Opinie
Arbeidstekort: ik zie, ik zie, wat jij niet ziet
Personeelstekorten zijn een kopzorg voor ondernemers, en een kans voor werknemers. Economen zien echter vooral een aanpassingsprobleem, waarbij zowel marktwerking als beleidswijzigingen soelaas kunnen bieden.
De arbeidsmarkt is al geruime tijd krap. Naar verwachting blijft dat voorlopig ook zo. Door de vergrijzing stijgt het aanbod van arbeid namelijk nauwelijks en neemt de vraag ernaar toe, omdat ouderen relatief meer diensten (zorg, horeca, recreatie) afnemen en minder goederen zoals kleding of de allernieuwste smartphone. En juist diensten zijn relatief arbeidsintensief.
Niet verwonderlijk dus dat we bijna dagelijks horen over arbeidstekorten. Maar zijn die eigenlijk erg? Dat hangt ervan af aan wie je het vraagt. De ondernemer ziet een probleem. De werknemer ziet een kans. En voor de econoom… bestaan arbeidstekorten eigenlijk niet. In ieder geval niet structureel.
De econoom ziet namelijk vooral een tijdelijk aanpassingsprobleem. Volgens de economische theorie lost de markt een tekort vanzelf op. Immers, prijsstijging zorgt ervoor dat de aangeboden hoeveelheid groeit en de gevraagde hoeveelheid afneemt, net zolang tot beide in evenwicht zijn. Dat geldt niet alleen voor goederen maar ook voor arbeid. Belangrijk om op te merken is dat de aanpassing wel van twee kanten komt: niet alleen méér arbeidsaanbod, maar ook mínder arbeidsvraag. Dat kan door taken te automatiseren, maar ook door krimp.
Stel dat de lonen en prijzen in arbeidsintensieve sectoren flink stijgen, dan gaan mensen bijvoorbeeld minder vaak uit eten in een restaurant, en kiezen zij eerder voor een thuisetentje. Hoge dienstenprijzen zorgen er dus voor dat mensen een deel van hun consumptie van betaalde diensten vervangen door zelf eet-, wandel-, tuinier- en klusclubjes op te richten.
Deze substitutie van betaalde dienstverlening naar onbetaalde ‘thuisproductie’ draagt bij aan het nieuwe evenwicht, op een lager niveau. Maar dit is niet wat de ondernemer met een personeelstekort voor ogen heeft. Die redeneert liever vanuit de huidige bedrijfsomvang en de betaalbereidheid van de klandizie. Met als afgeleide daarvan het kostenniveau - en loon - waarbij het allemaal nog uit kan. Zo bezien moet de aanpassing dus eenzijdig van de kant van het arbeidsaanbod komen, waarbij de consequentie is dat het lastig is om meer personeel te vinden bij dit loon.
Toch kan ook ‘tweezijdige’ marktwerking de personeelstekorten niet oplossen. Want de markt hapert als belastingen en toeslagen ervoor zorgen dat een loonsverhoging weinig oplevert en overheidssteun niet-toekomstbestendige bedrijven en werkgelegenheid overeind houdt. Bovenal zijn er gevallen waarbij krimp van de bedrijfsactiviteit maatschappelijk zeer onwenselijk is. Denk aan publieke (en arbeidsintensieve) sectoren zoals zorg, onderwijs, politie en defensie. Niet toevallig pleiten denktanks zoals de Wetenschappelijke Raad voor Regeringsbeleid voor gerichter bedrijvenbeleid, dat bedrijven met maatschappelijke meerwaarde stimuleert.
Vergaande hervorming van belastingen en bedrijvenbeleid vraagt echter om een lange adem. In de tussentijd kan hooguit de afkoeling van de economie, met lagere groei en licht oplopende faillissementen, de krapte temperen.
Eerder verschenen in het Reformatorisch Dagblad