WWF en Rabobank strijden samen voor biodiversiteitsherstel

21 september 2021 12:11

Biodiversiteitsmonitor als kompas in de klimaattransitie

De planeet zit in zwaar weer en milieuorganisaties zoals Extinction Rebellion staan letterlijk bij grote bedrijven – waaronder Rabobank – op de stoep om alarm te slaan. De roep om natuurbehoud- en herstel klinkt luider dan ooit. Maar zonder samenwerking zijn we nergens. Daarom ontwikkelden Rabobank, het Wereld Natuur Fonds (WWF-NL) en FrieslandCampina de biodiversiteitsmonitor voor de melkveehouderij: een meetinstrument dat agrariërs helpt om gericht groene stappen te zetten. Na een succesvolle pilot wordt de monitor nu landelijk beschikbaar gesteld. Carin van Huët (Rabobank) en Natasja Oerlemans (WWF-NL) leggen uit waarom die monitor niet alleen belangrijk is voor de sector, maar voor de hele wereld.

WWF-NL en Rabobank werken sinds 2011 nauw samen, zowel in Nederland als over de grens – van Brazilië tot Indonesië. De nadruk ligt daarbij op (internationale) food- en agri-projecten. De achterliggende ambitie van die samenwerking is volgens Van Huët, directeur Food & Agri bij Rabobank, heel simpel. “We delen de missie Growing a better world together, een missie die voor ons betekent dat iedereen (‘together’) bijdraagt. Als bank kijken we daarnaast wat we zelf kunnen doen. In dit geval is dat het helpen ontwikkelen van de biodiversiteitsmonitor voor de melkveehouderij. Maar uiteindelijk is het herstel van biodiversiteit een gezamenlijke actuele uitdaging.”

De biodiversiteitsmonitor staat volgens haar ook symbool voor de kracht van die samenwerking. “Met die tool maken we uniform inzichtelijk hoe een melkveehouder ervoor staat met zijn bodem, de kringloop, het klimaat, het landschap en specifieke soorten – en dus met het ecosysteem. Zo weten we nauwkeurig welke verbeteringen doorgevoerd kunnen worden. Want het is zó belangrijk dat alle neuzen dezelfde kant op staan, dat we allemaal aan dezelfde doelen werken. Anders heeft het geen zin. Die samenwerking moet aan de basis van de hele duurzaamheidstransitie liggen. Precies daarom hebben WWF-NL en Rabobank de handen ineengeslagen.”

“We zagen aan onze eigen stoelpoten”

Maar hoe belangrijk is het herstel van biodiversiteit? “Iedereen is ervan afhankelijk”, zegt Oerlemans, hoofd voedsel- en landbouw van WWF-NL. “En het is belangrijk om ons te realiseren dat de natuur zelf wel doorgaat, ook als wij er niet meer zijn. Als er een paar planten- of dierensoorten wegvallen, ontstaat er weer een nieuwe constellatie. Maar wij als mensen zijn afhankelijk van de biodiversiteit die er nog is. Als je daar steeds dingen uit gaat halen, stort dat systeem vroeg of laat in elkaar. Wereldwijd is de helft van de bodem al gedegradeerd. Die grond werd ooit voor landbouw gebruikt, nu groeit er niets meer. We zijn dus aan de poten van onze eigen stoelen aan het zagen. Wanneer het echt mis gaat is moeilijk te zeggen, dat is een kwestie van tijd. Het is in elk geval beter en uiteindelijk ook goedkoper om daar niet op te wachten en nu actie te ondernemen.”

“Gelukkig zien we wel dat het onderwerp de laatste jaren een vlucht heeft genomen”, vervolgt ze. “Vooral omdat we nu inzien dat een gezonde biodiversiteit letterlijk de basis voor onze eigen welvaart en welzijn is. De aanpak gaat tegenwoordig ook verder dan de aanplant van een bosje hier of een hekje om een natuurgebied daar. Nu moet er alleen nog gekeken worden naar de langetermijndoelstellingen. En wat ook belangrijk is: duidelijkheid over de aanpak. Vooral voor de boeren, die hebben behoefte aan heldere plannen. Wat wordt er van ze verwacht? En welke hulp krijgen ze?”

Beloning voor bodemherstel

“Het verlies van biodiversiteit is inderdaad schadelijk voor het natuurlijk kapitaal”, vult Van Huët aan. “Het kapitaal dat bepaalt of wij gezond, kwalitatief hoogwaardig en veilig voedsel hebben. De meeste boeren werken daarom al jarenlang aan het behoud en herstel van de biodiversiteit. Zij zijn zich ervan bewust dat de landbouwaanpak uit het verleden tot biodiversiteitsverlies heeft geleid en beseffen dat we de natuur in stand moeten houden. Dat is ook ons uitgangspunt: natuurbehoud. Met de monitor kunnen we daar gericht aan sleutelen. Dat werkt tweeledig, want het biedt boeren tegelijkertijd de kans om meer te verdienen (‘verwaarden’). Werken aan biodiversiteitsherstel moet immers wel worden beloond.”

““Investeren in natuurbehoud moet beloond worden, anders blijft het liefdewerk oud papier.””

Die beloning in de vorm van aantrekkelijke rentekortingen op een duurzaamheidslening, blijkt essentieel. Zonder lonkende financiële perspectieven is het voor ondernemers immers minder interessant om ‘groene’ investeringen te doen. Ook al willen ze graag, een risicovolle kostenpost kan hen er alsnog van weerhouden om een forse lening aan te gaan. Van Huët en Oerlemans hameren daarom ook op het belang van een nieuw duurzaam verdienmodel voor de agrarische sector. Oerlemans: “De landbouw speelt een grote rol in de biodiversiteitsaanpak. Als we de landbouw een onderdeel van de oplossing willen maken, moet het voor boeren écht aantrekkelijk worden om te investeren in een gezonde leefomgeving. Want zodra er een goede boterham mee te verdienen valt, wordt het pas interessant om mee te doen. Anders blijft het liefdewerk oud papier.”

Uniforme afspraken over de aanpak

Voor boeren is vooral stápeling van belonen van belang, legt Oerlemans uit. “Zo geeft de bank een rentekorting op basis van dezelfde prestaties waarvoor een zuivelaar een hogere melkprijs biedt. De eerste stap naar zo’n verdienmodel is één en hetzelfde meetinstrument en een eenduidige taal. Dan weet je op basis waarvan je prestaties meet en waardeert. Daarom zijn we een jaar bezig geweest om in kaart te brengen hoe we biodiversiteit zien. In het begin bleek dat we allemaal een andere taal spraken. We hebben eerst uitgekristalliseerd welke zaken van belang zijn voor biodiversiteit in de melkveehouderij. Van landschapselementen voor bijvoorbeeld natuurlijke plaagbestrijders tot het meest geschikte leefklimaat voor weidevogels. Al die onderdelen hebben we ‘vertaald’ naar kritieke prestatie-indicatoren (KPI’s). Dat was de basis van de monitor, waarmee iedereen nu doelgericht op dezelfde manier aan dezelfde KPI’s kan werken. Daarbij is samenwerking tússen boeren en andere partijen in de omgeving trouwens ook noodzakelijk. Alleen dan kun je de uitdaging echt gebiedsgericht aanpakken.”

“De boeren, de bank, WWF- NL en alle partners die erbij betrokken zijn werken nu via dezelfde systematiek”, vertelt Van Huët. “Die uniforme afspraken zijn vastgelegd om verschillende interpretaties te voorkomen. De meetmethode is nu voor iedereen hetzelfde, dat is ook de enige manier om data te vergelijken. We zien dat die integrale aanpak meer gemeengoed wordt. De monitor voor de melkveehouderij is een succesvolle testcase en we zijn nu ook bezig voor de akkerbouw.” De suggestie die overigens niet gewekt moet worden, is dat alleen de primaire agrarische sector verantwoordelijk is voor het herstel. “De uitdagingen waar we voor staan, is een verantwoordelijkheid van ons allemaal, zeker niet alleen van de boeren”, zegt Oerlemans. “Dat past ook bij het idee achter het Deltaplan Biodiversiteitsherstel, waar Rabobank en WWF-NL partner in zijn.”

Van Huët: “Van boer tot bord, van consument tot producent: de hele keten dient een duit in het zakje te doen. Die verantwoordelijkheid mag niet alleen op de schouders van de primaire sector rusten, we moeten dit met z’n allen oplossen. Het herstel begint overigens wel bij de primaire sector, daarom hebben we zo’n monitor in eerste instantie ook voor agrariërs ontwikkeld. Om gerichte oplossingen te vinden en om die te ‘verwaarden’. Want het gaat om het kapitaal van de boer. Daarvoor is allereerst uniform inzicht in de situatie nodig. Je moet bijvoorbeeld weten waaróm die weidevogel vertrekt. Komt dat door de manier waarop de boer zijn land bewerkt, of heeft de overheid besloten de buizerd en de vos te beschermen die de eieren opeten? Dat moet je nauwkeurig analyseren. Alleen dan kun je gezamenlijk de juiste route uitstippelen.”

"We schrijven niemand de wet voor"

Volgens Van Huët is het een transitie van de lange adem. “Het is niet iets van vandaag of gisteren, we werken hier al een tijdje aan. Daarbij mogen we ook niet uit het oog verliezen hoe gezond, veilig en kwalitatief hoogwaardig ons voedsel is. Het kost veel geld om aan de ene kant de natuur in stand te houden en aan de andere kant aan die hoge kwaliteitseisen te blijven voldoen. Daarnaast hebben sommige gebieden, zoals een veenweidegebied, extra aandacht nodig. We zien dat het meer en meer samenkomt. Onze duurzaamheidsleningen maken veel los, ondernemers vragen steeds vaker naar de normen.

“"Duurzame klanten laten over het algemeen betere financiële resultaten zien"”

“De stapeling van beloning kan hierbij echt het verschil maken. We weten dat de marges in de food- en agri-sectoren smal zijn. Met dit verdienmodel willen we daarom garanderen dat ondernemers de investeringen in de toekomst kunnen doen die nodig zijn om hier een versnelling in aan te brengen. Als investeringen niet gefinancierd kunnen worden, zien we dat de transitie vertraagt en daardoor de sector op slot gaat. Het is belangrijk dat wij en de Duurzame Zuivelketen (DZK) boeren belonen, maar we zien het liefst dat daarnaast ook andere partijen bijdragen. Een waterschap bijvoorbeeld. In Drenthe en Noord-Brabant doen de provincies al mee. Dan ontstaat er écht een substantiële financiële bijdrage voor de boer, die het voor hem vervolgens weer makkelijker maakt om versneld stappen te zetten.”

Op het scherp van de snede

Van Huët: “We zijn echt een innovatief kennisland. Dit is onze kans om het goede voorbeeld naar de buitenwereld uit te dragen. We zijn nogal van het doen en vergeten weleens om erover te vertellen. Af en toe mogen we best trots zijn op alles wat we hier hebben. Zo’n biodiversiteitsmonitor past daar mooi bij, dat verhaal mag nog beter over het voetlicht worden gebracht. Want goed voorbeeld doet volgen.” Wat Nederland volgens Oerlemans ook echt uniek maakt, is dat we hier van alles op het scherpst van de snede willen regelen. “De voedselproductie, onze natuur, noem maar op. Als dichtbevolkt land proberen we alles zo goed mogelijk in te richten en de economie verder te ontwikkelen. Dat is voor andere landen heel interessant om te zien. De uitdagingen waar wij voor staan spelen nog niet overal, maar mogelijk wel in de toekomst. De wereldbevolking neemt toe en grond wordt schaarser. Die druk, de strijd om ruimte en om natuurlijke hulpbronnen, die gaat in veel meer landen spelen. Zij doen er dus goed aan om alvast mee te kijken met de Nederlandse aanpak.”

Levert dit knokken voor een groenere wereld de bank zakelijk gezien nog iets op? “Natuurlijk heeft het voordelen”, zegt Van Huët. “Die zijn zelfs tweeledig. Aan de ene kant is de bank gebaat bij een duurzame en toekomstbestendige sector. De ondernemers, onze klanten, moeten in staat zijn om de transitie door te maken. Daarin faciliteren wij, zodat zij kunnen investeren, maar dat is ook in ons eigen belang. Want als die klanten over twintig of dertig jaar niet meer bestaan, snijden we onszelf behoorlijk in de vingers.

“Maar”, vervolgt ze, “aan de andere kant hebben we inmiddels ook aangetoond dat duurzame klanten over het algemeen betere financiële resultaten laten zien. Zij hebben vaker een laag risicoprofiel. Die ondernemers zijn een mooi voorbeeld voor de hele sector, zij spelen al in op de toekomst met nieuwe verdienmodellen. Een mooi bewijs: we moeten vól op deze transitie inzetten en op alle vlakken blijven versnellen. Dat is goed voor onze klanten, goed voor de planeet en de bank. Het is de enige juiste weg.”