voor de overheid en vooral bedrijven sterk toegenomen. De koopkracht is wel toegenomen en onze rijkdom ook, dus we zijn niet slechter af.
Al veertig jaar is het reëel besteedbaar inkomen van huishoudens nauwelijks toegenomen, concludeerden wij vorige week. Ook als rekening wordt gehouden met het kleiner worden van huishoudens en de verhoogde deelname van vrouwen aan de arbeidsmarkt, loopt het besteedbaar inkomen van huishoudens achter op de groei van de economie. Tegelijk is het aandeel voor de overheid en vooral voor bedrijven sterk toegenomen.
Volgens Mathijs Bouman (FD, 10 februari) zal een vijftigplusser die de jaren ‘70 heeft meegemaakt in lachen uitbarsten als hij leest dat huishoudens er in veertig jaar nauwelijks in inkomen op vooruit zijn gegaan. De technologische vooruitgang is immers immens geweest: tegenwoordig hebben we platte HD-tv’s aan de muur hangen in plaats van grote kasten met korzelig zwart-wit beeld en hebben we honderden apps op een smartphone in plaats van een bakelieten telefoon aan de muur. Tegelijk steeg de kwaliteit van onze zorg, kunnen we vaker en verder op vakantie en zitten we er comfortabeler bij in onze huizen.
De nadruk op elektronica en technologie zoals camera’s en televisies geeft een eenzijdige kijk. Het is mooi dat die goedkoper zijn geworden, maar dat is minder dan een half procent van het jaarlijkse budget van huishoudens. De eerste levensbehoeften, die een veel groter onderdeel uitmaken van dat budget, zijn juist sterk in prijs gestegen. Denk aan voedselprijzen, energie- en waterkosten, maar ook woonlasten. Een vijftigplusser zal wellicht blij zijn met zijn nieuwe flat screen, maar het lachen zal hem vergaan als hij beseft dat de kosten voor woninghuur in de afgelopen veertig jaar bijna vervijfvoudigden.
Overigens is die huurkostenstijging al gecorrigeerd voor een kwaliteitstoename van de woning. En zo wordt elke prijsontwikkeling in principe gecorrigeerd voor kwaliteitsverbeteringen. Stel, er komt een nieuw type auto op de markt dat duurder maar kwalitatief beter is dan het oude model. Als alleen wordt gekeken naar de ontwikkeling van de prijs zou dit leiden tot een overschatting van de prijsstijging. Daarom pogen statistici met verschillende technieken te corrigeren voor kwaliteit.
Economen discussiëren al decennialang over de vraag of kwaliteitstoenamen wel voldoende worden meegenomen in prijzen. Sommige studies tonen inderdaad aan dat kwaliteitsverbeteringen onvoldoende worden meegenomen in de inflatie, waardoor de inkomensstijging wordt onderschat. Anderen nuanceren deze berekeningen weer en stellen ook dat verslechtering in de kwaliteit van bijvoorbeeld diensten wellicht onvoldoende wordt meegenomen. Bij ons is geen onderzoek bekend dat specifiek heeft berekend in hoeverre de Nederlandse inflatie een meetfout zou bevatten. Feit is en blijft dat de ontwikkeling van het reëel besteedbaar inkomen kwaliteitsverbeteringen van goederen en diensten wel degelijk meeneemt.
Zijn Nederlanders er dan helemaal niet op vooruitgegaan de afgelopen decennia? Een deel van de inkomensstagnatie van huishoudens komt doordat de overheid over een steeds groter deel van ons inkomen beschikt. Vooral voor zorg, waarvoor de kosten in Nederland sinds de eeuwwisseling sterk zijn gestegen, maar bijvoorbeeld ook de verplichte pensioenbesparing maken dat huishoudens minder vrij besteedbaar inkomen overhouden. Hier krijgen huishoudens natuurlijk wel uitstekende zorg en een goed pensioen voor terug. De keerzijde is dat een gemiddeld Nederlands huishouden minder vrij beschikbaar inkomen overhoudt dan een gemiddeld Italiaans of Frans gezin.
Als land zijn we de afgelopen decennia steeds rijker geworden, en ook het brutobinnenlandsproduct per inwoner steeg naar recordhoogte. Omdat Nederlandse huishoudens maar een relatief klein deel van het nationale inkomen naar eigen inzicht kunnen besteden, voelen huishoudens zich niet rijker. Het is belangrijk het gat tussen rijk zijn als land en je rijk voelen als huishouden minder groot wordt, want dat gat leidt tot maatschappelijke onvrede. Het vormt een voedingsbodem voor protectionistisch en ander populistisch beleid. Als daardoor de economische groei wordt afgeremd, helpt dat juist niet om het reëel besteedbaar inkomen van huishoudens te laten stijgen.
Verschenen in het Het Financieele Dagblad, 15 februari 2018