Onderzoek

Beperkte stijging faillissementen, maar vrijwillige opheffingen schieten omhoog

24 juli 2025 9:00 RaboResearch
Downloaden

In dit themabericht bespreken we de redenen waarom het aantal faillissementen lager is dan we eerder hadden verwacht. Daarnaast presenteren we onze bijgestelde prognoses voor het aantal faillissementen.

Vrouw die diep in gedachten verzonken is

Inleiding: aantal faillissementen stijgt veel minder hard dan verwacht

Het aantal bedrijfsfaillissementen kwam in het tweede kwartaal van 2025 uit op 996, waarvan 90% bestond uit bedrijven en instellingen en 10% uit eenmanszaken (zie figuur 1). Dit is een beperkte stijging ten opzichte van het eerste kwartaal van 2025. Opvallender is echter dat er in de eerste helft van 2025 een daling te zien is van het aantal faillissementen met 9,5% ten opzichte van dezelfde periode in 2024, terwijl we vorig jaar nog uitgingen van een verwachte stijging van 24% over heel 2025 (zie Erken, Džambo en Vincent, 2024). In juni daalde het aantal faillissementen zelfs met 18% ten opzichte van een jaar eerder.

De daling van het aantal faillissementen in 2025 is des te opmerkelijker omdat de economische situatie op veel fronten niet drastisch is verbeterd. De energieprijzen in Nederland zijn nog steeds hoog, zeker in internationaal perspectief (zie Bollen et al., 2025), en de lonen blijven sterk stijgen. Ook zijn er indicaties dat de kwaliteit van het investerings- en vestigingsklimaat onder druk staat. Zo zijn naast de sterk stijgende loonkosten ook stroomtekorten en stikstofregels directe belemmeringen voor fysieke investeringen, net als het gebrek aan betaalbare huisvesting en een tekort aan groeikapitaal. En ondertussen is de economische en beleidsmatige onzekerheid sterk toegenomen door de val van kabinet Schoof en de voortdurende dreiging van een handelsoorlog, aangewakkerd door president Trump.

Figuur 1: Aantal faillissementen is licht gestegen in tweede kwartaal 2025

Aantal faillissementen is licht gestegen in tweede kwartaal 2025
Bron: CBS, Macrobond, RaboResearch 2025

Verklaring 1: uitgestelde coronaschuld daalt harder dan verwacht

Een belangrijke reden waarom we eerder verwachtten dat het aantal faillissementen op korte termijn sterk zou oplopen, was onze aanname dat bedrijven met uitgestelde belastingbetalingen en opgebouwde schulden die het gevolg waren van de coronacrisis, steeds meer in de knel zouden komen.

Nieuwe cijfers over de uitgestelde coronabelastingschuld laten echter zien dat deze veel sneller is afgenomen dan we eerder hadden gedacht (zie figuur 2). De terugbetaling verloopt kennelijk voortvarend, en veel bedrijven blijken hun verplichtingen te kunnen nakomen zonder dat dit leidt tot acute financiële problemen.

Figuur 2: Terugbetaling van coronaschuld verloopt voorspoediger dan verwacht

Terugbetaling van coronaschuld verloopt voorspoediger dan verwacht
Noot: in de voorjaarsnota 2024 is de verwachting uitgesproken dat 3,5 miljard euro van de openstaande coronabelastingschuld nooit terugbetaald zal worden, bijvoorbeeld vanwege faillissement. Tot medio 2022 is de openstaande coronaschuld per kwartaal gebaseerd op CBS-rapportages. Voor de daaropvolgende drie jaar is een benadering gemaakt op basis van informatie uit diverse Kamerbrieven. De gearceerde balken vanaf het derde kwartaal van 2025 geven een prognose van RaboResearch weer. Bron: CBS, Minister van Financiën, prognose RaboResearch

Verklaring 2: sterke stijging vrijwillige bedrijfsopheffingen

Een tweede verklaring waarom het aantal faillissementen minder sterk is gestegen dan verwacht, is de sterke stijging van het aantal vrijwillige bedrijfsopheffingen. Bij een bedrijfsopheffing (al dan niet vrijwillig) gaat het om bedrijven die hun activiteiten volledig beëindigen en waarvan de activiteiten niet worden voortgezet via fusie, overname of andere vormen van herstructurering. Faillissementen vallen onder deze definitie van opheffing, maar fusies en overnames juist nadrukkelijk niet. In het eerste kwartaal van 2025 bereikte het aantal stoppers een recordniveau, zowel gemeten naar het aantal vestigingen als naar het aantal bedrijven (zie figuur 3a). Hoewel het totaal aantal bedrijven in Nederland de afgelopen jaren sterk is toegenomen – van 1 miljoen in 2007 naar bijna 2,4 miljoen nu – blijft het aantal opheffingen ook relatief gezien uitzonderlijk hoog. Gecorrigeerd voor de omvang van het bedrijfsbestand is het niveau vergelijkbaar met eerdere pieken tijdens de kredietcrisis (2009/2010) en de eurozonecrisis (2012), zoals weergegeven in figuur 3b.

Figuur 3a: Aantal opgeheven bedrijven per kwartaal

aantal opgeheven bedrijven per kwartaal
Bron: CBS

Figuur 3b: Aantal opheffingen per 1000 bedrijven per kwartaal

aantal opheffingen per 1000 bedrijven per kwartaal
Toelichting: voor het trendmatige verloop gebruiken we een HP-filter met een lage lambda (50). Bron: CBS

De enorme stijging van het aantal vrijwillige opheffingen komt weliswaar als een verrassing, maar is ook weer deels verklaarbaar. Door de aangekondigde strengere handhaving op schijnzelfstandigheid was al voorzien dat het aantal stoppers onder zzp’ers zou toenemen – een ontwikkeling die zich eind vorig jaar al aftekende in de maandcijfers van de Kamer van Koophandel (KvK). Sinds kort groeit het aantal zzp’ers overigens weer voorzichtig. Wanneer we de CBS-reeks over bedrijfsopheffingen schonen voor eenmanszaken[1], zien we echter dat ook het aantal stoppers onder niet-eenmanszaken – zoals BV’s, NV’s, verenigingen, stichtingen, vof’s en maatschappen – in het eerste kwartaal van 2025 fors is toegenomen (zie figuur 4a). Daarbij valt op dat het aantal opheffingen onder niet-eenmanszaken naar verhouding vooral hoog is in de financiële dienstverlening (zie figuur 4b).

[1] Omdat er vanuit het CBS geen openbare cijfers zijn over het aantal opgeheven eenmanszaken per kwartaal, is dit aantal gebaseerd op het totale aantal opgeheven natuurlijke personen per kwartaal vermenigvuldigd met het aandeel eenmanszaken binnen de totale populatie natuurlijke personen in dat kwartaal (een cijfer dat al jaren tussen de 80% en 90% ligt). Daarom moet het aantal bedrijven en instellingen anders dan eenmanszaken in de figuren 4a en 4b worden gezien als een zo goed mogelijke benadering van het werkelijke aantal.

Figuur 4a: Aantal opheffingen per 1000 bedrijven, per kwartaal

Aantal opheffingen per 1000 bedrijven, per kwartaal
Noot: De cijfers zijn een benadering van de werkelijke aantallen (zie voetnoot 1). Bron: CBS, bewerking RaboResearch

Figuur 4b: Aantal opheffingen per 1000 bedrijven naar bedrijfstak, Q1 2025

Aantal opheffingen per 1000 bedrijven naar bedrijfstak, Q1 2025
Noot: De cijfers zijn een benadering van de werkelijke aantallen (zie voetnoot 1). Bron: CBS, bewerking RaboResearch

Sinds 2008 zijn er slechts twee andere momenten geweest waarop het aantal opgeheven niet-eenmanszaken per duizend bedrijven boven de 30 uitkwam: tijdens de nasleep van de financiële crisis in het vierde kwartaal van 2009 en in het vierde kwartaal van 2022, toen bedrijven – midden in de energiecrisis – begonnen met het terugbetalen van uitgestelde belastingschulden uit de coronaperiode.

In het eerste kwartaal van 2025 was het aantal stoppers zelfs zó hoog, dat het totale aantal bedrijven voor het eerst sinds het begin van de kwartaalregistratie door het CBS in 2007 op kwartaalbasis is afgenomen (zie figuur 5). En hoewel er per saldo in het tweede kwartaal meer bedrijven bijkwamen dan stopten, lag het totale aantal bedrijven op 1 juli nog altijd lager dan op 1 januari 2025.

Figuur 5: Aantal bedrijven per kwartaal

Aantal bedrijven per kwartaal
Noot: De populatie natuurlijke personen bestaat grotendeels uit eenmanszaken, variërend van iets minder dan 80% in de eerste jaren tot bijna 90% in de laatste jaren. Bron: CBS

Verschuiving van faillissementen naar vrijwillige opheffingen

Waar het verwachte aantal faillissementen onder bedrijven en instellingen[2] achterblijft in 2025, zagen we dus tegelijkertijd een forse toename van het aantal opgeheven niet-eenmanszaken in het eerste kwartaal van dit jaar. Hoewel cijfers over het tweede kwartaal pas begin augustus beschikbaar komen, lijkt het erop dat steeds meer bedrijven bewust kiezen voor vrijwillige opheffing[3] in plaats van een faillissement. Opheffing – zowel via turboliquidatie (als er geen baten meer zijn) als via reguliere vereffening (als er nog activa zijn) – biedt in veel gevallen een efficiëntere, minder ingrijpende en beter beheersbare manier om een onderneming te beëindigen. In tegenstelling tot een faillissement is er geen verplichte betrokkenheid van de rechtbank of curator en behoudt het bestuur de regie over het proces, blijven de kosten relatief laag en wordt reputatieschade beperkt.

Deze ontwikkeling wijst op een bredere verschuiving in beëindigingsgedrag: bedrijven lijken niet langer te wachten tot financiële problemen onoverkomelijk worden, maar kiezen er steeds vaker voor om hun activiteiten vroegtijdig en gecontroleerd te beëindigen. Faillissementscijfers laten daarmee maar een deel van het verhaal zien: steeds meer ondernemers stoppen vrijwillig, nog vóórdat het tot een faillissement komt. Vrijwillige opheffing lijkt vaker een bewuste keuze van ondernemers die anticiperen op verslechterende omstandigheden.

[2] Voor eenmanszaken is een faillissement doorgaans onaantrekkelijk, omdat de ondernemer persoonlijk aansprakelijk is voor de schulden. Dit betekent dat privébezittingen, zoals een woning, kunnen worden aangesproken bij een te hoge schuldenlast. Daarom proberen veel eenmanszaken een faillissement te voorkomen via onder meer het minnelijke traject, de Wet schuldsanering natuurlijke personen (Wsnp) of de Wet homologatie onderhands akkoord (Whoa). Vandaar ook dat in de faillissementscijfers van het CBS het aandeel eenmanszaken relatief klein is.

[3] Hoewel vrijwillige opheffing suggereert dat ondernemers uit vrije wil stoppen, is dat in de praktijk niet altijd het geval. In situaties waarin een onderneming structureel verlieslatend is, maar een faillissement niet noodzakelijk of wenselijk wordt geacht, kunnen ondernemers kiezen voor alternatieve routes zoals turboliquidatie of reguliere vereffening. Daarmee vermijden zij de kosten, juridische verplichtingen of reputatieschade die met een faillissement gepaard kunnen gaan.

Verwachtingen

De recente dynamiek vraagt om een herijking van onze faillissementsverwachting. Waar we begin 2025 nog uitgingen van een duidelijke stijging, blijkt nu dat een deel van de verwachte faillissementen zich mogelijk ‘verplaatst’ heeft naar vrijwillige bedrijfsopheffingen. We verwachten niettemin dat het aantal faillissementen de komende jaren blijft stijgen, zij het geleidelijker en naar een lager niveau dan aanvankelijk gedacht: minder dan 1400 bedrijven per kwartaal eind 2027 (zie figuur 6). Concreet betekent dit dat we in 2025 uitgaan van een daling van het aantal faillissementen met iets meer dan 5% ten opzichte van vorig jaar. Voor 2026 voorzien we een stijging van bijna 15%, gevolgd door een toename van 12% in 2027.

De reden dat we – ondanks onze gematigd positieve macro-economische groeiverwachting – blijven uitgaan van een stijging, is dat een deel van het bedrijfsleven kwetsbaar blijft voor economische tegenwind. Zo blijft de krapte op de arbeidsmarkt nijpend, waardoor ondernemers hogere lonen moeten bieden om personeel aan te trekken of vast te houden. Die stijgende loonkosten drukken op de marges, vooral in arbeidsintensieve sectoren. Daarnaast blijven de energieprijzen relatief hoog. Ook de openstaande coronaschuld blijft een rol spelen: hoewel deze sneller wordt afgelost dan eerder gedacht, dragen nog altijd ruim 120 duizend ondernemers de last van uitgestelde coronaschulden. Tot slot zorgen geopolitieke spanningen en het risico op een escalatie van de handelsoorlog voor extra onzekerheid, wat het ondernemersvertrouwen en investeringsklimaat onder druk zet.

Figuur 6: Verwachte aantal faillissementen loopt de komende jaren nog iets op

Verwachte aantal faillissementen loopt de komende jaren nog iets op
Bron: CBS, RaboResearch 2025

Faillissementsratio

Wanneer we onze blik verleggen naar de faillissementsratio – het aantal faillissementen per duizend bedrijven en instellingen (zonder eenmanszaken) – valt op dat in historisch perspectief sprake is van een uitzonderlijke situatie. De faillissementsratio is momenteel bijzonder laag en zal dat, ondanks een verwachte stijging van het absolute aantal faillissementen, de komende tijd in onze verwachting blijven (zie figuur 7). Dat de faillissementsratio door onze neerwaartse bijstelling van het aantal faillissementen niet nóg lager uitkomt, komt doordat we onze raming van de verwachte groei van het aantal bedrijven ook neerwaarts hebben bijgesteld. Deze bijstelling hangt samen met de afnemende bedrijvendynamiek in Nederland (zie Bezooijen en Bettendorf, 2025): er worden in Nederland steeds minder banen gecreëerd én vernietigd, wat duidt op een lagere instroom en uitstroom van bedrijven. Hierdoor is de neerwaartse bijstelling van de ratio beperkter dan die van het absolute aantal faillissementen.

Figuur 7: Faillissementsratio bedrijven en instellingen blijft in historisch perspectief laag

Faillissementsratio bedrijven en instellingen blijft in historisch perspectief laag
Bron: CBS, RaboResearch 2025

Literatuur

Bezooijen, E. van en L. Bettendorf (2025). Steeds minder banen geschapen en vernietigd in Nederland. ESB, te verschijnen.

Bollen, J., S. Hers, R. Nagy, J. van Kempen en B. Hopman (2025). Compensatie energiekosten nodig voor concurrentievermogen industrie. ESB, 110(4847), 300-303.

Erken, H.P.G., I. Džambo en W. Vincent (2025). Verwachte faillissementsgolf geen reden tot paniek. ESB, 109(4838), 458-461.

Disclaimer

De informatie en meningen in dit document zijn indicatief en alleen bedoeld voor discussiedoeleinden. Er kunnen geen rechten worden ontleend aan de in dit document beschreven transacties en/of commerciële ideeën. Dit document is uitsluitend bedoeld voor informatieve doeleinden en mag niet worden opgevat als aanbod, uitnodiging of aanbeveling. Lees verder