Onderzoek
Brede welvaart in Europa: Nederlandse regio’s bovenin de middenmoot
De Nederlandse provincies staan bovenin de Europese middenmoot op het gebied van brede welvaart. Ze moeten vooral Noorse en Zwitserse regio’s voor zich laten. De gebieden met de laagste brede welvaart vinden we in Griekenland.

In het kort
Samen met Universiteit Utrecht meet RaboResearch jaarlijks de brede welvaart in Nederland. We kijken daarbij naar regionale verschillen en concludeerden onlangs dat die verschillen hardnekkig zijn. Regio’s met de hoogste brede welvaart waren tien jaar geleden ook het meest welvarend en regio’s waar tien jaar geleden de laagste brede welvaart werd gemeten, staan nu nog steeds onderaan de ranglijst. Die tweede groep had het afgelopen decennium bovendien moeite om aan te haken bij de landelijke welvaartsgroei.
Kennis hierover is belangrijk. Regionale verschillen in het niveau en de ontwikkeling van brede welvaart vragen om specifiek regionaal welvaartsbeleid, van lokale overheden, regionale samenwerkingsverbanden, de provincies en het Rijk. Hetzelfde geldt voor de onderliggende dimensies en de achterliggende oorzaken van de verschillen. Over het algemeen worden de regionale welvaartsverschillen beschouwd binnen Nederland. Het wil echter niet zeggen dat regio’s met gemiddeld de laagste brede welvaart daadwerkelijk een laag welvaartsniveau hebben. Wat we als maatschappij hoog of laag vinden, hangt af van door ons zelf gestelde normen én van het perspectief. Daarom zoomen we in deze publicatie uit en plaatsen we de Nederlandse regio’s in Europees perspectief.
Box 1: Brede welvaart en de verschillen met de BWI
Om de brede welvaart in Europese regio’s te meten, gebruiken we hetzelfde raamwerk als voor de brede welvaartsindicator (BWI), het instrument waarmee we brede welvaart in Nederland meten. Daarin onderscheiden we elf welvaartsdimensies (zie figuur 1). Voor elk van deze dimensies gebruiken we een of twee variabelen die zo goed mogelijk aansluiten bij de BWI. Vanwege de beschikbaarheid van data zijn er wel verschillen. Ten eerste zijn niet alle achterliggende variabelen hetzelfde. Ten tweede zijn de gegevens voor Europese regio’s beschikbaar op een ander ruimtelijk schaalniveau (in Nederland voor de twaalf provincies in plaats van de veertig COROP-regio’s). Ten derde verschilt de methode waarmee we de indicatoren normaliseren zodat ze kunnen worden opgeteld tot een totale score voor brede welvaart. De Europese regionale verschillen in brede welvaart kunnen daarom niet een-op-een worden vergeleken met de hierboven genoemde publicatie over regionale verschillen in Nederland. In bijlage 2 staat een uitgebreide beschrijving van de methodologie.
Figuur 1: De elf dimensies van brede welvaart

Hoogste brede welvaart in Noorse en Zwitserse regio’s
De brede welvaart van regio’s wordt weergegeven met een score tussen 0 en 1. Het gewogen gemiddelde van alle regio’s is 0,53. Van de 229 Europese regio’s hebben 133 regio’s (58%) een score boven het gemiddelde en 96 regio’s (42%) een score onder het gemiddelde. Centraal Zwitserland, met onder meer de stad Luzern, heeft met een score van 0,75 de hoogste brede welvaart. Het uiterste noorden van Griekenland, Anatoliki Makedonia, heeft met een score van 0,32 de laagste brede welvaart.
Figuur 2: Verdeling van 229 regio’s naar brede-welvaartscore

De brede welvaart is het hoogst in de Noorse en Zwitserse regio’s (zie figuur 3). De Noorse gebieden scoren erg goed op veiligheid, milieu, gezondheid, huisvesting, subjectief welzijn en baanzekerheid. Dit geldt in het algemeen ook voor de Zwitserse regio’s, zij het in iets mindere mate. In die gebieden hebben mensen gemiddeld echter ook een goede persoonlijke ontwikkeling en verreweg de hoogste inkomens van Europa. Ook in Vlaanderen, Ierland en grote delen van Zweden en Finland is de brede welvaart hoog. Toch is er ook een dimensie waar al deze regio’s minder goed op scoren: sociale contacten. Bijlage 1 bevat een overzicht van alle regio’s en hun scores op de elf dimensies en de totale brede welvaart.
De regio’s met de laagste brede welvaart vinden we in Hongarije en vooral Griekenland. De relatief lage inkomens vallen daar op. Ook zijn de mensen in die regio’s gemiddeld minder tevreden en gelukkig, vooral in Griekenland. In de Hongaarse regio’s is daarnaast de gezondheid lager. De Griekse gebieden scoren ook slechter op subjectief welzijn, werk-privébalans en huisvesting.
Ook in de Oost-Europese landen Letland, Litouwen en Polen is de brede welvaart lager. In de Poolse gebieden is dat toe te schrijven aan de dimensies inkomen, sociale contacten en vooral huisvesting en werk-privébalans. Dat geldt ook voor Letland, dat daarnaast laag scoort op gezondheid. Dit zien we in mindere mate ook in Litouwen, waar tevens de maatschappelijke betrokkenheid lager is.
Verder zien we dat de zuidelijke regio’s van Italië, Spanje en Portugal een lagere brede welvaart hebben. Dit zijn gebieden die door de bank genomen lager scoren op huisvesting, milieu, persoonlijke ontwikkeling en maatschappelijke betrokkenheid. In Zuid-Spanje en Zuid-Italië is ook de baanzekerheid lager. Tot slot valt het noorden van Frankrijk op. In de regio’s aldaar is de veiligheid lager en hebben mensen gemiddeld minder sociale contacten en maatschappelijke betrokkenheid. Over het algemeen zijn ze er ook minder gelukkig en tevreden.
Figuur 3: Hoogste brede welvaart in Noordse en Zwitserse regio’s

Subjectief welzijn en werk-privébalans meest bepalend
Om te bepalen welke dimensies het meest bepalend zijn voor de regionale verschillen in brede welvaart, voeren we een lineaire regressieanalyse en een dominantieanalyse uit. Uit beide analyses blijkt dat subjectief welzijn en werk-privébalans de meest verklarende dimensies zijn. In de regressieanalyse komt ook gezondheid als belangrijk naar voren.
Vanwege het endogeniteitsprobleem[1] in zowel de regressie- als de dominantieanalyse voeren we aanvullend een principal component-analyse uit. De eerste component uit deze analyse kan worden geïnterpreteerd als een alternatieve brede-welvaartscore, waarbij de weging van de dimensies is gebaseerd op de mate waarin zij bijdragen aan de variantie tussen regio’s. Het is daarmee een statistisch onderbouwd alternatief voor de door ons berekende brede welvaart. Bijlage 3 bevat de uitkomsten van de analyse.
De eerste component correleert sterk (0,93) met onze samengestelde brede-welvaartscore. Vervolgens analyseren we welke dimensies het grootste gewicht hebben in deze component. Dat zijn subjectief welzijn en werk-privébalans, gevolgd door huisvesting en maatschappelijke betrokkenheid. Opvallend is dat veiligheid en sociale contacten een negatief gewicht hebben, wat wijst op een negatieve correlatie met de component en dus met brede welvaart. Met andere woorden: regio’s met een hoge brede welvaart scoren doorgaans lager op veiligheid en sociale contacten. Luxemburg en de Noorse en Zwitser regio’s zijn hierop een uitzondering. Daar weten ze een hoge brede welvaart te combineren met een veilige omgeving.
[1] Brede welvaart meten we als het gewogen gemiddelde van elf dimensies. Elke dimensie is dus onderdeel van de totale brede welvaart. Daardoor is er per definitie een relatie tussen de afhankelijke variabele (brede welvaart) en de onafhankelijke variabelen (de dimensies). Dit is een vorm van endogeniteit.
Nederlandse regio’s staan bovenin de Europese middenmoot
De brede welvaart in de Nederlandse provincies is hoger dan gemiddeld in Europa. De dimensies subjectief welzijn, huisvesting en maatschappelijke betrokkenheid vallen in positieve zin op. Op werk-privébalans en - door de vele flexibele arbeidscontracten - vooral op baanzekerheid scoren de Nederlandse regio’s minder goed. De score is met 0,62 het hoogst in Friesland en Groningen[2]. In Zuid-Holland is de brede welvaart met 0,58 het laagst, gevolgd door Noord-Holland en Flevoland. Maar wat misschien nog het meest opvalt, is dat de verschillen tussen de Nederlandse provincies in Europees perspectief beperkt zijn.
In de Randstad is veel te winnen op het gebied van milieu en baanzekerheid
Noord- en Zuid-Holland hebben in vergelijking met de rest van het land een wat lagere brede welvaart. Dit is niet heel verrassend, omdat in deze provincies grootstedelijke gebieden liggen. Deze gebieden hebben een hogere bevolkingsdichtheid en er vindt vaak ook het grootste deel van de landelijke economische activiteiten, groei en vernieuwing plaats. Daardoor scoren sommige van deze gebieden mogelijk minder goed op de dimensies milieu, veiligheid en huisvesting.
Als we Noord- en Zuid-Holland vergelijken met hun Noordwest-Europese peers, namelijk de hoofdstedelijke regio’s Dublin, Oslo, Stockholm, Helsinki, Kopenhagen en Zurich en de regio München, zien we een aantal overeenkomsten. In al die gebieden hebben mensen gemiddeld minder sociale contacten
Op andere vlakken zijn er grote verschillen. Zo is de regio Oslo bijzonder veilig, in tegenstelling tot de regio’s Helsinki, Stockholm en Dublin. Qua huisvesting scoren de gebieden Zurich, München en Kopenhagen niet goed, terwijl Dublin en wederom Oslo het juist beter doen op dat vlak. Zurich moet zijn hoogste score vooral hebben van de bijzonder hoge inkomens. Ook de gezondheid is daar beter dan in de andere gebieden.
Als de Randstad zich wil optrekken aan de Noordwest-Europese grootstedelijke regio’s met de hoogste brede welvaart, ligt er vooral een opgave op het gebied van milieu (zie figuur 4), baanzekerheid en in mindere mate persoonlijke ontwikkeling. De dimensie sociale contacten kan ook beter, maar hier scoren alle hoofdstedelijke gebieden slechter op. Anderzijds moeten we ook zeggen dat Noord- en Zuid-Holland relatief goed scoren op huisvesting, veiligheid en maatschappelijke betrokkenheid. Natuurlijk ligt er een enorme opgave om de woningmarkt in Nederland te verbeteren, maar de Randstad steekt niet slecht af tegen de grootstedelijke gebieden in Noordwest-Europa. Bij de vergelijking moet wel worden gezegd dat de bevolkingsdichtheid in Noord- en Zuid-Holland veel hoger is dan in de andere genoemde gebieden. Zurich en Kopenhagen komen qua dichtheid in de buurt, maar in vergelijking met de rest is de dichtheid in de Randstad gemiddeld ongeveer vijf keer zo hoog.
[2] In onze jaarlijkse publicatie over brede welvaart, waarin we met de brede welvaartsindicator (BWI) de veertig Nederlandse COROP-regio’s vergelijken, scoren de Groningse regio’s juist relatief laag. Dit komt vooral door de invulling van de dimensie huisvesting. In de Nederlandse BWI meten we die dimensie met de woontevredenheid van de bevolking. Deze is in delen van de provincie laag, waarschijnlijk vanwege de aardbevingsproblematiek. Woontevredenheid is echter niet beschikbaar voor Europese regio’s. Daarom is voor de invulling van die dimensie in dit geval gekozen voor het aantal kamers per persoon. Omdat de huizen in de meer landelijke gebieden, zoals in Groningen, over het algemeen groter zijn, scoort Groningen in deze publicatie juist goed op de dimensie huisvesting.
Figuur 4: Nederland kan veel winnen op het gebied van milieu

Verschillen tussen landen zijn groter dan verschillen tussen regio’s
In figuur 3 lijken de verschillen tussen regio’s in bepaalde delen van Europa eerder verschillen tussen landen te zijn. Dit geldt in het bijzonder voor Noorwegen, Zwitserland en de Oost-Europese landen. In Zuid-Europa komt juist geen landelijk patroon naar voren; binnen Frankrijk, Italië en Spanje zien we aanzienlijke regionale verschillen. Met andere woorden: Europese landen verschillen sterk in de spreiding van regio’s voor wat betreft brede welvaart (zie figuur 5). Elke stip geeft een regio in het betreffende land weer. Hoe dichter de stippen bij elkaar staan, hoe lager de spreiding tussen regio’s binnen dat land.
Figuur 5: Grote verschillen tussen landen in regionale spreiding van brede welvaart

Het valt direct op dat de regionale verschillen in sommige landen veel groter zijn dan in andere. Landen met een beperkte spreiding zijn Noorwegen, Denemarken en Nederland en in mindere mate Duitsland en Portugal. De regionale verschillen zijn juist bijzonder groot in Zwitserland, België, Frankrijk en de meeste Zuid- en Oost-Europese landen. Een hoge brede welvaart gaat dus beslist niet altijd gepaard met een gelijke regionale verdeling van brede welvaart, zoals in Zwitserland. Andersom laat Portugal zien dat de brede welvaart ondanks het lagere welvaartsniveau relatief gelijk is verdeeld over het land.
Dat de brede welvaart van regio’s in een aantal landen dicht bij elkaar ligt, roept de vraag op in hoeverre de regionale brede welvaart wordt veroorzaakt door verschillen tussen landen en in hoeverre door verschillen tussen regio’s. Om dit te toetsen, voeren we een multilevel analyse uit. Daaruit blijkt dat maar liefst 85% van de regionale verschillen wordt verklaard door verschillen tussen landen. Dit is opvallend en interessant, maar niet verrassend. Veel zaken die te maken hebben met (de dimensies van) brede welvaart worden nu eenmaal op landelijk niveau geregeld. Denk aan beleid op het gebied van veiligheid, gezondheid, onderwijs, huisvesting en arbeid.
De mate waarin verschillen tussen landen de regionale verschillen bepalen, verschilt per welvaartsdimensie (zie figuur 6). Deze is met 94% het hoogst voor de dimensie werk-privébalans. Dit betekent dat de gemiddelde hoeveelheid gewerkte uren in regio’s vooral verschilt tussen landen en zeer beperkt tussen regio’s binnen landen. Omgekeerd worden regionale verschillen op het gebied van baanzekerheid voor 51% bepaald door landelijke verschillen. Nog steeds fors, maar hier zien we dus meer regionale verschillen binnen landen (zie figuur 7).
Figuur 6: Landelijke verschillen bepalen groot deel van de regionale verschillen

Figuur 7: Meeste verschillen tussen regio’s binnen landen op baanzekerheid
