Onderzoek
Europese Unie, Urgenda en KEV drukken stempel op energie- en klimaatplannen nieuwe regering
Onder druk van resultaten uit de KEV, Europese ambities en de Urgenda-uitspraak presenteert de nieuwe coalitie stevige klimaatambities. Maar kan zij deze ook waarmaken?
Voer het e-mailadres in van de persoon met wie je het artikel wilt delen. Het artikel wordt dan verzonden naar de geadresseerde, en een kopie (cc) naar jou.

Bij de publicatie van de meest recente Klimaat- en Energieverkenning (KEV) afgelopen oktober bleek dat Nederland extra maatregelen nodig heeft om de klimaat- en energiedoelen van 2030 te kunnen behalen. De overheid lijkt deze handschoen mede onder druk van de Europese Unie en Urgenda eindelijk op te pakken. Of zij de nieuwe, ambitieuze plannen ook kan waarmaken, moet nog blijken. Daarvoor zal concreet beleid moet komen en zullen een aantal zaken die de energietransitie belemmeren weggenomen moeten worden.
Stevigere maatregelen nodig om te voldoen aan de klimaatafspraken tot 2030
Afgelopen oktober heeft Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) de meest recente Klimaat- en Energieverkenning (KEV) gepubliceerd. Dit document beschrijft de voortgang die de overheid maakt op het gebied van klimaat- en energiebeleid. De Klimaatwet geeft de KEV een wettelijke status. De belangrijkste conclusie van de KEV 2021 is dat Nederland niet op schema ligt om in 2030 een broeikasgasemissiereductie van 49 procent ten opzichte van 1990 te behalen. Extra maatregelen zijn nodig.
Ook Urgenda wijst de overheid er al langer op dat steviger beleid nodig is om te voldoen aan (internationale) afspraken. Doordat Urgenda een baanbrekende rechtszaak tegen de overheid aanspande en won, is afgedwongen dat Nederland vanaf 2020 minstens 25 procent minder broeikasgassen moet uitstoten ten opzichte van 1990. Deze doelstelling is vorig jaar waarschijnlijk met de hakken over de sloot gehaald, mede door de lockdownmaatregelen. Dit jaar lijkt dit echter niet te lukken.
Ondertussen heeft de Europese Unie besloten om de Europese klimaat- en energiedoelen voor 2030 aan te scherpen. Alle lidstaten zijn akkoord gegaan met een nieuw doel van 55 procent broeikasgasemissiereductie in 2030 ten opzichte van 1990. Hiertoe heeft de Europese Commissie halverwege 2021 een lijvig pakket met dertien voorstellen gepresenteerd die de energievoorziening en energie-intensieve industrie moeten hervormen. De verwachting is dat binnen twee tot vier jaar alle voorstellen zijn bediscussieerd en omgezet in nieuwe wet- en regelgeving waar ook Nederland aan moet voldoen.
De klimaatmaatregelen van de coalitie weerspiegelen meer urgentie
Al deze ontwikkelingen hebben duidelijk een stempel gedrukt op de energie- en klimaatplannen van de nieuwe coalitie. In het gepresenteerde coalitieakkoord staat namelijk dat Nederland niet alleen de doelstelling voor 2030 opschroeft en in lijn brengt met de Europese doelstelling; namelijk 55 procent broeikasgasemissiereductie, maar dat ze daarbij met te ontwikkelen beleid inzet op 60 procent reductie. Dit om zeker te voldoen aan het Urgenda-doel en om tegemoet te komen aan de constatering in de KEV dat het Nederlandse beleid van de afgelopen jaren zich karakteriseert door te sturen op het nét behalen van de doelen. Indien een aantal zaken (die de overheid niet in de hand heeft) dan tegenzit, resulteert dit in het net níet behalen van de doelen.
Daarnaast beschrijft het regeerakkoord voor het eerst een reductiepad voor ná 2030. Deze doorkijk naar 2050 is belangrijk om uiteindelijk uit te kunnen komen op een klimaatneutrale samenleving. Ook is besloten om een aparte minister aan te stellen voor Klimaat en Energie. Hopelijk komt daarmee meer regie vanuit Den Haag op dit onderwerp, want dat is waar veel partijen behoefte aan hebben. Verder is er aandacht voor het tekort aan vakmensen die nodig zijn om de energietransitie uit te kunnen voeren. En ten slotte staat in het coalitieakkoord dat de uitvoeringskracht van het Rijk en decentrale overheden wordt versterkt, zodat zij in staat zijn om de transitie uit te kunnen voeren. Al deze maatregelen lijken overgenomen te zijn van aanbevelingen en constateringen in de KEV.
Ook de toenemende ambitie vanuit Europa laat haar sporen na. Het gebruik van houtige biomassa wordt afgebouwd, in lijn met de herziene Hernieuwbare Energie Richtlijnen II uit het Fit For 55-pakket. De coalitie stimuleert bijmenging van duurzame brandstoffen voor transport. Dit is wederom in lijn met bijmengverplichtingen die Europa heeft voorgesteld, zoals de bijmenging van bio- en synthetische kerosine in de luchtvaart. De coalitie ijkt haar klimaatbeleid op de Europese voorstellen en neemt duidelijk de vlucht vooruit.
De vraag is of de nieuwe ambitieuze klimaatplannen ook haalbaar zijn
Duidelijk is dus dat de Europese plannen, de evaluatie van de KEV en de Urgenda Klimaatzaak hun stempel hebben gedrukt op het ambitieniveau van de energie- en klimaatplannen van de nieuwe regering. Maar zijn deze ambitieuze plannen ook haalbaar? De nieuwe regering is in ieder geval van plan om de ambities met een flinke zak geld te ondersteunen. Zij trekt 35 miljard euro uit voor een Klimaat- en transitiefonds, dat bovenop het SDE++ budget komt. Een groot gedeelte van het fonds gaat naar het energiesysteem van morgen. Zo reserveert het nieuwe kabinet 5 miljard euro voor plannen om twee nieuwe kerncentrales te bouwen. Verder gaat 15 miljard euro naar de opschaling van de productie van hoogwaardige hernieuwbare energiedragers, zoals schone waterstof en geavanceerde biobrandstoffen. Het overgrote deel wordt echter pas na 2026 uitgegeven. Pas onder een volgend kabinet komt de vaart er dus echt in.
Uit het huidige coalitieakkoord kunnen we niet opmaken of er voldoende aandacht is voor het oplossen van de steeds groter worden congestieproblematiek op het elektriciteitsnet. Wel staat er in dat een deel van de 35 miljard euro is bedoeld voor elektriciteitsinfrastructuur. Ook beschrijft het akkoord dat procedures voor de realisatie van nieuwe infrastructuur moeten worden versneld. Dit is goed nieuws, maar niet voldoende om alle belemmeringen op te lossen. De vraag is dus of de elektriciteitsinfrastructuur de zo noodzakelijke elektrificatie van de industrie en het vervoer wel kan faciliteren.
Voorlopig blijven we afhankelijk van aardgas
Ten slotte is er in het coalitieakkoord aandacht voor het feit dat Nederland voor zijn energiebehoefte grotendeels afhankelijk is van aardgas. In de afgelopen vijf jaar is Nederland van netto aardgasexporteur veranderd in een netto importeur, door onder meer de sterk verminderde winning van aardgas in Groningen. Die import zal de komende jaren nodig blijven, zo staat in het akkoord. Dat maakt ons kwetsbaar, zoals de huidige situatie op de gasmarkt pijnlijk duidelijk maakt. Om leveringszekerheid in de toekomst te garanderen, komen er verplichte vullingspercentages voor de aardgasvoorraden. Er zijn echter nauwelijks concrete plannen om van het aardgas af te komen. Wel komt er een verplichte bijmenging van 20 procent voor groen gas in het gasnet, al is onduidelijk wanneer. Al met al gaan we aarzelend van het aardgas af.