Update
De tuinbouw blijft op koers, onduidelijk overheidsbeleid is de grootste zorg
Het productieseizoen 2025 sluit af met voldoende prijzen voor de meeste tuinbouwbedrijven, al ligt de rentabiliteit net iets lager dan vorig jaar. De barometer blijft stabiel boven de 7, met opvallend weinig spreiding tussen subsectoren. De grootste zorg van ondernemers zit echter bij de overheid: onduidelijk beleid rond energietransitie, gewasbescherming, arbeid en water zorgt voor onzekerheid. Verder in deze update: waarom energiebesparing centraler moet staan, de juridische druk op de lelieteelt en cijfers over schaalvergroting bij paprika en komkommer.

In het kort
Economisch gaat het ruim voldoende in de tuinbouw
Het productieseizoen 2025 voor veel gewassen komt of is binnenkort ten einde. Voor de meeste tuinbouwbedrijven is het een jaar geweest waarin het prijsniveau voldoende was. De rentabiliteit lijkt net iets lager uit te vallen dan 2024, maar de kosten kunnen nog steeds worden gedragen. Het huidige niveau van de Rabo-tuinbouwbarometer ligt nog steeds net boven de 7. Wat ook opvalt, is de relatief kleine spreiding in de uitkomsten: bedrijven in alle onderdelen van de tuinbouw lijken het redelijk te doen, op enkele kleinere specifieke subsectoren na.
Figuur 1. Ontwikkeling Rabo-tuinbouwbarometer 2020-2025

De prijs bij de glasgroenten heeft zich in 2025 verschillend ontwikkeld. Bij paprika is de gemiddelde prijs duidelijk lager dan de afgelopen jaren, maar dat leidt in het algemeen nog niet tot financiële problemen. Bij tomaat is het beeld positiever. Wel lopen daar de resultaten sterker uiteen door de keuzes voor specifieke segmenten zoals losse, tros- cocktail-, cherry-, pruim- of vleestomaat en ook van de keuze om wel of niet te belichten. Voor komkommer en aubergine was het een goed jaar.
In de sierteelt onder glas is de prijsvorming van snijbloemen en bloeiende planten best goed, maar staan de verdiensten bij bladplanten wel wat onder druk. Er is inmiddels één grote bedrijfsbeëindiging aangekondigd, maar het is de vraag of dat voldoende is voor een beter evenwicht tussen vraag en aanbod.
In de hardfruitteelt zien we bij peren een gemiddelde oogst. De kwaliteit van die peren is wat minder en dat zet druk op de prijs. De appeloogst was groot. Als de vraag niet sterker toeneemt, blijven de prijzen aan de lage kant.
In de bloembollenteelt was er een grote oogst van voorjaarsbollen. Wel zijn er zorgen over de kwaliteit (zoals zuur en galmijt in tulpen). De contractprijzen voor de bollen die door broeiers betaald zullen gaan worden, liggen naar verwachting lager dan in 2025. De eerste signalen voor de lelieoogst zijn goed. De boomkwekerij scoort stabiel. De vraag naar groen van zowel de consumenten als van de institutionele markt blijft op peil.
Hoewel de barometer stabiel is, zijn er in de bedrijfsvoering van tuinbouwondernemers een aantal zaken die hen bezighoudt. Als eerste is dat de energietransitie. Glastuinders zijn zich duidelijk bewust van de noodzaak tot verandering. Voor hen zit het probleem bij de overheid die geen consequent beleid voert dat is gericht op een geleidelijke besparing van fossiele brandstoffen en een overgang naar alternatieve energiebronnen. Het tweede dat tuinders bezighoudt, is de gewasbescherming. Het wegvallen van chemische gewasbeschermingsmiddelen dwingt ze te zoeken naar alternatieven. Dat leidt in sommige gevallen tot lagere producties of mindere kwaliteit. Daarnaast houdt de invulling van arbeid de tuinbouwondernemers bezig. Door het maatschappelijk debat over de inzet van arbeidsmigranten uit andere EU-lidstaten, onderzoeken ondernemers of automatisering en robotisering een oplossing kunnen zijn. Tot slot is water een belangrijk thema. Denk dan aan waterbeschikbaarheid, waterkwaliteit en afvoer van water met mogelijke uitspoeling van nutriënten en gewasbeschermingsmiddelen.
Meer nadruk leggen op energiebesparing in glastuinbouw
Onlangs verscheen de Klimaat- en Energieverkenning 2025 van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL). Het PBL voldoet daarmee aan de opdracht om jaarlijks te rapporteren over de voortgang van het klimaatbeleid. Voor de meeste doelen zijn de uitkomsten somber. De gestelde (tussen-)doelen voor 2030 worden naar verwachting met het huidige en eventueel aanvullend beleid niet bereikt. Daarmee wordt de opgave voor de periode ná 2030 alleen maar groter.
De doelstelling voor de glastuinbouw is om in 2030 een broeikasgasemissie van 4,3 Mton CO2-eq te bereiken (inclusief naar schatting 0,8 Mton CO2 equivalent voor methaanslip). Volgens het PBL komt de uitstoot in 2030 uit op 5,8 Mton met een spreiding voor 95% zekerheid binnen de bandbreedte 3,7-7,9 Mton CO2-equivalenten. Volgens het PBL is de kans klein (15%) dat de glastuinbouw het gestelde tussendoel in 2030 haalt.
Volgens de Energiemonitor opgesteld door Wageningen Social & Economic Research (WSER), komt de CO2-emissie van de glastuinbouw (exclusief methaanslip) in 2024 uit op 5,2 Mton CO2-equivalent. Dat is binnen de richtlijn van het Convenant tussen overheid en sector waar voor 2024 een doelstelling van maximaal 5,4 Mton CO2-eq (exclusief methaanslip) was vastgelegd.
Om terugdringing van de CO2-emissie in de glastuinbouw te bereiken, heeft de overheid de laatste jaren vooral gekeken naar verhoging van de prijs van het gebruik van fossiele brandstoffen. Enerzijds door bijvoorbeeld afschaffing van het verlaagde tarief voor de energiebelasting op het verbruik, anderzijds door heffingen of regelingen in te voeren op de CO2-uitstoot (zoals de opt-in EU-ETS2, die recent trouwens een jaar is uitgesteld).
Beide type maatregelen verhogen de kosten voor het verwarmen van de kassen met fossiele brandstoffen en zijn bedoeld om de alternatieven (geothermie, warmtepomp, groen gas) aantrekkelijker te maken. De compensatie van glastuinders voor deze maatregelen kan erg verschillen en hangt mede af van bedrijfsgrootte, energieverbruik en technische installatie.
“Besparing op het energieverbruik nodig om klimaatdoelstelling glastuinbouw te bereiken”
Om een vitale glastuinbouw in stand te houden, is het nodig om de kosten van energieverbruik binnen de perken te houden. Daarbij gaat het in de gesprekken steeds over verduurzaming van het energieverbruik (elektrificatie), maar blijft het bespáren vaak buiten beeld. In de Trias Energetica, een drie-stappenprincipe voor energiebesparing en duurzame energie, is dat de eerste stap: het terugbrengen van de hoeveelheid benodigde energie.
Ligging van lelieteelt in Nederland
De afgelopen jaren hebben rechters meerdere keren uitspraken gedaan over het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in de lelieteelt bij bebouwing en natuurgebieden. Deze uitspraken richtten zich steeds op het gebruik van een índividuele teler op een spécifiek perceel. Het is belangrijk om op te merken dat de telers zich daarbij aan de wet hebben gehouden voor wat betreft de toepassing van gewasbescherming én daarnaast veelal nog bovenwettelijke maatregelen hadden ondernomen ter voorkoming van drift. Deze procedures komen vooral voort uit zorgen over mogelijke gezondheidsrisico’s voor omwonenden.
Zonder verder in te gaan op de juridische uitspraken, is met behulp van de Basisregistratie percelen in kaart gebracht waar de lelieteelt in 2023 was gesitueerd ten opzichte van de bebouwde kom en Natura 2000-gebieden. In dat jaar bedroeg het totaal aantal percelen met lelies in Nederland 1.661 met een oppervlakte van 6.353 hectare. In figuur 2 is het oppervlak waarop lelies worden geteeld (lelie-areaal) en het aantal percelen met lelie met een gemiddelde afstand van 250 meter tot woonkernen en Natura 2000-gebieden in kaart gebracht.
Figuur 2. Ligging van de lelieteelt ten opzichte van de bebouwde kom van woonkernen en Natura 2000 gebieden uitgesplitst naar oppervlakte en aantal percelen (gegevens 2023)

Natura 2000
In 2023 bevond zich het middelpunt van 67 percelen lelieteelt - met voor deze percelen een totaaloppervlakte van 240 hectare - zich gelijk aan of binnen 250 meter van een Natura 2000-gebied. Het gaat dan om ongeveer 4% van het aantal percelen en van de oppervlakte waarop lelies worden geteeld (zie figuur 2).
Woonkernen
Ook is gekeken bij hoeveel percelen het middelpunt gelijk of binnen 250 meter van een woonkern liggen. Een woonkern is daarbij gedefinieerd als een erkende verkeerskundige bebouwde kom (het blauwe bord met witte letters). In 2023 bevonden zich 190 percelen leliebollen – met totaal 553 hectare teelt – op het middelste punt minder dan 250 meter van de bebouwde kom. Het betreft dan 11% van de percelen met 9% van het lelie-areaal.
Schaalvergroting glastuinbouw ook in komkommer en paprika
In een eerdere tuinbouwupdate van begin dit jaar lieten we zien hoe de schaalvergroting in de Nederlandse tomatenteelt zich ontwikkelt. Ongeveer de helft van het areaal wordt geteeld bij de tien grootste tomatenbedrijven. Ook bij andere glasgroenten zien we dit proces van schaalvergroting (figuur 3).
Figuur 3. Ontwikkeling van de verdeling van het areaal komkommer en paprika in Nederland tussen de tien bedrijven met het grootste areaal en de overige bedrijven

Het CBS geeft in haar voorlopige cijfers van 2025 een areaal van 1.631 hectare paprikateelt in Nederland. In 2015 bedroeg dat 1.758 hectare. Het aantal bedrijven met paprikateelt bedroeg in 2015 nog 246 stuks en is tien jaar later verminderd tot 203.
Het areaal bij de tien grootste bedrijven met paprika bedraagt in 2025 volgens gegevens van RaboResearch ongeveer 40% van de oppervlakte waarop paprika wordt geteeld in Nederland. Dat is 652 hectare met een gemiddelde van 65 hectare per bedrijf. Het gemiddelde areaal van de overige 193 bedrijven bedraagt ongeveer 5 hectare glas per bedrijf. Natuurlijk is soms de concentratiegraad bij de diverse kleuren nog veel groter.
De schaalvergroting bij komkommer is minder, maar wel gaande. Komkommerbedrijven hebben hun productie de afgelopen tien jaar vaak vergroot door het toepassen van belichting in combinatie met het hogedraadsysteem en niet direct in uitbreiding van het glasareaal. Daarnaast is het op komkommerbedrijven lastig de korte-termijn arbeidsbehoefte in te vullen. In het hogedraadsysteem is het vrijwel noodzaak ’s zomers dagelijks het gehele areaal te oogsten. De piekbehoefte aan arbeid is daarmee groter dan bij tomaten- en paprikabedrijven.
“Verdere schaalvergroting bij komkommer hangt af van automatisering en robotisering.”
Een verdere schaalvergroting op komkommerbedrijven lijkt wel door te gaan, maar lijkt sterker afhankelijk van de mogelijkheden op verdere automatisering en robotisering van teelt-, oogst- en sorteerhandelingen. De tien grootste bedrijven telen nu op ongeveer 31% van het totale areaal, dat was in 2015 nog 23%. In 2025 was het areaal komkommers volgens het CBS 638 hectare waarvan 197 hectare bij de tien grootste bedrijven en 441 hectare bij de overige 172 bedrijven. Het gemiddelde van de 10 grootste bedrijven ligt dus op net geen 20 hectare, het gemiddelde van de overige 172 bedrijven met komkommer ligt op 2,6 hectare. In 2015 bedroeg het areaal 545 hectare, waarvan 23% bij de tien grootste bedrijven.
Voldoende rentabiliteit in de tuinbouw
Het productieseizoen 2025 laat ruim voldoende rentabiliteit zien in de Nederlandse tuinbouw, met een barometer die stabiel boven de 7 blijft. De sector kampt echter met toenemende onzekerheid door onduidelijk overheidsbeleid op energietransitie, gewasbescherming, arbeid en waterbeheer. Het behalen van de klimaatdoelen voor 2030 lijkt met huidige inzet moeilijk, wat de druk op glastuinders vergroot. Ondertussen zet de schaalvergroting in de glasgroenteteelt door: bij paprika telen de tien grootste bedrijven inmiddels 40% van het areaal, bij komkommer is dat 31%.
De tuinbouw is volop in beweging. Of het nu om investeringen, innovaties, uitbreiding of stoppen van de bedrijfsvoering gaat. Jouw accountmanager gaat graag het gesprek met je aan over de mogelijkheden van Rabobank. Ook onze sectormanagers staan altijd open voor een gesprek.