Amber Laan: boerin én duurzaamheidsadviseur
De werkweek van Amber Laan (27) bestaat uit zeven dagen. Logisch, want ze is én boerin - ze heeft een melkveehouderij - én duurzaamheidsadviseur voor partijen in de agri & food-sector én ze is voorzitter van HAJK, het Hollands Agrarisch Jongeren Kontakt. Dan schrijft ze ook nog columns voor de agrarische website Agraaf én won ze, omdat ze een rolmodel is voor jonge vrouwen, vorig jaar de Ribbius Peletier penning. Genoeg stof voor een gesprek met deze bezige bij uit Warder.
“Het is te makkelijk om alleen naar de boeren te wijzen”
Het is eind van de middag. Amber Laan, boerin, adviseur én voorzitter van de HAJK, komt net uit Velp waar ze een lezing heeft gegeven op de landelijke natuurinclusieve landbouwdag. Natuurlijk heeft ze even tijd. Al moeten de koeien wel zo gemolken worden. ‘Ik ben de derde generatie melkveehouder. Als kind werkte ik al op de boerderij, maar het was niet mijn bedoeling om boerin te worden.’
Toch kroop het bloed waar het niet gaan kon. ‘Na mijn studie agrarische economie en landbouwbeleid besefte ik dat beleid maken voor het verduurzamen van de landbouw een stuk uitdagender is vanuit de praktijk. Dus vroeg ik mijn ouders en zus, die in de maatschap zat, of er een rol voor mij was weggelegd. En die was er.’
Binnen no time leerde ze de kneepjes van het vak. Inmiddels woont haar zus in Ierland en deed haar moeder een stapje terug. Samen met haar vader draagt Laan de verantwoordelijkheid voor zeventig melkkoeien plus jongvee. ‘Ik sta 24/7 aan en mijn werkweek telt zeven dagen. Gelukkig heb ik vier ochtenden per week hulp en springt mijn vader bij als ik bijvoorbeeld een etentje heb.’
Het één of het ander
Vier van de zeven dagen is Amber Laan adviseur. ‘Ik help partijen in de agri-food sector, zoals veevoerbedrijven en zuivelverwerkers, maar ook het ministerie van Landbouw - al luisteren zij niet altijd naar goede adviezen - bij het maken van de vertaalslag naar verduurzaming. Het idee dat je op alle duurzaamheidsaspecten honderd procent kunt scoren, is een illusie. De ene duurzame oplossing kan ten koste gaan van een andere.’
‘Mijn koeien eten mais bijvoorbeeld. Nu is het telen van mais niet de beste optie voor de waterkwaliteit, maar het is wél methaan-reducerend, waardoor de broeikasgasuitstoot vermindert. Of stel, je richt je op lokale producten, dan moet je ook de grondstoffen van dichtbij halen. Niet alle grondstoffen zijn logisch om hier te telen, soja bijvoorbeeld. Dat vraagt in West-Europa een veel groter landgebruik voor dezelfde opbrengst elders. In mijn adviezen benader ik duurzaamheid dan ook met een multifocale duurzaamheidsbril. Het is afhankelijk met welke bril je naar een duurzame oplossing kijkt.’
“Als we willen dat de landbouw verduurzaamt, moet de markt meebewegen”
Stapje voor stapje
Verduurzamen kan volgens Laan op twee manieren. Via ‘moonshots’ of via ‘small wins’. ‘Via moonshots is wat je vaak in de politiek ziet. Rigoureus klimaatdoelen stellen, zonder dat er een plan is hoe ondernemers dat voor elkaar moeten krijgen. Dat werkt demotiverend. Ik ben voorstander van small wins, oftewel met kleine stapjes steeds een beetje duurzamer worden.’
Zo heb ik bijvoorbeeld kruidenrijke graslanden ingezaaid met onder andere luzerne en klaver, die stikstof uit de lucht binden, waardoor er minder bemesting nodig is. Ook houd ik me bezig met weidevogelbeheer en het aanbrengen van landschapselementen. Zo heb ik een kwart hectare bos aangeplant, inclusief fruitbomen, en is er een poeltje op ons natuurland voor vogels.’
Zoals gezegd is Amber Laan verbonden aan de HAJK, het Hollands Agrarisch Jongeren Kontakt. Als voorzitter van deze duizend leden tellende club, allemaal jonge boeren uit Noord- en Zuid-Holland en Utrecht, vertolkt zij hun stem richting de provinciale politici en beleidsmakers. ‘We moeten zuinig zijn op onze jonge boeren, want we hebben ze hard nodig om te verduurzamen. Als we die jonge aanwas gemotiveerd willen houden, moet er snel duidelijkheid komen vanuit de politiek. Vooralsnog gaan de berichten alle kanten op. De een zegt dit, de ander dat. Maar wat willen we als land? En wat zijn we bereid daarvoor te betalen? Als dit niet snel helder wordt, gaan die jonge agrariërs óf iets anders doen óf in een ander land boeren.’
Wederzijds begrip
Laan won de Ribbius Peletier penning, omdat ze als rolmodel fungeert voor andere vrouwen én omdat ze zich inzet voor de verbinding tussen politiek en burger. ‘Die verbinding en het wederzijdse begrip is geen overbodige luxe in deze gepolariseerde samenleving waarin stigma’s en zwart-witgedachten de boventoon voeren.’ Als het aan haar ligt, moeten we bereid zijn meer te betalen voor een duurzaam product. ‘Bijna alle boeren die ik ken, willen hun bedrijf verduurzamen, maar om die kosten te kunnen dragen, moet een product meer opbrengen.’
‘In Nederland gaat slechts acht procent van ons besteedbaar inkomen naar voedsel. In België is dat twaalf procent, in andere omringende landen zeventien procent. Het is te makkelijk om alleen naar de boeren te wijzen als ‘schuldigen’ van de milieuvervuiling. Ik zie het als onderdeel van een systeem. Burgers zijn ook debet. Drie keer per dag bepalen zij waar het eten op hun bord vandaan komt. Als wij willen dat de landbouw verduurzaamt, moet de markt meebewegen.’
Ook ziet Laan graag dat de informatievoorziening rond duurzame producten verbetert. ‘Als je langs het zuivelschap in de supermarkt loopt, heb je geen idee welke kaas bij jouw duurzaamheidsgedachte past.’ Als derde punt noemt ze de beloning vanuit de politiek. Die moet omhoog. ‘Men vraagt, terecht, een gezonde leefomgeving, en daarom is mijn bedrijf natuurinclusief. Vooralsnog krijg ik daar alleen een kostencompensatie voor en dat klopt niet. Iedereen kan van ‘mijn’ weidevogelgebied genieten, dan kan het toch niet zo zijn dat ik als enige daar de lasten van draag? Als ik er een vergoeding voor zou krijgen, verdien ik dat verlies aan melkproductie op een andere manier terug.’
“Need I say more?”
Het goede doen
Als laatste vindt Amber Laan dat boeren meer ruimte moeten krijgen om te ondernemen en het goede te doen. ‘Omdat mijn melkveehouderij in een beschermd natuurgebied ligt, is het ingewikkeld vergunningen te krijgen voor het verbeteren van mijn stallen, iets wat het milieu en het dierenwelzijn ten goede zou komen.’