Update

Inflatiemonitor Nederland: Inflatie loopt weer wat op in februari

2 maart 2023 16:42 RaboResearch

Een sterke stijging van het algemene prijspeil kan de koopkracht van huishoudens uithollen en de winsten van bedrijven aantasten. In deze maandelijkse inflatiemonitor voor de Nederlandse economie leggen we de inflatiecijfers uit en presenteren we onze inflatieverwachtingen. Voor meer technische informatie verwijzen we naar de laatste paragraaf van deze publicatie.

Young woman looking at the price on pasta package while shopping in grocery store.

In het kort

Flashcijfers voor februari 2023

Het voorlopige inflatiecijfer van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) voor februari 2023 kwam uit op 8,9 procent (zie figuur 1). Dit betekent dat het gemiddelde consumentenprijspeil in februari 2023 8,9 procent hoger lag dan in dezelfde maand een jaar geleden. Deze realisatie lag iets boven onze inflatieverwachting van 8,6 procent.

Figuur 1: Inflatie in februari 2023 kwam uit op 8,9 procent

Rabobank
Bron: Eurostat, CBS, RaboResearch

Tabel 1: Heatmap inflatiecijfers

Rabobank
Opmerking: de tabel geeft de bijdrage van de componenten aan het totale inflatiecijfer weer. Bron: Eurostat, CBS, RaboResearch

Inflatie iets hoger in februari

De inflatie steeg van 8,4 procent in januari naar 8,9 procent in februari. Dit komt met name doordat de prijzen van diensten en industriële goederen in februari op jaarbasis harder stegen dan in de maand ervoor. De energieprijzen daalden met 1,1 procent op jaarbasis en dat komt door lagere prijzen aan de pomp voor benzine en diesel.[1] De voedselprijsinflatie steeg in februari naar 15,1 procent (die was in januari 14,5 procent). Ook de kerninflatie steeg, van 7,1 procent in januari naar 7,7 procent in februari.

[1]De bijdrage van een subcomponent aan de HICP-inflatie kan positief uitvallen wanneer de jaar-op-jaar-prijsstijging van deze subcomponent negatief is. Dit komt door extreme bewegingen gedurende het jaar. Samengevat spelen voor de bijdrage ook tussentijdse prijsontwikkelingen binnen de periode van één jaar een rol. Bij de jaarmutatie is dat niet het geval.

Energiebijdrage loopt weer iets terug

De bijdrage van energie aan het algehele inflatiecijfer daalde in februari lichtjes (zie tabel 1). De gas- en elektriciteitsrekening (volgens de definitie van het CBS) was op jaarbasis vermoedelijk een fractie duurder. De gas- en elektriciteitsrekening (volgens de definitie van het CBS) daalde in prijs tijdens dezelfde periode vorig jaar, terwijl de prijs vanwege de invoering van het prijsplafond dit jaar gelijk bleef. Zonder prijsplafond zouden de meeste huishoudens een tarief hebben betaald boven de plafondprijzen, ondanks de stevig gedaalde groothandelsmarktprijs van gas. Onze raming voor de consumentenprijs van gas (op basis van de definitie van het CBS en de gemiddelde tarieven die energieleveranciers hebben gepubliceerd) is ruim hoger dan de prijs die mag worden verwacht op basis van de historische relatie met de TTF-prijs (figuur 2).[2] Volgens de Autoriteit Consument en Markt zijn de tarieven van de grotere energieleveranciers momenteel niet onredelijk hoog. De belangrijkste reden hiervoor is dat de huidige voorraden zijn ingekocht tegen hoge prijzen. Bovendien zijn de risico-opslagen toegenomen. Dit komt doordat de groothandelsmarktprijzen moeilijker te voorspellen zijn.


[2] Eerder becijferden we dat de TTF-prijs waarschijnlijk voor een langere periode onder de 65 euro zou moeten liggen voordat leveranciers een tarief rekenen onder de plafondprijzen. Dit niveau ligt echter eerder rond de 60 euro per megawattuur want de plafondprijs is inclusief belastingen op verbruik en deze belastingen zijn per 1 januari verhoogd.

Figuur 2: Er zit nog steeds een flinke kloof tussen de consumentenprijs en de TTF-prijs

Rabobank
Opmerking: Variabele gasprijs inclusief btw en overige belastingen op verbruik. Bron: CBS, ICE, RaboResearch

Dieselprijs neemt flink af in februari

De prijzen aan de pomp voor benzine en diesel droegen met -0,4 procentpunt negatief bij aan het totaalcijfer van de inflatie. Zowel de benzine- als dieselprijzen lagen lager dan een jaar geleden. Opvallend was de flinke daling van de dieselprijs in februari (zie figuur 3). Diesel was in 2022 een tijdje duurder dan benzine, omdat diesel duur gas kan vervangen bij bepaalde toepassingen en vanwege lage voorraden en een gebrek aan raffinagecapaciteit. Ook zorgde het embargo op de invoer van Russische diesel per schip, dat op 5 februari van kracht werd, voor de nodige onzekerheid. Europa slaagde er echter in tijdig de voorraden aan te vullen en ook lijkt de Russische diesel voorlopig vervangen, met als gevolg dat de dieselprijs nu weer ruim onder de benzineprijs ligt.

Figuur 3: Dieselprijzen daalden rap in februari

Rabobank
Bron: CBS

Prijzen in de supermarkt blijven stijgen

De stijging van voedingsmiddelenprijzen zet door. Volgens het CBS lagen de consumentenprijzen voor voeding, dranken en tabak eind februari gemiddeld 15,1 procent hoger dan in dezelfde maand vorig jaar. Daarmee zijn deze artikelen een klein procentpunt duurder geworden dan eind vorige maand. Op productcategorie-niveau zien we de nodige verschillen in de ontwikkeling van de schapprijzen in de supermarkt. In een toenemend aantal categorieën lagen de prijzen de afgelopen vier weken redelijk stabiel of daalden ze (heel) licht. Daar staan prijsstijgingen tegenover van bijvoorbeeld kant-en-klaar maaltijden, pizza, gebak en eieren. Op jaarbasis zijn categorieën als margarine, boter, zuivel en groente conserven nog steeds het sterkst in prijs gestegen. In de staart van de prijstijgers zien we bier en fruit langzaam wegzakken op de ranglijst (zie tabel 2).

Tabel 2: Prijsontwikkeling in de supermarkten (in % ten opzichte van eind februari 2022)

Rabobank
Opmerking: prijsontwikkeling gebaseerd op schapprijzen, dus exclusief aanbiedingen, in een beperkt aantal full-service supermarkten. Gemeten over producten die in de gehele periode beschikbaar waren. Bron: RaboResearch

De piek van de inflatie lag toch in september 2022?

Wanneer de piek precies lag hangt dus af van de inflatiemaatstaf. Volgens de HICP-index lag de piek van de inflatie met 17,1 procent inderdaad in september 2022 (zie tabel 1). De consumptiedeflator, die de prijsontwikkeling van de daadwerkelijke consumptie van huishoudens meet, en niet de prijs van een vast mandje goederen en diensten, laat een ander beeld zien. Uit onlangs gepubliceerde data van december blijkt dat de consumptie van huishoudens in een jaar tijd 14,1 procent duurder is geworden, waardoor we op basis van deze maatstaf nog niet kunnen concluderen dat de piek van de inflatie achter ons ligt (zie figuur 4).

Ook op basis van de nieuwe meetmethode voor energieprijzen van het CBS kunnen we die conclusie niet trekken. Deze meetmethode voor energie, die vanaf juni 2023 in gebruik wordt genomen, gebruikt transactiedata van energiemaatschappijen in plaats van de tarieven in nieuwe contracten. Uit de publicatie van de bandbreedtes blijkt dat ook hier de inflatie veel later op gang komt dan bij de HICP-index. Er zit volgens deze meetmethode nog steeds een stijgende lijn in de inflatie in december 2022, waardoor ook hier niet met zekerheid valt te zeggen waar de inflatiepiek ligt. Onduidelijkheid over wanneer welke inflatie plaatsvindt, maakt het leven van beleidsmakers en loononderhandelaars er niet makkelijker op. Wel leidt de nieuwe meetmethode van het CBS vermoedelijk tot een realistischere meting van de inflatiepijn die huishoudens voelen. Aan het einde van 2022 had nog steeds zo’n 30 procent van de huishoudens een vast contract voor gas en/of elektriciteit. Als energieprijzen flink heen en weer schommelen, zorgt een methode op basis van nieuwe contractprijzen voor minder realistische prijsmetingen dan wanneer transactiedata worden gebruikt.

Figuur 4: Zoek de inflatiepiek

Rabobank
Bron: Eurostat, CBS

Inflatieverwachtingen

We hebben onze inflatieraming voor 2023 iets verhoogd van 4,6 procent naar 5,0 procent. Het februari-cijfer was iets hoger dan we hadden verwacht. Bovendien staan Nederlandse huishoudens er beter voor dan eerder aangenomen en dat zorgt dit jaar voor wat meer druk op de prijzen. De voedselprijsstijging en de kerninflatie zijn dit jaar de drijvende krachten achter de inflatie. De energiebijdrage pakt door basiseffecten en het prijsplafond negatief uit in 2023. Vanwege sterke prijsstijgingen in dezelfde periode vorig jaar daalt de energiebijdrage naar verwachting tot onder de -5,0 procentpunt, waardoor de HICP-inflatie in september en oktober 2023 het nulpunt nadert. De inflatie loopt snel weer op zodra dit basiseffect aan kracht verliest. Voor 2024 verwachten we een inflatie van 4,4 procent (was 4,3 procent).

Figuur 5: Inflatie komt naar verwachting uit op 5,0 procent in 2023

Rabobank
Bron: RaboResearch

Energieleveranciers kondigen prijsverlagingen aan…

Veel energieleveranciers kondigden de afgelopen weken aan hun tarieven per maart of april fors te verlagen. De tarieven in de meeste, niet-dynamische contracten liggen na de neerwaartse bijstelling echter nog steeds boven de plafondprijzen voor gas en elektriciteit. De prijsverlagingen zorgen daarom niet voor een lagere HICP-inflatie. Naar verwachting lopen de gasprijzen in de tweede helft van dit jaar weer wat op, omdat importerende landen tijdens het aankomende vulseizoen zullen moeten concurreren om schaars LNG. Doordat veel leveranciers hun prijzen slechts op kwartaalbasis aanpassen, nemen wij aan dat de TTF-prijs bij het volgende aanpassingsmoment alweer te hoog is voor een consumentenprijs onder de plafondprijs.[3] Dit betekent dat de meeste Nederlandse huishoudens zonder dynamisch contract of vaste klantenkorting naar verwachting in heel 2023 de plafondprijs voor gas en elektriciteit betalen.

[3] Eerder becijferden we dat de TTF-prijs waarschijnlijk voor een langere periode onder de 65 euro zou moeten liggen voordat leveranciers een tarief rekenen onder de plafondprijzen. Dit niveau ligt echter eerder rond de 60 euro per megawattuur want de plafondprijs is inclusief belastingen op verbruik en deze belastingen zijn per 1 januari verhoogd.

Dalende grondstofprijzen + stijgende kosten = heftige onderhandelingen

Veel beursgenoteerde voedingsmiddelenproducenten hebben de afgelopen weken bij de presentatie van hun jaarcijfers aangegeven dat zij zich zagen genoodzaakt om ook in 2023 prijsverhogingen door te voeren. De discussie tussen Jumbo en leveranciers als Mars en Nestlé illustreert dat de prijsonderhandeling momenteel nog gaande zijn. We schreven in december al dat dit spannende prijsonderhandelingen beloofden te worden.

Ondanks dat de wereldmarktprijzen voor veel landbouwgrondstoffen en energie flink zijn gedaald ten opzichte van hun prijspieken in mei/juni en augustus 2022, lopen de kosten voor veel voedingsmiddelenproducenten nog steeds op. Deze vertraging tussen de dagprijzen en wat producenten daadwerkelijk moeten betalen komt door langlopende leveringscontracten, de euro/dollar koers en duurdere hulpgrondstoffen en verpakkingen. Bovendien hebben supermarkten nog niet alle prijsstijgingen vanuit producenten doorvertaald naar hogere schapprijzen. Dit jaar komen daar voor producenten en supermarkten de snel oplopende loon- en rentekosten nog bovenop.

Prijsstijgingen kunnen nog wel tot de zomer aanhouden

De overgrote meerderheid van voedingsmiddelenproducenten en food retailers hebben afgelopen jaar ingeteerd op hun winstmarges. Kijkend naar de Europese activiteiten van grotere leveranciers en de impact van het opengaan van de horeca vorig jaar buiten beschouwing latend, dan zien we marge-dalingen van enkele procentpunten. Terwijl de kosten voor inkoop, verkoop en voorraden, alsmede de financieringslasten vaak juist zijn opgelopen. Producenten en ook food retailers zullen dus proberen om de verder oplopende kosten door te belasten aan de consument. Dit zal de komende maanden nog tot opwaartse druk op de consumentenprijzen leiden. Pas tegen de zomer verwachten we dat de prijzen in de supermarkt zullen stabiliseren. Of dat ook betekent dat consumentenprijzen gaan dalen is nog maar de vraag. De historie leert dat schapprijzen maar heel sporadisch weer naar beneden worden bijgesteld.

Inflatie voorlopig niet duurzaam onder de 2 procent

De druk op de prijzen vanuit de vraagkant van de economie is de komende tijd hoog. Het gaat beter met de Nederlandse economie dan verwacht. Dit werd bevestigd door het recent gepubliceerde bbp-cijfer voor het vierde kwartaal waaruit bleek dat de economie met 0,6 procent op kwartaalbasis flink is gegroeid. Ondanks de fors gestegen prijzen groeide de consumptie nog harder met 0,9 procent k-o-k. Sindsdien zijn de toeslagen, het minimumloon en de pensioenen royaal verhoogd en heeft een grote groep Nederlanders dus flink meer inkomen om uit te geven. Ook al is de stemming nog verre van positief en vinden consumenten het geen goed moment om grote uitgaven te doen, het sentiment onder consumenten wordt wel beetje bij beetje minder pessimistisch. Huishoudens beschikken bovendien nog steeds over een grote berg spaargeld waarmee ze hun consumptie op peil kunnen houden.

Ondertussen zijn werknemers steeds beter in staat om stevige loonsverhogingen af te dwingen. De cao-loongroei bedroeg 4,9 procent op jaarbasis in februari 2023 en dat was fors hoger dan de 3,9 procent in december 2022 (zie figuur 6). In sommige sectoren lag de loongroei zelfs ruim boven die 4,9 procent (zie figuur 7). We verwachten dat de loongroei dit jaar verder oploopt en voor heel 2023 uitkomt op 5,6 procent (zie figuur 6). Bovendien zien we de loongroei voorlopig niet terugkeren naar het gemiddelde niveau van voor de pandemie toen de loongroei zo tussen de 1 en 3 procent bewoog. Er zijn nog steeds veel werknemers die hun laatste loononderhandeling voerden tijdens de begindagen van deze hoge inflatieperiode. Zij zullen spoedig terugkeren aan de onderhandelingstafel met een stevige looneis, aangezien de inflatie in de tussentijd veel verder is opgelopen. Werkgevers zullen op hun beurt linksom of rechtsom deze hogere loonkosten proberen af te wentelen op consumenten. Het waarschijnlijke gevolg van dit haasje-over effect is dat de inflatie voorlopig niet duurzaam onder de 2 procent duikt.

Figuur 6: Loongroei loopt naar verwachting verder op

Rabobank
Bron: CBS, RaboResearch

Figuur 7: Loongroei lag in sommige sectoren nog veel hoger

Rabobank
Bron: CBS

Kabinet onderzoekt nieuwe steunmaatregelen

Het kabinet doet er verstandig aan eventuele nieuwe steunmaatregelen voor 2024 in deze context te evalueren. Een recente Kamerbrief van Minister van Financiën Kaag hint al op een versobering van het huidige pakket. Die relatief ongerichte incidentele maatregelen zijn financieel onhoudbaar op langere termijn en onwenselijk in het licht van de hoge en breed verspreide inflatie. Sommige huishoudens zijn echter niet bij machte zich aan te passen aan de nieuwe realiteit waarin energieprijzen structureel hoger zijn, bijvoorbeeld omdat ze wonen in een slecht geïsoleerde (huur)woning.

In dezelfde Kamerbrief beschrijft de Minister een breed scala aan incidentele steunmaatregelen die momenteel wordt onderzocht. Er wordt nagedacht over een hogere belastingteruggave op de energierekening, een verlaging van de belastingen op het verbruik van energie en het doorzetten van het prijsplafond. Dat prijsplafond zou dan kunnen voortbestaan met hogere plafondprijzen, een lager volume of met toepassing op alleen lagere inkomensgroepen. Directe inkomenssteun, zoals via wederom hogere toeslagen of een nieuwe inkomensafhankelijke energietoeslag, is een andere manier die het ministerie momenteel onderzoekt. Tot slot wordt ook nagedacht over creatievere oplossingen, zoals een korting op de huur van corporatiewoningen met een laag energielabel en het aanstellen van leveranciers voor huishoudens in nood. Gerichte maatregelen zijn in de regel moeilijker uitvoerbaar. Het is dan ook de uitdaging van het besluitvormingsproces om die maatregelen te vinden die zo gericht mogelijk zijn en nog net uitvoerbaar.

Op welke maatregel(en) de keuze uiteindelijk valt, heeft gevolgen voor de inflatie in 2024. Maatregelen die ingrijpen op de prijs, zoals een hogere belastingverlaging op de energierekening, zorgen direct voor een lagere inflatie. Inkomenssteun aan kwetsbare huishoudens heeft geen direct effect op de inflatie. Bij deze maatregelen is het vooral de vraag in welke mate de overheid haar inkomsten weet op te schroeven. Ongedekte inkomenssteun zorgt alsnog indirect voor prijsdruk. Het kabinet is overigens nog steeds op zoek naar 5,7 miljard om de in 2022 aangekondigde steunmaatregelen te dekken. De impact op de inflatie van een prijsplafond met hogere tarieven hangt af van de gasprijsontwikkeling en de gekozen plafondprijzen. In onze inflatievoorspelling nemen wij aan dat het kabinet voor deze optie kiest en verwachten we tegelijkertijd dat de gas- en elektriciteitsprijzen volgend jaar boven de huidige plafondprijzen liggen. Hierdoor levert energie in onze voorspellingen in 2024 een positieve bijdrage aan de inflatie.

Bijlage: technische toelichting en definities

Inflatie heeft betrekking op de stijging van het gemiddelde prijspeil. Hierbij kan het gaan om allerlei verschillende prijzen. Ondernemers zullen bij inflatie vooral denken aan de kosten voor energieverbruik tijdens het productieproces, invoerprijzen of groothandelsprijzen. In de volksmond heeft inflatie vooral betrekking op een aanhoudende stijging van de consumentenprijzen, en daar kijken we in deze publicatie naar. Om de ontwikkeling van de consumentenprijzen te meten, bestaan twee indices: de Nederlandse consumentenprijsindex (CPI) en de geharmoniseerde consumentenprijsindex (HICP), waarmee prijzen in de afzonderlijke EU-landen op een vergelijkbare manier worden gemeten. Deze indices zijn gebaseerd op de gewogen prijsontwikkeling van een mandje van producten en diensten dat betrekking heeft op een gemiddeld uitgavenpatroon.

De eerste index meet uitsluitend de uitgaven van Nederlanders, zowel binnen als buiten onze landsgrenzen. De HICP meet daarentegen de uitgaven van Nederlanders en buitenlanders binnen Nederland, en is ontwikkeld zodat consumentenprijsindices binnen de Europese Unie gemakkelijker met elkaar zijn te vergelijken. Dit omdat de berekeningsmethoden van nationale CPI-cijfers sterk van elkaar verschillen. Verder wijken ook de mandjes van goederen en diensten waarop de HICP en de Nederlandse CPI zijn gebaseerd van elkaar af. Zo valt de toegerekende huur eigen woning buiten de HICP, maar juist binnen de CPI.

In deze publicatie kijken we naar de ontwikkeling van de geharmoniseerde consumentenprijsindex (HICP). Deze definitie sluit aan bij de officiële ramingen van RaboResearch en het is ook de indicator waar de Europese Centrale Bank (ECB) naar kijkt.

De maandelijkse inflatievoorspellingen zijn gebaseerd op een drievergelijkingenstelsel van RaboResearch. Voor meer toelichting verwijzen we naar Erken en De Groot (2021). Wel hebben we de modellen op diverse fronten verder uitgewerkt en verfijnd.

Ten eerste hebben we onze modellen aangepast om rekening te houden met zogeheten non-lineariteiten in de doorwerking van de elektriciteitsprijzen en de olie- en gasprijzen op de consumentenprijzen. Dit betekent dat het model boven een bepaalde drempelwaarde een andere elasticiteit toepast.

Ten tweede zijn twee extra modellen geschat voor de ontwikkeling van 1) de producentenprijzen en 2) de output gap. Deze twee variabelen worden dus endogeen voorspeld in combinatie met de inflatie, de inflatieverwachtingen en de lonen. De producentenprijzen zijn in onze modellen afhankelijk van de grondstoffenprijzen, de wereldhandel en de output gap. De output gap meet de productie van een economie ten opzichte van potentiële productie. De potentiële productie is de maximale houdbare productie die een economie aankan, gegeven de productiestructuur, de inzet van productiefactoren (grondstoffen, arbeid, kapitaal) en de stand van de technologie. Een economie kan kortstondig boven het potentiële niveau opereren door mensen te vragen over te werken of onderhoud van productiemiddelen op te schorten. Op een gegeven moment is de rek er echter uit en verhogen ondernemers in een oververhitte economie hun prijzen om de vraag af te remmen. Een positieve output gap is dus inflatoir, terwijl een negatieve output zorgt voor een neerwaartse druk op prijzen. De output gap wordt in onze modellen bepaald door de stand van de conjunctuur, de verandering van de overheidsuitgaven als percentage van het bbp en de loongroei.