Onderzoek
Prinsjesdag 2019: kabinet pakt uit
Het kabinet pakt uit met lastenverlichtingen en extra uitgaven. Dit komt de groei in aankomende guurdere jaren ten goede. De begrotingsregels worden hierbij wel aan de kant gezet.
In het kort
Overheid stimuleert afkoelende economie
De economische groei in Nederland valt de komende jaren terug tot een gemiddeld niveau en mogelijk zelfs daaronder. Dit komt enerzijds doordat de economische zomer een keer tot een einde moet komen, maar ook doordat onzekerheden rondom Brexit en de escalatie van de handelsoorlog de aankomende herfst nog wat guurder maken. In deze economische omgeving stimuleert het kabinet de economie over meer jaren.
In het regeerakkoord was afgesproken dat er in 2020 een flinke lastenverlichting voor huishoudens komt. Het kabinet verhoogt deze nu verder met 3 miljard via hogere heffingskortingen, lagere tarieven op de inkomstenbelasting en een lagere energiebelasting. Dit moet de koopkrachtstijging van werkenden tot boven de 2 procent stuwen en die van uitkeringsgerechtigden en gepensioneerden met ruim 1 procent verhogen. Naast deze lastenverlichting verliest de overheid ook inkomsten door het besluit om de gaswinning verder terug te brengen (350 miljoen euro) en een korting op de verhuurdersheffing (100 miljoen euro).
Aan de uitgavenkant voorzag het regeerakkoord al in een versterking van de publieke sector. Daar doet het kabinet voor 2020 nog een schepje bovenop. Met name defensie (51 miljoen euro), jeugdzorg (300 miljoen euro), asiel (134 miljoen euro) en rechtspraak (61 miljoen euro) krijgen er geld bij. Andere opvallende plannen zijn een warmtefonds om de isolatie van woningen te stimuleren (200 miljoen euro), een demping van de verhoging van de AOW-leeftijd als onderdeel van het Pensioenakkoord (400 miljoen euro) en een subsidieregeling voor gemeenten die inzetten op nieuwbouw (250 miljoen euro).
Door deze extra uitgaven en gederfde inkomsten loopt het huidige begrotingsoverschot terug van 1,2 procent bbp dit jaar naar 0,3 procent bbp volgend jaar.
Tegelijkertijd zien we dat de overheid het afgelopen jaar veel van het extra geld nog niet krijgt uitgegeven. Met name de krapte op de arbeidsmarkt belemmert het aannemen van nieuw personeel. Daarom heeft het kabinet besloten een deel van andere geplande uitgaven door te schuiven naar volgende jaren.
Stimuleren prima, accenten kunnen anders
Gegeven de aankomende economische herfst is het verstandig nu de teugels wat te laten vieren en het overschot op de begroting te verkleinen of zelfs om te laten slaan in een tekort. Dit kan de guurheid wat verzachten en dus (al dan niet bewust) in latere jaren anticyclisch uitpakken. Naar verwachting is het beleid in 2020 juist procyclisch, aangezien de economie in Nederland nog prima draait.
Opvallend is dat het kabinet de eigen begrotingsregels negeert door de vooraf vastgestelde uitgaven- en inkomstenkaders aan te passen. Daarmee breekt het met een lange Nederlandse traditie van trendmatig begrotingsbeleid. Gezien de politieke wensen is dit niet onbegrijpelijk en te midden van het guurder wordende economische klimaat kan dit ook macro-economisch goed uitpakken. Tegelijkertijd toont het aan dat de huidige begrotingsregels niet voldoende flexibel zijn en moeten worden herzien.
De geplande impuls voor het besteedbaar inkomen van huishoudens is broodnodig, gezien de zeer beperkte koopkrachtstijgingen van de afgelopen jaren. Loonstijgingen blijven nog steeds beperkt en beleid rondom btw, zorg en energie heeft de koopkracht verder uitgehold. De vormgeving had echter beter gekund: in plaats van de aangekondigde ad hoc maatregelen is een grootschalige herziening van het belasting- en toeslagenstelsel meer op z’n plaats. Daarin moet plek zijn voor lagere tarieven, minder toeslagen en grondslagverbreding door minder kortingen en aftrekposten. Het huidige kabinet durft dit blijkbaar niet aan, hopelijk het volgende kabinet wel.
Het kabinet faciliteerde dit jaar de totstandkoming van het klimaat- en pensioenakkoord door smeergeld aan te bieden. Nu zien we de consequenties daarvan in de begroting met het aangekondigde warmtefonds en de verzachting van de stijging van de AOW-leeftijd. Hierbij moet wel worden opgemerkt dat het warmtefonds nog van beperkte omvang is. Voor de AOW-leeftijd geldt dat een tragere verhoging veel kost. In 2020 valt dat nog mee, maar op lange termijn verslechtert de houdbaarheid van de overheidsfinanciën met 3,2 miljard euro.[1]
Op het gebied van de woningmarkt komt het kabinet met zeer ambitieuze plannen, zowel voor de huur- als de koopmarkt. Zo komt er 2 miljard euro beschikbaar voor nieuwbouw, pakt het kabinet scheefwonen en buy-to-let aan en begrenst het de mate waarin de WOZ-waarde de maximale huurprijs bepaalt. Met name de maatregelen gericht op meer bouwen en terugdringen van speculatie op de woningmarkt zijn positief.
Het kabinet agendeert nadrukkelijk het groeivermogen van Nederland op lange termijn. Dat is ook nodig, want de productiviteitsgroei stelt al jaren teleur. Het kabinet blijkt nog wel meer tijd nodig te hebben voor de uitwerking van een investeringsfonds. Een dergelijk fonds kan, met de juiste governance, echt werk maken van het verdienvermogen van Nederland op de lange termijn. Een kanttekening is dat Nederland mogelijk tegen Europese begrotingsregels aanloopt met zo’n fonds, vooral voor wat betreft de middellange-termijndoelstelling (MTO) waarbij het structurele saldo niet onder de -0,5 procent bbp mag zakken. In 2020 is dit saldo -0,4 procent bbp, en extra investeringen doorbreken dus deze grens. Het is echter maar de vraag of de Europese Commissie hier erg aan vast zal houden, gezien de buitenlandse druk op (met name) Nederland en Duitsland om de overheidsuitgaven te verhogen. Bovendien zou de Europese Commissie de sleets geworden Europese begrotingsregels graag aanpassen.