Onderzoek
Brede welvaart groeit licht; regionale verschillen blijven bestaan
De brede welvaart is in 2024 licht gegroeid. Deze toename is vooral te danken aan hogere reële inkomens, meer baanzekerheid en het verdere herstel van het subjectief welzijn – oftewel hoe gelukkig en tevreden mensen zijn. Tegelijkertijd blijft de woontevredenheid een punt van zorg: deze is na jaren van daling ook in 2024 verder afgenomen. Regio's als het Gooi en Vechtstreek, Leiden en Bollenstreek en de Achterhoek behoren tot de koplopers in brede welvaart. Daarentegen blijft de brede welvaart achter in gebieden zoals Delfzijl en Groot-Rijnmond. Brede welvaart is in alle Nederlandse regio's gestegen tussen 2013 en 2023, maar met grote verschillen in de mate van groei.

In het kort
Coauteurs (allen verbonden aan de Universiteit Utrecht):
Prof. dr. Bas van Bavel, dr. Bram van Besouw, prof. dr. ir. Tanja van der Lippe, dr. Auke Rijpma, prof. dr. Erik Stam, Chris Vlam MSc
Brede welvaart is het afgelopen jaar licht gestegen, ondanks zorgen over huisvesting
De brede welvaart in Nederland is weer licht gestegen (zie figuur 1). Daarmee heeft de brede welvaart dezelfde richting als het bbp per inwoner, na een aantal jaren van tegengestelde ontwikkeling. Bovendien bereikte de brede welvaart het hoogste niveau sinds 2003.
De stijging in brede welvaart in 2024 werd vooral gedreven door de economische dimensies inkomen en baanzekerheid, die allebei verbeterden. Omdat de lonen harder stegen dan de inflatie, hielden huishoudens gemiddeld meer geld over. Ook de krappe arbeidsmarkt speelt een rol: de werkloosheid blijft laag en wie werk heeft, heeft ook vaker een vast contract.
Maar brede welvaart draait om meer dan alleen economische dimensies.[1] Ook de dimensie subjectief welzijn liet in 2024 een stijging zien: zowel het geluksgevoel als de tevredenheid met het leven nam toe ten opzichte van 2023. Toch ligt het niveau nog altijd lager dan vóór de coronapandemie. Niet alle dimensies van de brede welvaart verbeterden het afgelopen jaar. De dimensie huisvesting, gemeten door woontevredenheid van mensen, daalde in 2024.[2]
[1] Zie bijlage 1 voor een overzicht van alle dimensies van de Brede Welvaartsindicator (BWI), het model waarmee we de brede welvaart meten.
[2] Woontevredenheid baseren we op het WoON-onderzoek (zie ook bijlage 3), dat elke drie jaar verschijnt. De meest recente data gaan over 2024. In tussenliggende jaren maken we gebruik van lineaire interpolatie.
Figuur 1: Ontwikkeling Brede Welvaartsindicator (BWI) kent ander verloop dan bbp per capita

Economische groei en brede welvaartsontwikkeling in de afgelopen twee decennia
De economie en brede welvaart zijn met elkaar verweven. Hogere inkomens en meer baanzekerheid zijn bijvoorbeeld onderdeel van brede welvaart. En wie zich persoonlijk ontwikkelt en zich goed voelt, is vaak productiever (Baarsma en d’Orey Neves, 2024; Bellet, De Neve en Ward, 2024). Dat versterkt de economie op de lange termijn.
Maar economische groei kent ook een keerzijde. Meer uren werken stuwt de economische groei, maar zet de werk-privébalans onder druk. Daarnaast belasten economische activiteiten de fysieke omgeving en daarmee mogelijk de welvaartsdimensie milieu, wat negatief bijdraagt aan de brede welvaart.
De invloed van economische dimensies op brede welvaart verandert door de tijd (zie figuur 2). Zo drukte baanzekerheid tussen 2004 en 2014 de brede welvaart, vooral in de jaren na de kredietcrisis van 2009 (zie figuur 2). In 2013 sloeg dat beeld om: de economie groeide en de werkloosheid daalde. Hogere inkomens en meer baanzekerheid door krapte op de arbeidsmarkt hebben gezorgd voor een toename in brede welvaart.
Op het gebied van persoonlijke ontwikkeling zien we juist een omgekeerde trend. Tot 2018 droeg deze dimensie vrijwel altijd positief bij aan de BWI. In de jaren daarna is die bijdrage vaker negatief. Dit komt vooral door de verslechterde lees- en rekenvaardigheid van scholieren de laatste jaren (De Vries, 2023), zoals te zien in de PISA-scores.
De dimensies milieu en veiligheid verbeterden in de hele periode tussen 2004 en 2024. Onder andere door schonere motoren en roetfilters bij auto’s is de fijnstofuitstoot sinds eind jaren negentig flink gedaald (CBS, 2023). De veiligheid verbeterde door de afname van zowel het aantal gewelddadige misdrijven als het aantal moorden in de afgelopen twee decennia.
Dimensies die over de gehele periode juist een negatieve trend vertonen, zijn woontevredenheid en (in mindere mate) sociale contacten. De woontevredenheid bereikte in 2024 het laagste punt in twintig jaar. Waar in 2009 bijvoorbeeld nog 91% van de Nederlanders tevreden was met hun woning, is dat nu gedaald naar 84%. Door het grote woningtekort kunnen veel mensen geen geschikt huis vinden. Verder hebben mensen steeds minder contact met familie, vrienden en/of buren.
Figuur 2: Bijdrage van welvaartsdimensies aan de ontwikkeling van de BWI over twee decennia

Overzicht gebruikte data
Per dimensie hebben we de meest passende en meest recente beschikbare databronnen gebruikt om de BWI te berekenen. Tabel 1 geeft een overzicht van de databronnen per dimensie, de gehanteerde boven- en ondergrenzen (goalposts) en de weging van elke dimensie in de BWI.
Tabel 1: Overzicht van variabelen, gehanteerde goalposts en wegingsfactoren

Hogere brede welvaart in het midden en het noorden van het land
De brede welvaart in Nederland laat duidelijke regionale verschillen zien. Deze verschillen worden zichtbaar als we de BWI berekenen voor veertig COROP-regio’s in Nederland (zie figuur 3).[3]
In regio Het Gooi en Vechtstreek – met plaatsen als Hilversum, Naarden en Blaricum – is de brede welvaart het hoogst. Op veel dimensies scoort de regio bovengemiddeld, namelijk: inkomen, huisvesting, gezondheid, persoonlijke ontwikkeling en sociale contacten. Ook in de regio Leiden en Bollenstreek is de brede welvaart hoog. Deze regio blinkt uit in gezondheid, persoonlijke ontwikkeling, sociale contacten en de werk-privébalans. De Achterhoek is eveneens een opvallende positieve uitschieter. Op de dimensies veiligheid, maatschappelijke betrokkenheid, werk-privébalans en baanzekerheid scoort deze regio hoog.
De brede welvaart is het laagst in de regio Delfzijl en omgeving. Op de dimensies huisvesting, gezondheid, veiligheid en inkomen blijft deze regio achter bij de rest van Nederland. Ook de regio’s Groot-Rijnmond (Rotterdam en omgeving) en Den Haag hebben te maken met lagere brede welvaart, die onder andere wordt veroorzaakt door lagere veiligheid, baanzekerheid en maatschappelijke betrokkenheid. In Zuid-Limburg (omgeving Maastricht) zijn het lagere scores op gezondheid, maatschappelijke betrokkenheid, subjectief welzijn en veiligheid die zorgen voor relatief lage brede welvaart in de regio.
Een overzicht van de BWI-scores per regio, uitgesplitst naar dimensies, is te vinden in tabel 3 in de bijlage.
[3] De regionale indeling in COROP-gebieden is gebaseerd op een centrale kern (meestal een stad) met een omliggend verzorgingsgebied. De regionale data zijn beschikbaar tot en met 2023.
Figuur 3: In 2023 is de brede welvaart het hoogst in Het Gooi en Vechtstreek

Ontwikkeling brede welvaart verschilt sterk tussen regio’s
De brede welvaart heeft zich in de afgelopen tien jaar niet in alle Nederlandse regio’s in hetzelfde tempo ontwikkeld. Figuur 4 toont de BWI per regio in 2013 (horizontale as) en 2023 (verticale as). De diagonale lijn representeert de landelijke BWI-groei van 0,029.[4] Regio’s boven deze lijn hebben een bovengemiddelde brede-welvaartsgroei doorgemaakt tussen 2013 en 2023; in de regio’s eronder bleef de brede-welvaartsgroei juist achter. Regio’s zijn in vier groepen ingedeeld op basis van de brede welvaart in 2013 en de groei tussen 2013 en 2023. De verschillende kleuren geven groepen aan met overeenkomende kenmerken in het niveau van brede welvaart en in de ontwikkeling tussen 2013 en 2023.
Opvallend is dat sommige regio’s die al in 2013 lager scoorden, ook minder groei in brede welvaart lieten zien in de jaren erna. Deze gebieden blijven achter op meerdere dimensies, zoals gezondheid, veiligheid en maatschappelijke betrokkenheid. De lage groei in brede welvaart in deze regio’s, waar de brede welvaart in 2013 al laag was, wijst op structurele brede-welvaartsverschillen tussen regio’s.
Dit geldt bijvoorbeeld voor de regio Delfzijl en omstreken. Hier zien we een grote daling in woontevredenheid tussen 2013 en 2023. Dit is een regio waar aardbevingsproblematiek speelt. Verder staan de dimensies gezondheid en veiligheid in dit gebied onder druk. Ook de regio’s Groot-Rijnmond en Den Haag hebben zich vanuit relatief lage brede welvaart in 2013 maar minimaal verbeterd tot 2023. Beide regio’s hadden in deze periode te maken met een daling van woontevredenheid en persoonlijke ontwikkeling.
Er zijn andere regio’s waar de brede welvaart in 2013 relatief laag was, maar waar deze een bovengemiddelde ontwikkeling heeft doorgemaakt in de daaropvolgende jaren. Groot-Amsterdam is daar een goed voorbeeld van. Deze regio heeft zich sterk ontwikkeld op de dimensies veiligheid en inkomen. Beide dimensies zijn in Groot-Amsterdam sterker verbeterd dan in de rest van Nederland. In Midden-Limburg (omgeving Roermond) geldt hetzelfde voor de dimensies milieu en werk-privébalans. De regio Leiden en Bollenstreek stond er in 2013 al goed voor en behoort in 2023 tot de top van Nederland. De kracht van deze regio zit in een sterke ontwikkeling op de dimensies werk-privébalans, sociale contacten, persoonlijke ontwikkeling en gezondheid.
Zuidoost-Noord-Brabant (de “Brainport-regio”) is een van de economische groeimotoren van Nederland. Ondanks het economische succes scoort de regio slechts gemiddeld waar het gaat om brede welvaart. Op de dimensies gezondheid en inkomen scoort de regio bovengemiddeld. Zuidoost-Noord-Brabant scoort juist laag op de dimensies milieu en sociale contacten. De ontwikkeling van dit gebied laat kortom zien dat, ondanks de verwevenheid van economie en brede welvaart, economische groei zich niet automatisch vertaalt in brede-welvaartsontwikkeling.
[4] Van 0,560 in 2013 naar 0,589 in 2023.
Figuur 4: De regionale spreiding in brede welvaart is in 2023 niet groter dan in 2013

Conclusie
In 2024 steeg de brede welvaart licht in Nederland. Deze ontwikkeling ging samen met een lichte stijging van het bruto binnenlands product (bbp) per inwoner. De dimensies subjectief welzijn, inkomen en baanzekerheid verbeterden ten opzichte van een jaar eerder. De woontevredenheid ging juist achteruit en de werk-privébalans daalde ook.
Tussen 2013 en 2023 is de brede welvaart in alle Nederlandse regio’s toegenomen. De mate van groei verschilde echter aanzienlijk per regio. Regio’s zoals het Gooi en Vechtstreek, Leiden en Bollenstreek, en de Achterhoek behoren tot de koplopers. In Delfzijl en Groot-Rijnmond blijft de brede welvaart juist achter bij de rest van Nederland.
Bijlage 1: De Brede Welvaartsindicator (BWI)
Brede welvaart reikt verder dan hetgeen we met elkaar verdienen, consumeren en produceren. Naast inkomen gaat het bij brede welvaart om aspecten als gezondheid, milieu, persoonlijke ontwikkeling, veiligheid en geluk. Bij brede welvaart gaat het met andere woorden om alle aspecten die mensen van waarde vinden.
In 2016 introduceerden Universiteit Utrecht en Rabobank de Brede Welvaartsindicator (BWI). De BWI integreert elf dimensies en zeventien onderliggende variabelen in één integrale maatstaf van brede welvaart. Dit jaar is de BWI opnieuw samengesteld voor Nederland als geheel en veertig regio’s binnen Nederland.
Terwijl inkomen, consumptie en productie sinds jaar en dag worden gemeten aan de hand van het bruto binnenlands product (bbp), bestond er tot 2016 geen alternatieve maatstaf voor het meten van brede welvaart voor Nederland. Met de lancering van de BWI kwam hier verandering in.
Een integrale maatstaf heeft als voordeel dat alle dimensies gezamenlijk in ogenschouw kunnen worden genomen en dat er afruilen kunnen plaatsvinden tussen dimensies. Zo kan de vooruitgang op de ene dimensie worden opgeheven door de achteruitgang op een andere. Figuur 5 toont de elf dimensies van brede welvaart die wij hanteren.
Figuur 5: De elf dimensies van brede welvaart

Naast de BWI brengt RaboResearch ontwikkelingen in brede welvaart in kaart op basis van een jaarlijkse enquête uitgezet onder meer dan tienduizend Nederlanders van achttien jaar en ouder. Belangrijkste verschil met de BWI is dat het enquête-onderzoek ingaat op ervaren brede welvaart, terwijl de BWI grotendeels is gebaseerd op feitelijke waarnemingen. Er is een verschil tussen deze ervaren (subjectieve) brede welvaart en de feiten. Zo zou het kunnen zijn dat mensen minder veiligheid ervaren, terwijl er feitelijk nauwelijks misdaden voorkomen. Beide instrumenten om de brede welvaart te monitoren vullen elkaar aan. Voor wat betreft deze publicatie over de BWI merken we op dat de data met enige vertraging beschikbaar komen. Zo hebben de data van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) vaak betrekking op 2023 of 2024. De enquête meet juist de actuele ervaren brede welvaart in de periode waarin deze is afgenomen.

Bijlage 2: Methodologie achter de BWI
Onderstaande tabel geeft een overzicht van de belangrijkste methodologische keuzes. Allereerst hebben we voor zover beschikbaar voor iedere variabele op nationaal niveau voor de jaren 2003-2024 en op regionaal niveau voor de jaren 2013-2023 data verzameld uit openbare datasets. Wanneer data voor tussenliggende jaren ontbraken, hebben we deze lineair geïnterpoleerd. Wanneer data aan het eind van de reeks ontbraken, hebben we de waarde van de laatste bestaande observatie genomen. Als de data in een betreffend jaar op nationaal niveau beschikbaar waren maar op regionaal niveau ontbraken, hebben we de groeivoet van de nationale reeks gelijk toegepast op alle regio’s.
Om de variabelen met elkaar te vergelijken, passen we de min/max-methode toe. De scores van de variabelen vergelijken we met dertien Noordwest-Europese landen.[5] Zowel Nederland als geheel als de veertig regio’s krijgen zo voor de variabele een score tussen 0 en 1. Voor variabelen die positief bijdragen aan brede welvaart hanteren we de volgende formule:
[5] Naast Nederland zijn dit: België, Luxemburg, Frankrijk, Verenigd Koninkrijk, Ierland, Denemarken, Noorwegen, Zweden, Finland, Duitsland, Zwitserland en Oostenrijk.
Hierbij is Xtr de waarde (tussen 0 en 1) van de getransformeerde variabele voor gebied r in jaar t, xtr de geobserveerde waarde van de variabele voor gebied r in jaar t, Min(xn) de vastgestelde goalpost waartegen de geobserveerde waarde aan de onderkant wordt afgemeten en Max(xn) de vastgestelde goalpost waartegen de geobserveerde waarde aan de bovenkant wordt afgemeten. De variabelen waarvoor deze formule geldt, zijn: geluk, tevredenheid met het leven, levensverwachting, percentage van de bevolking met ten minste middelbaar onderwijs als hoogst genoten opleiding, PISA-score, Living Planet Index, levensverwachting, gemiddeld gestandaardiseerd huishoudinkomen, sociale contacten met familie, vrienden of buren, aandeel van de bevolking dat vrijwilligerswerk doet, aandeel mensen dat vertrouwen heeft in anderen.
Voor variabelen die negatief bijdragen aan brede welvaart is de volgende formule gebruikt:

De variabelen waarvoor dit geldt, zijn: aantal gewelddadige misdrijven, aantal moorden, hoeveelheid fijnstof, werkloosheid, aandeel mensen met een flexibele arbeidsrelatie, gemiddeld aantal gewerkte uren.
Daarna zijn de variabelen binnen de dimensies met gelijke weging geaggregeerd. Tot slot is voor het aggregeren van dimensies gebruik gemaakt van het wegingsschema van de OECD Better Life Index (Rijpma et al., 2016; Boarini en Mira D'Ercole, 2013).
Figuur 6 toont de jaar-op-jaar-bijdrage van de elf brede-welvaartsdimensies aan de BWI. Daarnaast laten de meest linker- en meest rechterstaaf de optelling van de bijdrages over meerdere jaren zien. Dimensies met een waarde boven nul dragen positief bij, terwijl dimensies met een waarde onder nul een negatieve bijdrage hebben. De lijn met stippen geeft de som van het jaar-op-jaar-effect weer.
Figuur 6: Bijdrage van welvaartsdimensies aan de ontwikkeling van de BWI

Bijlage 3: Methodologische veranderingen BWI in de publicatie van 2025
Woontevredenheid
Dit jaar is een methodewijziging doorgevoerd op de dimensie huisvesting. Deze dimensie meten we met de indicator woontevredenheid. Vanaf dit jaar gebruiken we voor het meten van woontevredenheid in de landelijke BWI de data van het Woononderzoek Nederland (WoON). Voor het meten van woontevredenheid in de regionale BWI gebruikten we de WoON-data al langer. Voor de landelijke BWI gebruikten we voorheen data uit de Enquête Sociale Samenhang en Welzijn, omdat deze reeks in tegenstelling tot de WoON jaarlijks wordt uitgevraagd. Voor 2024 is het verschil in woontevredenheid tussen de WoON-data en de data uit de Enquête Sociale Samenhang en Welzijn echter relatief groot. Vanwege de grotere steekproefomvang van WoON (41.300 respondenten ten opzichte van ongeveer 7.500 respondenten in de Enquête Sociale Samenhang en Welzijn) hebben we besloten tot deze methodewijziging.
Werk-privébalans
De cijfers voor werk-privébalans zijn herzien, zie hier de toelichting van het CBS over deze revisie. Hierdoor wijkt de reeks iets af van eerdere publicaties.
Inkomen
Het gestandaardiseerd huishoudinkomen voor Nederland is nog niet beschikbaar voor 2024. Het totale besteedbaar huishoudinkomen is wel beschikbaar in de nationale rekeningen. We hebben daarom het gestandaardiseerd huishoudinkomen voor 2024 geschat door de waarde van 2023 te vermenigvuldigen met de groeivoet van het totale besteedbaar huishoudinkomen tussen 2023 en 2024, en daarna te corrigeren voor inflatie.
Bijlage 4. BWI-niveau en -ontwikkeling voor Nederland
Tabel 2: Scores op de BWI en de elf dimensies tussen 2003 en 2024

Bijlage 5: BWI-niveau en -ontwikkeling voor veertig regio’s
Tabel 3: Scores van de regio’s op de BWI en de elf dimensies in 2023

Tabel 4: Ontwikkeling van de scores van de regio’s op de BWI en de elf dimensies tussen 2013 en 2023
