Onderzoek
De Coronabegroting: op korte termijn positief, op langere termijn kan het beter
De Coronabegroting is gericht op uitdagingen voor de korte en lange termijn. Het kabinet levert prima werk, maar kan ambitieuzer zijn naar de toekomst toe.
In het kort
Het kabinet staat momenteel voor grote uitdagingen. Op de korte termijn moet Rutte-III Nederland zo goed mogelijk door de coronacrisis leiden. Het is echter onverstandig de lange termijn uit het oog te verliezen. Het verdienvermogen van Nederland op de lange termijn heeft een impuls nodig. Tot slot kunnen diverse beleidsterreinen al enige tijd een opfrisbeurt gebruiken, ook zonder coronacrisis. Gaat het kabinet deze uitdagingen serieus aan? En kan het op onderdelen beter?
De korte termijn: door de coronacrisis
De impact van de overheid op de economie is zelden zo groot geweest als het afgelopen half jaar. In de eerste plaats door de beperkende maatregelen als onderdeel van de ‘intelligente lockdown’. En in de tweede plaats door de forse noodsteunpakketten om de economische gevolgen daarvan te beperken. In combinatie met de gevolgen van het virus zelf leidt dit beleid dit jaar tot de grootste economische krimp sinds de Tweede Wereldoorlog, en tot een beperkt herstel volgend jaar.
De opeenvolgende noodsteunpakketten zijn over het algemeen goed vormgegeven. De NOW 1.0 was relatief generiek en toegankelijk, wat in de beginfase van de crisis logisch was. Het was immers nog niet duidelijk hoe lang de crisis zou duren en hoe groot en wijdverbreid de impact zou zijn. De NOW 2.0 en 3.0 zijn soberder dan hun voorganger en hebben een langere looptijd. Dat is logisch omdat, nu normalisering van de economie nog wel even op zich laat wachten, de toekomstbestendigheid van bedrijven en banen belangrijker wordt als criterium voor het geven van steun. Er mag dus meer van bedrijven zelf worden gevraagd en ontslagen zijn niet volledig te voorkomen. Voor twee andere grote regelingen (de TOGS voor het MKB en de TOZO voor zzp’ers) is de analyse vergelijkbaar.
Naast de noodsteunpakketten hebben de automatische stabilisatoren een belangrijke functie in slechte economische tijden. De belastingopbrengsten lopen terug en het aantal werkloosheidsuitkeringen stijgt snel. Hiermee dempt de overheid de effecten van de economische teruggang, mits natuurlijk bezuinigingen achterwege blijven om dit te financieren. Gelukkig lijkt het kabinet van plan de stabilisatoren hun werk te laten doen. Daarnaast is de overheid zelf ook een stabiliserende factor als consument en werkgever: zij blijft zelf geld uitgeven zoals gepland en banen in de publieke sector staan (voorlopig) niet op de tocht.
Al het bovenstaande beleid heeft grote financiële gevolgen voor de overheid. De noodpakketten kosten de schatkist 34 miljard euro aan extra uitgaven in 2020 en nog eens 11 miljard euro in 2021. De belastinginkomsten dalen door enkele fiscale maatregelen met ruim 4 miljard euro in 2020 en stijgen juist met ruim 3 miljard euro in 2021. Inclusief de automatische stabilisatie loopt het begrotingstekort op tot 7,6 procent dit jaar en herstelt het beperkt tot 5,1 procent volgend jaar. De staatsschuld neemt sterk toe tot 62 procent eind 2021. De goede uitgangspositie van de Nederlandse overheidsfinanciën voor de coronacrisis zorgt ervoor dat dit voorlopig geen problemen oplevert voor de betaalbaarheid van de begroting. Als de economie over een paar jaar is hersteld, moet het dan zittende kabinet nadenken over het herstel van de overheidsfinanciën.
Door alle maatregelen houdt het kabinet de koopkracht redelijk op peil, met een mediane stijging van 0,8 procent. Dit kan echter voor individuen fors anders uitvallen wanneer iemand bijvoorbeeld zijn of haar baan verliest.
De lange termijn: het toekomstige verdienvermogen
Voor de coronacrisis was het groeipotentieel van de Nederlandse economie al een belangrijk gespreksonderwerp onder economen. Hoe moeten we omgaan met de toenemende vergrijzing en stagnerende productiviteitsgroei in het komende decennium, zodat ook in de toekomst de collectieve voorzieningen kunnen worden betaald?
De crisis heeft deze discussie alleen maar urgenter gemaakt. Het duurt waarschijnlijk nog enkele jaren voor de Nederlandse economie weer op volle toeren draait. En in de tussentijd zorgt de oplopende werkloosheid ervoor dat werknemers vaardigheden verliezen, waardoor de productiviteit een klap krijgt.
Extra investeren in kennis, technologie en infrastructuur was al een verstandige beleidskeuze, en de crisis heeft de noodzaak daarvan alleen maar vergroot. Daarnaast dienen additionele investeringen als zogeheten Keynesiaanse impuls voor de economie. Dat is nu vooral belangrijk gegeven de grote onzekerheid waarin burgers en bedrijven verkeren. Zij stellen consumptie en investeringen uit, waardoor de vraagzijde van de economie wordt geraakt.
Daarom is het goed nieuws dat het kabinet het veelbesproken investeringsfonds dit jaar eindelijk vormgeeft. In de vorige Miljoenennota bleef het namelijk slechts bij een aankondiging, maar dit jaar is het kabinet concreet: er is een extra begrotingspost van 20 miljard euro gecreëerd, te spenderen over een periode van vijf jaar. Projecten op het gebied van infrastructuur, kennis en onderzoek komen in aanmerking. Over de governance van het fonds is veel discussie – de onafhankelijke aansturing doorkruist mogelijk het primaat van de politiek – maar het is in ieder geval positief dat er nu middelen zijn vrijgemaakt om te investeren in het groeipotentieel van Nederland. Wel is het de vraag hoeveel projecten zich zullen voordoen en of het projecten zijn die echt iets toevoegen aan het verdienvermogen. Voor het eerste jaar van dit Nationaal Groeifonds, 2021, is een miljard euro begroot, wat een aanwijzing is dat het reservoir aan kansrijke projecten nog niet overloopt.
Het Nationaal Groeifonds is nadrukkelijk bedoeld als aanvulling op private investeringen. Door de markt gefinancierde projecten kunnen de komende jaren daarnaast rekenen op wat extra fiscale stimulans. Zo kunnen bedrijven die investeringen doen aanspraak maken op de zogeheten baangerelateerde investeringskorting (BIK), waarmee zij korting krijgen op de loonheffing.
Een opfrisbeurt
Op een aantal beleidsterreinen was er al voor de coronacrisis behoefte aan groot onderhoud. In het bijzonder geldt dat voor de arbeidsmarkt, de woningmarkt en duurzaamheid. Het kabinet zet op deze dossiers (slechts) kleine stappen in de goede richting.
Arbeidsmarkt
Voor de arbeidsmarkt staan in 2021 geen grote structurele hervormingen op stapel. Wel gaat de zelfstandigenaftrek in kleine stappen verder omlaag; naar 3.200 euro in 2036, in plaats van 5.000 euro in 2028. Omdat in 2021 de arbeidskorting stijgt en ook het tarief in de eerste belastingschijf iets daalt (met 0,25 procentpunt), maakt dat voor zelfstandigen onderaan de streep vooralsnog weinig uit. Wel worden de fiscale verschillen tussen zelfstandigen en werknemers hiermee iets kleiner. Verder maakt dit kabinet in het kader van het derde steunpakket tijdelijk extra middelen beschikbaar voor begeleiding van werk naar werk, ondersteuning van werkzoekenden, tegengaan van jeugdwerkloosheid en voor omscholing en ontwikkeling. De Stimuleringsregeling leven lang ontwikkelen voor het mkb (SLIM) wordt verlengd tot en met 2025.
Voor het volgende kabinet is er nog heel wat werk aan de winkel, met als belangrijke arbeidsmarktthema’s: flexibel werk, levenlang ontwikkelen en arbeidsmobiliteit. Maar ook: meer mogelijkheden voor participatie van mensen met een grotere afstand tot de arbeidsmarkt.
Woningmarkt
Voor de woningmarkt biedt Prinsjesdag 2020 weinig grote verrassingen. Om de omvangrijke problemen op de woningmarkt te lijf te gaan, maakt het Rijk extra geld vrij om de stikstofproblematiek op te lossen. Opvallender is dat het Rijk een stevigere regierol pakt bij de woningbouw. Dit gaat bovendien verder dan de rol die het Rijk nu heeft binnen de regionale Woondeals. Meer Rijksregie om de bouw van huizen aan te zwengelen is goed nieuws: dit is namelijk broodnodig om het grote tekort aan huizen in te lopen én om middeninkomens aan een betaalbaar huis te helpen.
Daarnaast vervalt de overdrachtsbelasting voor jonge koopstarters terwijl het kabinet het tarief voor beleggers opschroeft naar 8 procent. Hoewel de maatregel al langere tijd in de lucht hing, is het nog maar de vraag of koopstarters hier echt wat mee opschieten. Uiteindelijk zorgt de maatregel namelijk voor een extra druk op de toch al torenhoge huizenprijzen. Ook is het mogelijk dat huurders de prijs gaan betalen van de hogere overdrachtsbelasting voor beleggers in de vorm van hogere huren, zeker in gebieden waar nog wel ruimte is voor huurverhoging. Het aangekondigde steuntje in de rug voor huurders met een laag inkomen in een dure corporatiewoning is daarentegen goed nieuws in deze economisch onzekere tijden.
Duurzaamheid
De Miljoenennota bevat weliswaar enkele duurzaamheidsmaatregelen, maar los van de CO2-heffing blijft het redelijk stil rondom energietransitie en klimaat. De CO2-heffing gaat door, maar heeft tot en met 2024 feitelijk geen effect. Dit komt onder andere door het geven van een grote hoeveelheid dispensatierechten.
Het Nationaal Groeifonds heeft de potentie om energietransitie-gerelateerde investeringen mogelijk te maken, maar bevat geen specifiek groene voorwaarden. In de reguliere begroting zijn wel extra middelen vrijgemaakt om te voldoen aan de Urgenda-uitspraak.
Wat betekent Prinsjesdag 2020 voor jou en je portemonnee?
Lees het op rabobank.nl - particulieren
Wat betekent Prinsjesdag 2020 voor jou als ondernemer?
Lees het op rabobank.nl - bedrijven
Naar de overzichtspagina van Prinsjesdag 2020