Onderzoek
"Prinsjesdagpakket biedt volop steun, maar is structureel ondoordacht"
De op Prinsjesdag gepresenteerde maatregelen zijn bij nadere beschouwing weinig vindingrijk, ongericht, duur en structureel ondoordacht. Tot die conclusie komen onze economen na een uitvoerige doorrekening van de kabinetsplannen voor komend begrotingsjaar. We spraken Hugo Erken, hoofd Nederlandse economie van RaboResearch.
Nederland is door de sterk gestegen gas- en elektriciteitsprijzen collectief armer geworden, begint Erken. “De prijs van goederen die we importeren, zoals fossiele energie, is harder gestegen dan de prijs die we kunnen vragen voor onze export. Omdat energie naar verwachting duur blijft, denk ik niet dat we dit zogeheten ruilvoetverlies op korte termijn ongedaan kunnen maken.”
Steeds meer huishoudens in problemen
Voor Nederlandse huishoudens vertaalt dit ruilvoetverlies zich in een fors lagere koopkracht, legt de econoom uit. “Niet alleen is de energierekening van veel huishoudens flink opgelopen. Ook sijpelen de hoge energieprijzen al een tijdje door naar andere productcategorieën, zoals groente en vlees. In ons land komt de loongroei vrij moeizaam op gang en daarom raken steeds meer huishoudens met een krappe beurs in de problemen.”
Maatregelen voor de verkeerde doelgroepen
Daarom presenteerde het kabinet op Prinsjesdag een fors pakket maatregelen om de koopkracht van Nederlandse huishoudens te repareren en bedrijven te ondersteunen. Volgens Erken is dit begrijpelijk. “Het is heel goed dat de overheid ingrijpt om te voorkomen dat kwetsbare huishoudens hun energierekening niet meer kunnen betalen. Maar het kabinet heeft gekozen voor een nogal ongerichte aanpak. Sommige maatregelen zijn zelfs zo ongericht dat de steun grotendeels bij de verkeerde doelgroepen terechtkomt. Denk aan de lagere accijnzen op benzine en diesel, de generieke korting van in totaal 380 euro op de energierekening in november en december 2022 en de AOW-stijging.”
Prijsplafond vooral heel duur
Op de valreep kwam het kabinet met een prijsplafond voor gas en elektriciteit, en met een noodfonds voor huishoudens met een betaalachterstand op de energierekening. De maatregel moet op 1 januari 2023 ingaan en geldt voor een jaar. Erken: “Deze maatregel is al beter toegesneden op mensen die zich geconfronteerd zien met hogere prijzen voor energie. Een gemiddeld huishouden bespaart hiermee ruim 2.000 euro op de energierekening. En onze inflatieverwachting voor 2023 daalt door het prijsplafond met 2,9 procentpunt. Wel valt ook op deze maatregel behoorlijk veel af te dingen. Zo moedigt het prijsplafond niet aan om te besparen op het gas- en elektriciteitsverbruik. De maatregel is bovendien duur en kost de schatkist naar onze inschatting zo’n 18,5 miljard euro in 2023. En de overheid stelt zichzelf bloot aan een flink prijsrisico. Zo kunnen de kosten nóg hoger uitpakken bij een strenge winter of bij nieuwe verstoringen op de Europese energiemarkt.”
Bedrijfsleven profiteert ook
Het bedrijfsleven gaat ook profiteren van het prijsplafond. Omdat veel bedrijven boven de volumegrens ervan uitkomen, heeft het kabinet een subsidieregeling aangekondigd om de hoge energiekosten te verzachten. Erken: “In plaats van een subsidieregeling zouden wij het beter hebben gevonden als het kabinet had gekozen voor overbruggingsleningen met ruimhartige voorwaarden. En dan het liefst met door Brussel gecoördineerde kaders voor elk land. Overbruggingsleningen garanderen namelijk dat de steun tijdelijk van aard is en nemen ook de prikkel niet weg om efficiënter om te gaan met energie. Daarnaast legt steun in de vorm van leningen minder beslag op de openbare financiën op lange termijn, omdat bedrijven een deel van de steun terugbetalen. Bovendien is de prikkel voor niet-levensvatbare bedrijven om overbruggingsleningen te gebruiken een stuk kleiner dan bij directe subsidies.”
Prikkel om zuinig te zijn met energie ontbreekt
Ook verzuimt het kabinet maatregelen te nemen die ervoor zorgen dat we zuiniger met energie omgaan. Want hier ligt volgens de econoom de kern van het probleem. “De vraag naar energie is fors groter dan het aanbod, dus die vraag naar energie moet gewoon omlaag. Het kabinet had de volumegrens waarop het prijsplafond voor huishoudens en bedrijven aangrijpt dan ook beter op 80 of 85 procent van het normale verbruik kunnen zetten. Dan hadden huishoudens een prikkel gehad om energie te besparen. Ook de subsidieregeling voor energie-intensieve bedrijven stimuleert hen niet om zuiniger te produceren.”
Jarenlange verlenging?
Erken benadrukt dat het risico bestaat dat de overheid de omvangrijke steunpakketten en prijsplafonds nog jarenlang in de lucht moet houden. “We hebben berekend dat de inflatie in één keer stijgt van 0 procent in december 2023 naar 13 procent in januari 2024 als het kabinet het tijdelijke plafond eind volgend jaar weer zou loslaten. Daarbij zijn we uitgegaan van de door ons voorspelde ontwikkeling van de marktprijzen voor energie. Al met al betekent dit dus dat we dan weer terug bij af zijn. Kortom, het kabinet zal dit prijsplafond en veel andere beleidsmaatregelen moeten verlengen zolang de gasprijzen hoog blijven. Hierdoor verslechteren onze openbare financiën aanzienlijk; zo’n 20 miljard van het pakket van 33 miljard euro voor het komend jaar is immers ongedekt.”
Fundering voor nóg hardnekkigere inflatie
Op termijn schiet het kabinet zichzelf mogelijk in de voet met onnodige koopkrachtreparatie of al te ruimhartige steun aan bedrijven, besluit de econoom. “Onze economie opereert immers al tegen de grenzen van haar maximale capaciteit. Zo kampen alle beroepsgroepen met personeelstekorten. Daarnaast heeft een fors deel van de bedrijven te maken met een tekort aan grondstoffen en halffabricaten. Als het kabinet burgers en bedrijven te veel en ongericht steunt, wakkert het de vraag naar schaarse goederen en diensten verder aan. Dit zorgt voor nóg hogere prijzen en maakt de maatregelen dus ineffectief. Bovendien legt het kabinet hiermee mogelijk de fundering voor een inflatie die veel hardnekkiger is dan de kortstondige kosteninflatie waar we nu mee te maken hebben.”