Update

Veenweidegebieden: is hier toekomst voor grondgebonden (melk)veehouderij?

24 juli 2025 13:30
Downloaden

De waterrijke veenweidegebieden in Friesland, Overijssel, Utrecht, Noord- en Zuid-Holland zijn typisch Nederlandse cultuurhistorische landschappen. De bodem is er geschikt voor de teelt van gras, waardoor het bij uitstek gebieden zijn waar de melkveehouderij is gevestigd. Maar dit karakteristieke landschap staat onder druk. Veenweiden hebben te maken met twee grote uitdagingen: de bodem daalt en de uitstoot van CO₂ is hoog. Welke oplossingen zijn er om dit unieke landschap te behouden voor de toekomst?

Boer met koeien in veenweide

Veenweidegebied: extensief en divers

Een melkveebedrijf in veenweidegebied heeft gemiddeld meer landbouwgrond dan een melkveebedrijf elders. De melkveehouderij in de meeste veenweidegebieden kenmerkt zich door relatief extensieve bedrijfsvoering, veelal weidegang en een hoog aandeel blijvend grasland. Daarnaast pakken steeds meer melkveehouders in veenweidegebied maatschappelijke taken op, zoals natuur- en landschapsbeheer.

“Maatwerk is nodig: elk gebied vraagt om een andere balans tussen agrarische functie en natuur.”

Niet alle veenweidegebieden zijn hetzelfde. Ze verschillen bijvoorbeeld in waterpeil en bodemsamenstelling. Daarom is maatwerk nodig: elk gebied vraagt om een andere balans tussen agrarische functie en natuur. Sturen op waterpeil en emissies spelen hierbij een grote rol, net als waterberging en waterbeheer. Tot op heden blijkt in de praktijk de combinatie van een verhoogd waterpeil samen met maatregelen zoals waterinfiltratiesystemen het meest effectief om de uitstoot van emissies tegen te gaan.

Figuur 2: Feiten en cijfers over veenweidegebieden

Veenweiden kenmerken
Bron: WUR, Rabobank, 2025

Waterpeil omhoog, maar wetgeving laat op zich wachten

De overheid wil het waterpeil in veenweidegebieden verhogen om bodemdaling en CO₂-uitstoot tegen te gaan. Dit staat in de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) en wordt voortgezet in de nieuwe Nota Ruimte. Die wordt na de zomer van 2025 verwacht. Het voorontwerp van de Nota Ruimte is al bekend, maar heeft nog geen juridische status.

Ook op Europees niveau gebeurt er iets: in het kader van de Europese Natuurherstelwet moeten lidstaten natuurherstelplannen maken en indienen bij de Europese Commissie. Lidstaten hebben hier twee jaar de tijd voor en de Europese Commissie vervolgens zes maanden om te reageren. Het duurt dus nog minimaal 2,5 jaar voor er een definitief plan kan liggen.

Figuur 2: Bodemdaling: in Nederland daalt de bodem al eeuwen door kanalisering en inpoldering

Bodemdaling
Bron: Deltaris

Waterschappen werken aan oplossingen

Waterschappen in veenweidegebieden maken plannen voor elk gebied, waarbij ze kijken wat technisch mogelijk is. Ze proberen doelen voor water, natuur en klimaat te combineren. Sommige polders zijn makkelijker te vernatten dan andere. Zo ontstaat een gebiedsgerichte aanpak, maar het blijft een complexe puzzel.

“Waterschappen proberen doelen voor water, natuur en klimaat te combineren.”

In strategische plannen en langjarige programma’s vermelden waterschappen steeds vaker de term ‘water- en bodem sturend’. De plannen maken duidelijk wat technisch mogelijk is per gebied. Dit gaat breder dan het bekende ‘peil volgt functie’, want waterschappen proberen diverse doelen (waaronder Kaderrichtlijn Water en CO₂-doelen) binnen een gebied te verenigen. Diverse veenweideprogramma’s verdelen polders in groepen, zoals waar sneller resultaat te behalen valt met vernatting en meer ingewikkeldere gebieden. Dit kan helpen bij het aanbrengen van focus en laat tegelijkertijd zien dat oplossingen voor veenweidegebieden niet eenvoudig zijn.

Burchart de Jong ziet volop kansen in het veenweidegebied van de Krimpenerwaard

“Boeren waar koeien thuishoren”

“In het veenweidegebied boeren betekent keuzes maken die passen bij de grond,” zegt Burchart de Jong, melkveehouder in Vlist. Samen met zijn ouders runt hij een maatschap met 90 melkkoeien en 30 stuks jongvee. “Onze 33 hectare huiskavel is ideaal voor volle beweiding, mede door de natuurlijke sloten.”

Naast de huiskavel pacht de familie 7 hectare productieland en 20 hectare natuurland. “Sommige percelen leveren weinig gras, maar dat zetten we in voor het jongvee. Zo benutten we alles optimaal.” Ondanks de beperkingen ziet De Jong vooral kansen. “Melkveehouderij is hier de meest logische vorm van landbouw. Akkerbouw past niet bij deze natte, slappe grond. Maar koeien? Die horen hier.”

Waar anderen inzetten op schaalvergroting, kiest De Jong voor duurzaamheid. “We zitten goed in deze polders. Bodemdaling gaat ook zonder koeien door. Ik geloof echt in toekomst voor melkveehouderij in veenweide. Wij blijven investeren. Als er boeren overblijven, dan is het hier. We gaan ervan uit dat we hier nog generaties lang boer kunnen zijn.”

Meer kennis en betere data

Sinds dit jaar hebben melkveehouders die gebruik maken van de Kringloopwijzer inzicht in hun CO₂-footprint, met én zonder veenemissies. Omdat veenemissies beperkt beïnvloedbaar zijn, corrigeren de meeste zuivelverwerkers in hun duurzaamheidsprogramma de CO₂-footprint van melkveebedrijven in veenweidegebieden. Hieruit blijkt dat de gemiddelde CO₂-footprint per kilogram melk op melkveebedrijven in veenweidegebied hoger kan uitvallen dan bij melkveebedrijven op andere grondsoorten. Toch levert de melkveehouderij in veenweidegebied een belangrijke bijdrage aan natuur- en landschapsbeheer, mede dankzij het extensievere karakter.

Lager emissiereductiedoel verwacht, opgave blijft staan

Om de CO₂-uitstoot te kunnen bepalen onder verschillende omstandigheden en bij verschillend (water)beheer is het Soil Organic Matter Emission Registration System (SOMERS) ontwikkeld. Dit registratiesysteem is opgesteld door het Nationaal Onderzoeksprogramma Broeikasgassen Veenweide (NOBV). De nieuwere versie, SOMERS 2.0, maakt gebruik van nieuwe rekenregels op basis van nieuwe inzichten. Na uitgebreid (praktijk)onderzoek door de NOBV blijken de emissies lager te zijn dan eerder duidelijk werd uit SOMERS 1.0.

“Omdat de uitstoot in veenweidegebieden lager is dan eerder gedacht, wordt het klimaatdoel voor Nederlandse veenweidegebieden waarschijnlijk bijgesteld.”

Nu het nieuwe model (SOMERS 2.0) laat zien dat de uitstoot in veenweidegebieden lager is dan eerder gedacht, wordt het klimaatdoel voor Nederlandse veenweidegebieden waarschijnlijk bijgesteld van 1 Mton naar 0,6-0,7 Mton CO₂-reductie in 2030. De gevolgen voor melkveehouders zijn beperkt, omdat het doel relatief gezien niet verandert. De uitvoering ligt bij de provincies. Melkveehouders kunnen meedoen aan bestaande en nieuwe regelingen om bij te dragen aan het behalen van de doelstellingen.

Jacob van der Bij over boeren in veenweidegebied

"Niets is zo leuk als je eigen visie in praktijk brengen"

Voor de boerderij van Jacob van der Bij in het Friese Aldeboarn stroomt een oude zijtak van de rivier de Boarn, achter zijn erf ligt een afvoersloot – het hoogteverschil verraadt eeuwen van inklinking. Jacob speelt met het waterpeil op zijn land om de weidevogels te helpen en laat bewust gedeeltes van de eerste snee gras staan. “Als veenboer kan ik weinig met CO₂-uitstoot; de cijfers geven te weinig concrete resultaten voor mijn percelen”, zegt hij. Toch ziet hij genoeg ontwikkelkansen voor zijn bedrijf.

“Een paar jaar geleden koos ik bewust voor biologisch waardoor ik geen gebruik meer maakte van derogatie. Dat vroeg om extensiveren, en er kwamen kansen voorbij om land aan te kopen.” De meeste omzet komt uiteraard van melk, maar andere kansen benut Jacob ook. Inmiddels zit op 70% van zijn grond een beheerspakket. “Wanneer je slim combineert, is dit mogelijk.” Zijn boodschap: ontwikkel je eigen visie, anticipeer op beleid en werk samen, bijvoorbeeld via coöperaties als It Lege Midden. “Intrinsieke motivatie werkt het best.”

Opnieuw ziet Jacob kansen, nu de EU Nederland op de vingers heeft getikt over de habitat van grutto’s "Ik wil percelen opnieuw inrichten en probeer de mogelijkheden te vinden hiervoor. Niets is zo leuk als je eigen visie in praktijk brengen."

Waardering en beloning

Er komen steeds meer initiatieven om melkveehouders te belonen voor hun inspanningen voor natuur, water en klimaat. Bijvoorbeeld via het Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer (ANLb), dat vanaf 2026 flink wordt uitgebreid. Een gebiedsgerichte aanpak is veelal het vertrekpunt bij de diverse pilots en initiatieven die momenteel lopen binnen de veenweidegebieden.

Agrarisch natuur- en landschapsbeheer

De vergoedingen vanuit het ANLb richten zich op thema’s als biodiversiteit, landschap, klimaat en water, ook in veenweidegebied. Vanaf 2026 komt jaarlijks 500 miljoen euro extra beschikbaar voor uitbreiding van het Agrarisch Natuurbeheer. Hiervan is bijna 200 miljoen euro per jaar structureel toegekend aan uitbreiding van de ANLb. Dit is bedoeld om meer areaal onder het stelsel te brengen, hogere vergoedingen te bieden en de regelingen te verbreden. Dit biedt meer melkveehouders de mogelijkheid om mee te doen.

“ De bestaande ANLb richt zich met name op het beheer voor soorten en op het versterken van het landschap.”

De focus van agrarisch natuur- en landschapsbeheer ligt op gebieden waar vanuit de landbouw aanvullende inspanningen nodig zijn om wettelijke doelen te halen. Naast grondwaterbeschermingsgebieden en in en rondom Natura 2000-gebieden vallen ook de veenweidegebieden hieronder. De bestaande ANLb richt zich met name op het beheer voor soorten (Vogel- en Habitatrichtlijn) en op het versterken van het landschap. De structurele uitbreiding biedt mogelijkheden om diverse doelen voor water, natuur en klimaat te integreren.

Koolstofcertificaten

Een andere mogelijkheid die wordt verkend is die van koolstofcertificaten. De huidige SNK-methode (Stichting Nationale Koolstofmarkt) om koolstofcertificaten vast te stellen wordt momenteel nauwelijks gebruikt, omdat de berekende reductie niet voldoende aansluit bij de praktijk en de kosten voor monitoring hoog zijn. Er liggen kansen in het vereenvoudigen van de meetmethode gebaseerd op inzichten uit het NOBV, een nationaal onderzoeksprogramma dat de effecten van verschillende maatregelen tegen bodemdaling op de emissie van CO₂, lachgas en methaan in veenweiden onderzoekt.

Samengevat: ons toekomstbeeld van veenweidegebied in 2040

De melkveehouderij blijft belangrijk in de veenweidegebieden. Nieuwe verdienmodellen en doelgerichte maatregelen geven melkveehouders meer keuzevrijheid. Er wordt samengewerkt tussen melkveehouders, overheden en natuurorganisaties. In de toekomst wordt de echte waarde van voedsel – inclusief klimaat, natuur en dierenwelzijn – beter meegenomen in de prijs. Zo ontstaat een eerlijker systeem, waarin agrarisch ondernemers worden beloond voor hun bijdrage aan een duurzame leefomgeving. Dit is essentieel voor het behoud van grondgebonden (melk)veehouderij in veenweidegebieden.

Interesse om met dit thema aan de slag te gaan?

Oriënteer je op lopende initiatieven in jouw regio en kijk of je samen met collega-melkveehouders aan de slag kunt. De Inspiratiekaart Groene Cirkel Kaas en Bodemdaling geeft veel ideeën, net als BoerenNatuur. Denk aan natuurinclusieve maatregelen zoals slootkanten- of weidevogelbeheer, het verlagen van de CO₂-footprint of mogelijkheden tot vernatten. Rabobank biedt mogelijkheden tot rentekorting of een duurzaamheidsbijdrage bij investeringen in bijvoorbeeld (verder) extensiveren, het omschakelen van de bedrijfsvoering of bepaalde innovaties. Neem contact op met je accountmanager of adviseur voor meer informatie.