Onderzoek
Corona veroorzaakt sneeuwbaleffect in economie
De uitbraak van het coronavirus veroorzaakt ongekende schokken in de economie. Tijdens de financiële crisis in 2008 hebben we gezien dat een schok in een centrale sector zich door de hele economie kan verspreiden. Hoe zijn de verschillende sectoren in de Nederlandse economie nu met elkaar verbonden? Jadé Dieteren en Lize Nauta van RaboResearch zochten het uit.
De meeste sectoren zijn onderling met elkaar verbonden omdat ze goederen en diensten aan elkaar leveren. De voedingsmiddelenindustrie ontvangt bijvoorbeeld melk van de landbouw, die ze tot kaas verwerkt en vervolgens aan de horeca levert. En zo zijn er talloze andere verbintenissen tussen sectoren. Het reilen en zeilen van de ene bedrijfstak kan dus van invloed zijn op het functioneren van de andere.
Financiële crisis
Lange tijd was het idee dat een negatieve schok die uiteindelijk leidt tot een grote terugval in productie van één bepaalde sector geen effect heeft op de gehele economie. Maar tijdens de financiële crisis die in 2008 begon, zagen we dat een schok in één sector – de financiële sector – wel degelijk doorwerkte. Daarom hebben we gekeken naar de structuur van de netwerken van Nederlandse sectoren. Voor deze structuur is ook de netwerkafstand van belang: de hoeveelheid stappen of verbindingen die nodig is om van de ene sector naar de andere te gaan. Nederland heeft een zogeheten ‘hub’-economie. Hierin staat één sector centraal en zijn andere sectoren indirect met elkaar verbonden. Dat betekent dat een schok in één bedrijfstak kan doorwerken naar de omliggende sectoren en in mindere mate ook naar de sectoren die daar weer omheen liggen en indirect met de sector in verbinding staan. Een voorbeeld: vanwege de sluiting van restaurants en cafés is er veel minder vraag naar panklare friet vanuit de voedingsmiddelenindustrie. En dat treft op zijn beurt weer haar toeleveranciers, de aardappeltelers.
“Het reilen en zeilen van de ene bedrijfstak kan van grote invloed zijn op het functioneren van de andere”
Voedingsmiddelenindustrie
De voedingsmiddelenindustrie is de meest centrale sector in ons land. Ook de landbouw, het bankwezen, de bouw, de groothandel, de uitzendbranche en de IT-dienstverlening behoren tot de centrale sectoren. Sectoren die het minst centraal staan, zijn bijvoorbeeld de bosbouw en de loterijen en kansspelen. Maar er is iets opvallends aan de hand. Sectoren die een groot deel van het Nederlandse bbp uitmaken, zijn niet altijd ook centrale sectoren in het netwerk. Zo staan de voedingsmiddelenindustrie, de primaire landbouw en de bouw niet in de top tien van grootste sectoren als we kijken naar bruto toegevoegde waarde. Deze drie sectoren zijn dus belangrijker voor de Nederlandse economie dan ze lijken als je enkel naar het relatieve gewicht binnen de economie zou kijken.
Steunmaatregelen
De voedingsmiddelenindustrie, de landbouw en de bouw zijn ook voor wat betreft het mogelijke sneeuwbaleffect van de coronacrisis centrale sectoren binnen onze economie. Schokken in deze centrale sectoren kunnen gemakkelijk schokken in andere sectoren veroorzaken. Deze inzichten zijn relevant in het licht van de huidige coronacrisis. Inzicht in welke sectoren centraal staan in de economie kan helpen bij de vormgeving van steunmaatregelen voor sectoren om het effect van de doorwerking van schokken in te dammen.
Nieuwe verbindingen
Naast deze steunmaatregelen is er nóg een remedie om de economische schade te beperken: waar wij mensen elkaar minder moeten zien om niet besmet te worden, zie je in het economische verkeer juist nieuwe koppelingen ontstaan. Denk aan de groothandel die normaal aan restaurants levert, maar door de sluiting van de horeca te veel voorraden heeft en nu opengaat voor consumenten. Ook worden hotels mogelijk gebruikt als noodhospitaal en bereiden sterrenrestaurants afhaalmaaltijden voor een jonger publiek. Bij deze nieuwe verbindingen is uiteindelijk de hele samenleving gebaat.