Onderzoek

Inzicht in de welvaartsverdeling is nodig voor effectief beleid

23 mei 2024 9:00 RaboResearch

Brede welvaart is ongelijk verdeeld in Nederland. Beleid kan de werkstatus, gezondheid en voorzieningen in de omgeving van individuen beïnvloeden. Maar dit geldt slechts beperkt voor persoonskenmerken en voorkeuren. Terwijl al deze factoren de individuele welvaart bepalen.

1314624404_Intro

In de afgelopen jaren is het beleid nadrukkelijk gericht op het verbeteren van de 'brede welvaart'. Dit houdt in dat er niet alleen aandacht is voor economische groei, maar ook voor sociale en ecologische waarden. Brede welvaart gebruiken als een beleidsdoel betekent dat inzicht nodig is in de verdeling hiervan.

In dit artikel bestuderen we wie in Nederland een hoge welvaart heeft en welke mogelijke beleidsmaatregelen kunnen worden gebruikt om de welvaart te verhogen. Allereerst analyseren we de verdeling van brede welvaart tussen groepen individuen. Vervolgens bekijken we de verdeling van welvaart binnen deze groepen. En tenslotte stellen we vast welke variabelen welk gedeelte van deze welvaartsverschillen verklaren.

Brede welvaart is ongelijk verdeeld tussen inkomens- en leeftijdsklassen

Wanneer we een onderscheid maken tussen ecologische, economische en sociale welvaart is zichtbaar dat deze drie typen welvaart met elkaar samenhangen. Individuen met een hoge economische welvaart hebben ook zeer waarschijnlijk een hogere ecologische en sociale welvaart. Deze samenhang is niet zo verwonderlijk. Individuen met een hogere economische welvaart wonen wellicht ook in een mooiere leefomgeving, zijn gelukkiger en gezonder.

Hoge inkomensklassen ervaren een hogere ecologische, economische en sociale welvaart dan lage inkomensklassen. De relatie tussen inkomen en welvaart is concaaf, wat betekent dat een toename in inkomen meer welvaartswinst oplevert voor lage inkomensklassen dan voor de hoogste inkomens. Sociale en ecologische welvaart verbeteren met leeftijd, terwijl economische welvaart afneemt bij ouderen. Dit laatste komt voornamelijk doordat baanzekerheid en persoonlijke ontwikkeling bij ouderen minder van belang zijn. Wanneer we alleen naar voldoende inkomen kijken, is een nagenoeg stijgende lijn te zien naarmate de leeftijd vordert: hier geldt dus des te ouder, des te vaker voldoende inkomen.

Welvaartsverschillen binnen inkomens- en leeftijdsklassen

De laagste inkomensgroepen kennen de meeste heterogeniteit in brede welvaart. De ongelijkheid in ecologische, economische en sociale welvaart is het hoogst in de laagste inkomensgroepen (Gini-index van 0,18-0,35), en daalt naarmate mensen een hoger inkomen hebben (Gini-index van 0,10-0,12). Dit betekent dat twee individuen met een inkomen in de laagste inkomensgroep een heel andere welvaart kunnen ervaren. Dit verschil in welvaart is gemiddeld groter dan bij twee individuen in de hoogste inkomensklasse. Dit betekent ook dat de meeste welvaartswinst aan de onderkant van de inkomensdistributie te behalen is. Maar doordat de ongelijkheid aan de onderkant van de inkomensdistributie groter is, zorgt dat er voor dat beleid gericht moet zijn op een heterogenere groep individuen.

De ecologische en sociale welvaartsongelijkheid verschilt nauwelijks per leeftijdscategorie. Maar wanneer we de economische welvaart vergelijken, is zichtbaar dat twee individuen in de leeftijdsklasse van 35-55 jaar gemiddeld veel meer van elkaar verschillen in hun mening over voldoende inkomen dan twee individuen na het bereiken van de AOW-leeftijd (65-75 jaar).

Beleidsvariabelen voor brede welvaart

Arbeidsmarktomstandigheden zoals werkloosheid en niet werken (hieronder vallen gepensioneerden en scholieren) hangen samen met een lagere economische welvaart (15-18 procent lager). Maar deze twee factoren correleren ook negatief met sociale en ecologische welvaart. Chronische gezondheidsproblemen hebben de grootste negatieve invloed op de sociale welvaart (-7 procent). Een koophuis en voldoende voorzieningen (zoals onderwijs- en zorginstellingen, en recreatiegelegenheden) hebben een positief effect op de welvaart. Deze factoren zijn eventueel beïnvloedbaar voor beleidsmakers.

Maar persoonskarakteristieken zoals leeftijd en geslacht, en voorkeuren zoals risicobereidheid en sociaal vertrouwen bepalen ook de welvaart van een individu. Jongeren werken bijvoorbeeld vaker in flexibele banen en ouderen volgen minder vaak een opleiding. Persoonskarakteristieken en voorkeuren leiden tot welvaartsverschillen die moeilijk zijn te beïnvloeden door beleid. Economische welvaartsverschillen zijn het meest ontvankelijk voor variabelen die het overheidsbeleid kan beïnvloeden (14 procent). Voornamelijk persoonskarakteristieken bepalen de sociale welvaartsverschillen (39 procent). De verschillen in ecologische welvaart zijn moeilijk te duiden.

De maatschappelijke doelen van beleidsmakers vertalen zich niet altijd direct in een hogere ervaren brede welvaart van individuen doordat de termijn van maatschappelijke doelstellingen langer is (klimaatbeleid), vanwege onvolledig of onjuist geïnformeerde individuen (gezondheid) of omdat het effect indirect is (uitgaven aan defensie en veiligheid). Maar andersom vertalen verschillen in brede welvaart zich ook niet altijd in overheidsbeleid.

Disclaimer

De op/via deze publicatie door Coöperatieve Rabobank U.A. verstrekte informatie is uitsluitend aan Nederlandse afnemers gericht en is geen beleggingsadvies of enige andere beleggingsdienst in de zin van artikel 1: 1 van de Wet op het financieel toezicht. Lees verder