Onderzoek
Jongeren beleggen vaker dan ouderen; 26% beleggers heeft crypto’s
Hoeveel Nederlanders beleggen en hoe ziet hun portefeuille eruit? Welke rol speelt crypto onder beleggers? De resultaten uit een recente enquête geven antwoord op deze vragen.

In het kort
Vermogende Nederlanders, jongeren en mannen beleggen vaker
Een kwart van de Nederlanders tussen de 18 en 80 jaar oud zegt dat zij of hun partner beleggingen hebben. Maar er zijn grote verschillen tussen groepen. We zien dat de kans dat een huishouden belegt groter is naarmate het meer vrij beschikbaar vermogen heeft (zie figuur 1). Met vrij beschikbaar vermogen bedoelen we geld op bank- en spaarrekeningen, in deposito’s en beleggingen. Zo belegt 5% van de Nederlanders met een vrij beschikbaar vermogen van 2.500 euro of minder, 25% van de Nederlanders met een vermogen tussen de 20.000 en 30.000 euro, en 66% van de Nederlanders met een vermogen van 250.000 euro of meer.
Dit blijkt uit een enquête onder 1.868 Nederlanders tussen de 18 en 80 jaar (zie box 1 voor meer toelichting).
Ook tussen mannen en vrouwen zien we een duidelijk verschil: 31% van de mannen geeft aan beleggingen te hebben, tegenover 18% van de vrouwen.[1] Jongere Nederlanders beleggen daarnaast vaker dan oudere Nederlanders (zie figuur 3). Zo zegt 35% van de 25- tot en met 34-jarigen beleggingen te hebben, tegenover 20% van de 55- tot en met 64-jarigen. Verder hebben hoger opgeleiden (38%) vaker beleggingen dan Nederlanders met een middelbaar opleidingsniveau (20%), die op hun beurt weer vaker beleggen dan Nederlanders met een laag opleidingsniveau (12%). Ook voor het huishoudinkomen geldt: hoe hoger, hoe groter de kans dat er wordt belegd. Van de respondenten met een bovenmodaal inkomen belegt 44%. Hierbij is modaal een bruto jaarinkomen is tussen de 41.500 en 49.500 euro. Onder Nederlanders met een beneden modaal inkomen is dat 14%.
Veel van deze kenmerken overlappen met elkaar: wie veel verdient, heeft vaker ook meer vermogen. Om goed te zien welke kenmerken op zichzelf gerelateerd zijn aan wel of niet beleggen, voeren we een logistische regressie-analyse uit. Hierbij nemen we de omvang van het huishoudvermogen, geslacht, leeftijd, opleidingsniveau en het huishoudinkomen mee als verklarende variabelen. Dan blijft de positieve relatie tussen de omvang van het vermogen en de kans dat iemand belegt bestaan (zie figuur 2).
Uit deze analyse blijkt verder dat mannen, respondenten met een bovenmodaal inkomen en respondenten met een hbo/wo-opleidingsniveau vaker beleggingen hebben (zie figuur 4). Ten slotte zien we nu nog duidelijker dat hoe jonger iemand is, hoe groter de kans is dat iemand beleggingen heeft. Zo is de kans dat 18- tot en met 24-jarigen beleggen ongeveer anderhalf keer groter dan de kans dat 55- tot en met 64-jarigen beleggen, en twee keer groter dan de kans dat 65- tot en met 80-jarigen beleggen.
[1] Hierbij willen we nog opmerken dat alleenstaande mannen vaker beleggen dan alleenstaande vrouwen. Maar opvallend is dat we dit ook zien voor mensen die samenwonen met een partner: vrouwen met een partner geven minder vaak aan dat er beleggingen zijn in het huishouden dan mannen die samenwonen. Voor een deel kan dit worden verklaard doordat vrouwen vaker dan mannen aangeven dat zij niet weten of er beleggingen zijn in het huishouden. We kunnen enkel speculeren naar andere redenen.
Figuur 1: Aandeel beleggers neemt toe naarmate het vermogen hoger is

Figuur 2: Beleggen naar vermogen, waarbij andere kenmerken constant worden gehouden

Figuur 3: Beleggen naar achtergrondkenmerken

Figuur 4: Beleggen naar achtergrondkenmerken, waarbij andere kenmerken constant worden gehouden

Veel beleggers hebben fondsen en trackers (ETF’s)
Onder beleggers zijn fondsen en trackers (ETF’s) de populairste beleggingsinstrumenten: 62% van de beleggers zegt te beleggen in een aandelenfonds, obligatiefonds, gemixt fonds of in een tracker die de koers van een mandje aandelen of obligaties volgt (zie figuur 2). Daarmee hebben Nederlandse beleggers aanzienlijk vaker geld zitten in fondsen en trackers dan in individuele aandelen en obligaties. Die laatste twee worden door 46% van de beleggers genoemd, waarbij vooral individuele aandelen vaak worden genoemd. Er bestaat overlap tussen de groepen, want 24% van de beleggers heeft zowel fondsen/trackers als individuele aandelen/obligaties. En 11% van alle beleggers heeft enkel individuele aandelen en geen andere beursgenoteerde beleggingen.
Verder zien we dat 26% van de beleggers cryptovaluta heeft, of trackers van crypto’s. Het grootste deel hiervan - 70% - heeft ook andere typen beursgenoteerde beleggingen, zoals aandelen, obligaties, fondsen, trackers of anders. Slechts 7% van alle beleggers heeft uitsluitend crypto en géén andere beursgenoteerde beleggingen.
Figuur 5: Fondsen en ETF’s populaire instrumenten

Fondsen en trackers zijn onder alle vermogensgroepen het instrument waarin het vaakst wordt belegd. Ook onder beleggers in alle leeftijdsgroepen zijn deze instrumenten het populairst. Verder valt op dat beleggers tussen de 55 en 80 jaar veel minder vaak crypto hebben dan beleggers in jongere leeftijdsgroepen. We zien verder ook dat oudere beleggers gemiddeld genomen in minder verschillende instrumenten beleggen dan jongere Nederlanders. Deze verschillen gelden ook als we rekening houden met achtergrondkenmerken geslacht, opleidingsniveau, inkomen en omvang van het vermogen.
Beleggers houden ongeveer de helft van hun vrije vermogen aan in spaargeld
Het grootste deel van de beleggers heeft naast beleggingen ook spaargeld. Toch valt op dat 13% van alle beleggers en 10% van de beleggers die (ook) crypto hebben, aangeeft geen spaargeld te hebben. Terwijl de waarde van spaargeld minder fluctueert dan de waarde van beleggingen, waarmee spaargeld een zekerdere buffer is voor financiële tegenslagen.
Verdere analyse van de verdeling van het vrij beschikbare vermogen laat zien dat beleggers gemiddeld genomen 52% van hun vrij beschikbare vermogen aanhouden als spaargeld, 41% als traditionele beleggingen (aandelen, obligaties, indextrackers/ETF’s, fondsen) en 7% als crypto-beleggingen (figuur 6). Het relatief beperkte aandeel voor crypto-beleggingen komt doordat de meerderheid van de beleggers geen cryptovaluta heeft (26% van de beleggers heeft cryptovaluta). Zoomen we in op de beleggers die wel crypto’s hebben, dan verandert met name het beeld van de verhouding tussen beleggingen (niet crypto) en crypto-beleggingen (figuur 7). Zij houden namelijk gemiddeld 25% van het vrij beschikbare vermogen aan in crypto-valuta en 28% als andere beleggingen. De overige 47% houden zij aan als spaargeld.
Figuur 6: Verdeling vrij beschikbaar vermogen naar vermogenscomponenten alle beleggers

Figuur 7: Verdeling vrij beschikbaar vermogen naar vermogenscomponenten beleggers in crypto

Vermogensopbouw en rendement belangrijkste redenen om te beleggen
We hebben beleggers ook gevraagd waarom zij beleggen. Uit een lijst van acht redenen, en een optie ‘anders’, konden zij maximaal hun top drie geven (zie figuur 8). Uit de resultaten komt duidelijk naar voren dat ‘om vermogen op te bouwen’ het vaakst in de top drie van beleggers staat (71%), met kort daarachter ‘omdat het rendement doorgaans hoger is dan de spaarrente’ (66%). En op ruime afstand van deze twee: ‘om sneller mijn doelen te halen’ (34%) en ‘als leuke manier om met geld bezig te zijn’ (32%).
De twee meest genoemde redenen, ‘om vermogen op te bouwen’ en ‘omdat het rendement doorgaans hoger is dan de spaarrente’, worden door alle beleggers het vaakst in hun persoonlijke top drie redenen om te beleggen gezet, ongeacht hun leeftijd, geslacht, vermogen, inkomen en of beleggers nu in aandelen- en obligatiefondsen zitten of in crypto. Soms staat ‘omdat het rendement doorgaans hoger is dan de spaarrente’ hoger dan ‘om vermogen op te bouwen’.
Dit geldt ook voor de twee redenen die beleggers daarna het meest noemen, ‘om sneller mijn doelen te behalen’ en ‘als leuke manier om met geld bezig te zijn’. Onder sommige beleggers wordt de ene reden iets vaker genoemd dan de ander, maar beide worden vaker aangehaald als reden om te beleggen dan de resterende redenen. Wel valt op dat 65- tot en met 80-jarigen de reden ‘om sneller mijn doelen te behalen’ aanmerkelijk minder vaak noemen.
Figuur 8: Redenen om te beleggen

Risico en te weinig kennis belangrijke redenen om niet te beleggen
Nederlanders zonder beleggingen hebben we gevraagd naar hun redenen om niet te beleggen. Daarbij konden ze uit een lijst van negen redenen (en een optie ‘anders’) hun top drie aangeven (zie figuur 9). ‘Ik vind beleggen te risicovol’ (54%) staat het vaakst in de top drie van Nederlanders zonder beleggingen, gevolgd door ‘ik weet te weinig van beleggen’ (45%). De twee meest genoemde redenen daarna zijn ‘ik heb geen geld over om te beleggen’ (34%) en ‘ik vind het te ingewikkeld’ (30%).
De reden ‘ik heb geen geld over om te beleggen’ speelt een grotere rol naarmate het inkomen en/of vermogen lager is. Zo is het de meest genoemde reden door mensen met minder dan 2.501 euro vrij beschikbaar vermogen, maar de minst genoemde reden onder Nederlanders met 250.000 euro of meer. Vanaf een vermogen van 10.000 euro of meer worden andere redenen prominenter, zoals ‘ik vind het te ingewikkeld’, ‘ik vind het te veel gedoe om te regelen’ en - voor de meer vermogenden - ‘ik heb in het verleden geld verloren met beleggen’.
Tussen leeftijdsgroepen zijn de verschillen beperkt: onder Nederlanders van alle leeftijden zijn de vier meest genoemde redenen dezelfde.
Figuur 9: Redenen om niet te beleggen

Box 1: Toelichting op de enquête
Voor deze publicatie maken we gebruik van een enquête onder Nederlanders van 18 tot en met 80 jaar. In totaal gebruiken we de antwoorden van 1.868 respondenten. We hebben de enquête gehouden tussen 14 april en 6 mei 2025.
Een deel van de totale steekproef, 1.643 respondenten, is getrokken met als doel een goede afspiegeling te zijn van de Nederlandse bevolking. Om voor (kleine) afwijkingen in de verdeling naar leeftijd, geslacht en opleidingsniveau te corrigeren, gebruiken we daarnaast een kruislingse weging op deze drie kenmerken. Deze steekproef gebruiken we voor de analyse waarin we kijken welk deel van de Nederlanders beleggingen heeft. Daaruit blijkt dat 25% van de respondenten aangeeft dat zij zelf beleggingen hebben, of samenwonen met een partner die beleggingen heeft.
Om een beter beeld te krijgen van beleggers is er oversampled op beleggers. De overige analyses, waar we inzoomen op beleggers, zijn daarom op basis van 632 respondenten die beleggingen hebben. Deze groep is met een kruislingse weging op leeftijd, geslacht en opleidingsniveau representatief gemaakt voor de Nederlandse bevolking op deze drie kenmerken. Het aantal beleggers in ons onderzoek (632 respondenten) is vergelijkbaar met het aantal beleggers in de meest recente Consumentenmonitor-beleggers van de AFM (675 respondenten). Ook qua leeftijd, opleiding en geslacht lijkt onze groep beleggers op de groep beleggers uit het meest recente AFM-onderzoek.