Update

Elk land heeft uitdagingen met verdienmodellen 3/5

18 januari 2023 9:00

In deze melkveevisie heb je inmiddels gelezen over marktontwikkelingen en export. Er zijn diverse ontwikkelingen die invloed hebben op de opbrengst- en kostprijs van melk. Beschikbaarheid van personeel, hogere voerkosten en kosten van grond zijn hier voorbeelden van. Daarnaast zijn er uitdagingen op het gebied van klimaat, milieu en nieuwe regelgeving. Deze uitdagingen hebben ook weer kansen in zich voor de ondernemende melkveehouder. Geen enkele strategie is de beste, maar het is belangrijk om na te gaan welke het beste is voor jou als ondernemer en past bij je bedrijf. Lees de laatste cijfers, trends en ontwikkelingen in deze update.

kostprijs

Ontwikkelingen in internationale verdienmodellen

De drie belangrijkste exporterende zuivelregio’s – de Verenigde Staten (VS), Nieuw-Zeeland en Europa – laten zich moeilijk één-op-één vergelijken met elkaar vanwege verschillende productiesystemen en valutaverschillen. Toch is het relevant om te kijken naar de ontwikkelingen van de melk- en kostprijzen in de afgelopen jaren en naar de belangrijkste componenten die de komende jaren zullen veranderen.

Verenigde Staten: arbeid en voerkosten

In de VS is de beschikbaarheid van arbeid de laatste jaren een grote uitdaging geworden. Arbeiders werkzaam op Amerikaanse melkveebedrijven komen veelal uit Mexico, waar de geboortecijfers teruglopen en ook steeds minder mensen opgroeien op een boerderij. Werken op een boerderij is hierdoor minder vanzelfsprekend. Daarnaast zorgt de aanscherping van de Mexicaans/Amerikaanse grenscontrole ervoor dat het voor Mexicanen minder makkelijk is om in de VS te gaan werken. Ook binnen de VS zijn de verschillen op het gebied van arbeid groot. Zo kent de staat Californië eigen arbeidswetten, waarbij overuren uitbetaald dienen te worden. Dit resulteert in relatief dure arbeid op het boerenerf. Uitdagingen op het gebied van arbeid zorgen in de VS voor een versnelde adaptatie van automatische melksystemen.

“In de VS is de beschikbaarheid van arbeid de laatste jaren een grote uitdaging geworden.”

Ook voerkosten en het afdekken van risico’s zijn de afgelopen jaren een belangrijk item geworden. Inmiddels kent de VS een variëteit aan verzekeringsprogramma’s, voornamelijk voor het afdekken van risico’s van marktontwikkelingen. Grote, professionele melkveebedrijven zijn goed verzekerd, waardoor ze de hogere voerkosten beter kunnen managen. Gevolg van de stijgende productiekosten is consolidatie van bedrijven. Deze beweging is al enige jaren aan de gang en blijft doorgaan, vanwege de lagere kosten per eenheid op grotere bedrijven van meer dan 5000 melkkoeien. Kleinere bedrijven in het oosten en westen van de VS stoppen en in het (mid)westen vindt consolidatie plaats. Kleinschalige bedrijven hebben een premie op het melkgeld of differentiatie nodig, door middel van andere bedrijfsactiviteiten. Zo kunnen ze nog een inkomen uit het bedrijf halen.

Nieuw-Zeeland: stijgende voer- en transportkosten

De productiekosten zijn in Nieuw-Zeeland de afgelopen tien jaar gestegen, net als de melkprijs. Bedrijfskosten zijn harder opgelopen dan de overige kosten en lijken met de melkprijs mee te bewegen. De flexibiliteit van bedrijfskosten is belangrijk, omdat het een buffer bevat voor snelle dalingen van de melkprijs en de melkveehouder hierop kan sturen. Voerkosten, arbeidskosten, fokkerijkosten en algemene kosten als verzekeringen en rentekosten zijn de afgelopen tien jaar toegenomen, terwijl de kosten voor kunstmest daalden. Vanaf het huidige seizoen verandert dit: door hoge marktprijzen én importkosten stijgen de kosten voor kunstmest aanzienlijk.

Vooruitkijkend verwacht Rabobank stijgende kosten en een meer volatiele melkprijs. Melkveehouders zullen snel moeten kunnen reageren op veranderende omstandigheden. Ook komen klimaat- en milieuthema’s steeds vaker op de agenda in Nieuw-Zeeland. Zo heeft de overheid een programma ontwikkeld waarbij melkveehouders bomen kunnen aanplanten, waar een vergoeding voor de opslag van CO₂ tegenover staat.

Figuur 1: index kostprijsontwikkelingen (2010 = 100)

Rabobank
Bron: Rabobank, 2021

Europa

Op basis van IFCN-data (International Farm Comparison Network), EDF-data (European Dairy Farmers) en bij Rabobank beschikbare data zien we de volgende ontwikkelingen:

    Marges variëren sterk. In het algemeen werd in 2021 een positief financieel resultaat behaald. In de regio Oost Duitsland en Spanje lag het resultaat lager. Marges in 2021 waren goed in Ierland, Italië, Oostenrijk en België en lager in Duitsland, het VK en Nederland; In Denemarken en Ierland zit nog ruimte tussen de melkprijs en de break-even prijs, terwijl dit in Duitsland, Frankrijk en Nederland beperkt is (2021) Opbrengsten uit melk zijn in 2021 en 2022 meer uiteen gelopen, met de hoogste melkprijzen voor Ierland, Nederland, Duitsland, Denemarken en België. In Frankrijk en Italië stegen melkprijzen minder hard. Verschillen in de gemiddelde melkprijs nemen dus toe; Arbeidskosten per kilogram melk zijn in 2021 hoger in Duitsland, Denemarken, Portugal en Spanje dan in het VK en Ierland; Uitgaven aan voer zijn hoog, met name voor melkveehouders in Spanje, Portugal, Italië en Denemarken; Melkveehouders in Nederland, Denemarken, Spanje en Polen laten een hoge levensproductie per koe zien; Een hogere melkproductie per koe zorgt voor een lagere kostprijs per kilogram melk; in het algemeen ligt in Europa de kostprijs voor melk op een relatief hoog niveau.

Wereldwijd hebben melkveehouders te maken met uitdagingen die kostenverhogend werken. Sommige uitdagingen vormen een gemeenschappelijke deler, andere uitdagingen spelen juist regionaal. Om een gezonde marge te realiseren, moeten ook melkveehouders in de VS, Nieuw-Zeeland of Ierland hun best blijven doen. Hoewel de kostprijs in Nederland de afgelopen jaren stijgt, verwacht Rabobank niet dat de sector ongemerkt ingehaald wordt door melkveehouders uit het buitenland.

Ontwikkeling in Nederland

Voor een gezond verdienmodel heeft de Nederlandse melkveehouder een marge nodig van minimaal € 0,03 per kilogram melk. Deze marge dient voor buffervorming en geeft de mogelijkheid om het bedrijf continu te blijven doorontwikkelen. De rentegevoeligheid mogen we hierbij ook zeker niet vergeten. Dit is de mate waarin de rente gevoelig is voor verandering. Rabobank vindt het belangrijk dat ondernemers risico op een stijging van de rente meenemen in toekomstplannen. Naast de buffervorming spelen er ook ontwikkelingen buiten het boerenerf die de komende jaren impact zullen hebben, zowel op de bedrijfsvoering als op de financiële resultaten. Het gaat onder andere om de thema’s klimaat, milieu en biodiversiteit, maar ook om de herziening van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) en de nitraatrichtlijnen (derogatie). Het zijn allemaal ontwikkelingen die kostenverhogend kunnen zijn voor de melkveehouder. Rabobank vindt het een maatschappelijke verantwoordelijkheid dat ondernemers een compensatie mogen verwachten in deze transitie. Denk aan een vergoeding voor het onderhoud van het landschap, vergroting van de biodiversiteit of CO₂-credits via de Carbon Bank.

Rentabiliteitsontwikkeling van de afgelopen jaren is weergegeven in figuur 2. De figuur laat zien dat de rentabiliteit in de Nederlandse melkveehouderij over het algemeen te krap is. De afgelopen zes jaar werd alleen in 2017 en 2022 een gemiddelde marge boven de 3 cent behaald (€ 0,057 per 100 kilogram melk). Met de uitdagingen die de komende jaren op het boerenerf af zullen komen, is het belangrijk om een goed inzicht te hebben in de eigen margeontwikkeling.

Figuur 2: gemiddelde rentabiliteitsontwikkelingen sinds 2017

Rabobank
Bron: Rabobank, 2021

Verschillen tussen 25% hoogste marge en overige groep

In een analyse van bij ons beschikbare gegevens hebben we de 25% melkveebedrijven met de hoogste marges vergeleken met de overige melkveebedrijven. Het gaat om gegevens over de jaren 2019 tot en met 2021. Hieruit blijkt dat er nagenoeg geen verschillen zijn tussen de bedrijfsgegevens (zie figuur 3). De groep met de 25% hoogste marge heeft iets meer landbouwgrond (extensiever), maar het gaat om een beperkt verschil. Bij de financiële gegevens zien we wel duidelijke verschillen tussen de groepen (zie figuur 4). De 25% melkveebedrijven met de hoogste marge scoren op vrijwel alle onderdelen beter dan de overige groep. De verschillen in melkprijs, voerkosten en overige opbrengsten zijn het meest in het oog springend. Hoewel dit niet nieuw is, zien we nu ook dat voor veel melkveehouders nog winst te behalen valt met goed management en technisch resultaat.

Figuur 3: bedrijfsgegevens van de 25% melkveebedrijven met hoogste marge versus overige 75%, resultaat gemiddelde 2019-2021

Rabobank
Bron: Rabobank, 2022

Figuur 4: financiële gegevens van de 25% melkveebedrijven met hoogste marge versus overige 75%, resultaat gemiddelde 2019-2021

Rabobank
Bron: Rabobank, 2022

Risicobeheersing en -perceptie

Melkveehouders kijken bij investeringen vaak meer naar liquiditeit en actuele rentekosten dan de gemiddelde rente en aflossing. Hierdoor worden soms aankopen van waardevaste kapitaalintensieve goederen met relatief lage lasten doorberekend, terwijl het rendement niet altijd hoog is. Daarnaast houden ondernemers rekening met waardestijgingen. Het kan een valkuil zijn dit op voorhand te doen. Een lage rente, geen aflossingen rekenen en op voorhand uitgaan van waardevastheid wil soms tot opportunistische beslissingen leiden.

Momenteel bekijkt Rabobank met andere partijen als overheid en terrein beherende organisaties de mogelijkheden voor een grondfonds. Er zijn vier uitdagingen met betrekking tot grond: de betaalbaarheid, beschikbaarheid, verkaveling en beheersfunctie. Door een grondfonds in te zetten, kunnen melkveehouders die niet de financiële mogelijkheid hebben om grond in eigendom te verkrijgen, wél beschikbaarheid van grond verwerven.

Strategische keuze en consistentie bepalend voor succes

We zien meer variatie ontstaan in activiteiten op het boerenbedrijf. Verdienmodellen worden steeds vaker gekoppeld aan de competenties van de ondernemer(s). We zien vijf verschillende strategische keuzes ontstaan:

1. Innoveren
Om doelen op het gebied van klimaat en stikstof te halen zal een mate van innovatie nodig zijn. innovatie biedt ruimte om bedrijven verder te ontwikkelen of in de huidige omvang door te laten gaan. Techniek is niet DE oplossing maar zal naast een stoppersregeling ingezet moeten worden om te voldoen aan de gestelde doelen voor 2030. Belangrijk is dat deze innovaties technisch, economisch, maatschappelijk en juridisch geborgd zijn. Er zijn al diverse technieken beschikbaar, maar met de juiste focus en randvoorwaarden is hier mogelijk nog verdere ruimte tot ontwikkeling van nieuwe technieken. Je kunt dan bijvoorbeeld ook denken aan managementmaatregelen.

2. Extensiveren
Om de natuur minder te belasten en klimaat- en stikstofdoelen 2030 te behalen is er de wens naar een grondgebonden melkveehouderij toe te werken. Dit betekent dat de bedrijfsvoering meer extensief wordt. Regionale verschillen zijn groot, doordat de intensiteit in bepaalde regio’s hoger ligt dan in andere regio’s. Rondom Natura-2000 gebieden is de wens tot extensivering in het bijzonder aanwezig. Van intensief naar extensief is (financieel) uitdagend in Nederland, waar grond schaars en prijzig is. Daarnaast zou extensivering ook gepaard moeten gaan met het vergroten van de huiskavel om zo weiden nog meer mogelijk te maken. Het verdient dan ook aandacht om te kijken naar oplossingen om deze extensivering mogelijk te maken. Dit kan door de kapitaalslasten te verlagen middels afwaardering, pacht of samenwerking met akkerbouwers, gestopte melkveehouders of bedrijven met jongvee opfok. Maar ook door het vergoeden van dit bedrijfsmodel door marktconcepten of groenblauwe diensten.

3. Omschakelen
Niet alleen productie van zuivel, maar een verbreding naar activiteiten buiten de landbouw. Bijvoorbeeld op het gebied van natuurontwikkeling, waterbeheer, toerisme, een zorgboerderij of productie van duurzame energie. We zien dat het rendement op melkveebedrijven de afgelopen jaren is verbreed en dat deze ontwikkeling zich voortzet. Extra inkomsten uit andere takken van sport kunnen helpen bij de verduurzaming en ook het verdienmodel onder het bedrijf verbreden. Dit kan ook het omschakelen naar een biologische bedrijfsvoering of ander marktconcept zijn. Wel is het belangrijk dat benodigde ondernemerscapaciteiten aanwezig zijn om van een nieuwe tak een succes te maken.

4. Verplaatsen
De gewenste bedrijfsontwikkeling van melkveehouders moet passen bij de ondernemer en de bedrijfslocatie. Locatie is de afgelopen jaren bepalender geworden bij de (on)mogelijkheden qua bedrijfsontwikkeling. Met name locaties rondom stedelijk gebied of natuurgebieden hebben veelal te maken met beperkingen of vragen om een aangepaste bedrijfsvoering.. Ondernemers die een bedrijfsopzet voor ogen hebben die niet aansluit bij de huidige locatie oriënteren zich op bedrijfsverplaatsing. Verplaatsen biedt ruimte voor de natuur of andere bedrijven in de omgeving. Door stoppende melkveehouders zullen er ook locaties vrijkomen. Het is belangrijk dat de verplaatser in beeld heeft op welke locatie en met welke vergunning en techniek zijn bedrijf toekomstproof is. Als dit niet goed inzichtelijk wordt gemaakt, komt verplaatsing niet van de grond.

5. Stoppen
Een deel van de melkveehouders zal komende jaren stoppen. Dit zijn veelal ondernemers op leeftijd zonder bedrijfsopvolger. Ook zijn er melkveehouders die overwegen vervroegd te stoppen, bijvoorbeeld door de ontwikkelingen die in de sector spelen. Daarnaast zijn er jonge ondernemers die er voor kiezen om de bedrijfsvoering in Nederland te staken en in het buitenland een nieuwe onderneming op te zetten. Al deze groepen zitten in een uitdagend keuzeproces, waarbij het zinvol is de voor- en nadelen goed inzichtelijk te maken. Stoppende melkveehouders bieden blijvende melkveehouders in de omgeving ruimte om hun bedrijf verder te ontwikkelen om zo de doelen voor 2030 (o.a. op het gebied van stikstof, klimaat en biodiversiteit) te behalen.

De ene strategie is niet beter dan de andere, zolang de strategie maar goed aansluit bij ondernemer, bedrijfsopzet en locatie. De variatie aan strategische keuzes geeft ondernemers meer ontwikkelmogelijkheden. Dit biedt kansen voor onderscheidend ondernemerschap.

“Het belangrijkste is dat de strategie aansluit bij de ondernemer, bedrijfsopzet en locatie.”

Verschillende strategieën vragen daarnaast om verschillende ondernemerscapaciteiten. In het bijzonder bij het omschakelen van je bedrijf en in sommige gevallen ook bij de innovatie en verplaatsen spelen de volgende kwaliteiten een belangrijke(re) rol om te komen tot succes:

    Personeelsmanagement; Marktoriëntatie; Managen van debiteuren; Omgang met klanten; Grotere externe oriëntatie.

Lees meer hierover in het artikel: Vraaggestuurde keten: kans voor sommige melkveehouders.

TOP Ondernemerschap Programma voor melkveehouders

Rabobank heeft samen met de Ondernemerschap Academy het Toekomstgericht Ondernemerschap Programma (TOP) Melkveehouderij ontwikkeld. Er komen veel ontwikkelingen op de melkveesector af. Of het nu gaat om markten die verder differentiëren, gebiedsprocessen of verdere verduurzaming op bedrijfsniveau. Als melkveehouder is het goed een beeld te hebben welke weg je zelf wilt bewandelen in deze dynamische omgeving. In het bedrijfsleven wordt bijvoorbeeld ook veel gebruikgemaakt van persoonlijke ontwikkelplannen om wendbaar en inzetbaar te blijven. Daarom denken wij dat zelfreflectie, uitwisselen van beelden met andere ambitieuze ondernemers en bezoek aan inspirerende bedrijven kan helpen om je koers als ondernemende melkveehouder nog beter te bepalen. Al deze elementen zitten in het programma waarin we al veel enthousiaste melkveehoud(st)ers mochten verwelkomen. Zo ga je met jezelf én je bedrijf aan de slag.

We verwachten dat de melkveebedrijven die door ondernemerschap en consistente keuzes in een strategie een gezonde marge weten te realiseren. En dat dit de bedrijven zijn die over tien jaar nog steeds toekomstperspectief hebben. Het is aan de ondernemer om hier proactief mee aan de slag te gaan, financiële gegevens te vergelijken met anderen en open te staan voor ideeën en positief kritische feedback. Lees meer hierover op Top Ondernemerschap Programma voor agrariërs.

Biologische melk: hogere melkprijs nodig voor inkomen

Rabobank is de grootste financier in de biologische melkveehouderij. We zien de biologische markt als een groeimarkt die past in de trend naar meer milieubewust consumeren. Toch hebben we het over een nichemarkt: Nederland heeft in 2022 3,5% gecertificeerde biologische melkveebedrijven. Om biologische melk (goed) te kunnen blijven positioneren in de markt is sturing van het aanbod noodzakelijk en hiermee een relatief beperkt marktaandeel te verklaren.

“Nederland heeft momenteel 3,5% gecertificeerde biologische melkveebedrijven.”

Omschakelen naar biologisch produceren is vaak niet het antwoord voor bedrijven met bestaande financiële uitdagingen. Een goede voorbereiding is dan ook geen overbodige luxe. Nog belangrijker is het dat het bedrijf voor omschakeling al in de buurt komt van de voorwaarden voor biologisch produceren. Als er fors geëxtensiveerd moet worden (verkoop van vee of aankoop van land) of als de melkproductie per koe fors naar beneden moet, wordt de (financiële) opgave vaak te groot. Daarentegen laat biologische melk door de jaren heen een stabieler prijsbeeld zien vergeleken met gangbare melk (zie figuur 3). De schaarste en toegevoegde waarde zorgt voor een prijspremium, ook al lijkt deze wat onder druk te staan.

In een tijd dat de gangbare melkveehouderij onder druk van internationale zuivelnoteringen een hogere prijs ontvangt zien we een stabieler beeld bij een meer beschermde markt als biologische landbouw. Dit is met name in 2022 goed zichtbaar geworden. We verwachten dat met de juiste vraag-aanbod verhouding langjarig het verschil in prijs groter zal zijn en hiermee de hogere kostprijs voor biologische melk vergoed wordt.

Figuur 5: ontwikkeling van de biologische en gangbare melkprijs, 2015-2022

Rabobank
Bron: Rabobank, 2022

Naast de biologische melkprijs staat ook de marge de laatste jaren wat meer onder druk. Een meerprijs op de melk is in veel gevallen broodnodig. Dit komt doordat biologische melkveebedrijven gemiddeld kleiner in omvang zijn dan het gemiddelde gangbare melkveebedrijf. Hierdoor is per kilogram melk meer marge nodig om een (gezins)inkomen te halen uit het bedrijf. Bij biologische melkveebedrijven zien we een bovengemiddeld financieringsniveau, veelal veroorzaakt door een gelijkmatige groei in grond en dieren, wat leidt tot een hogere financieringsdruk per kilogram melk. De hogere opbrengsten worden dus deels tenietgedaan door hogere kosten. Hierdoor is het verschil in de marge tussen biologisch en gangbaar relatief beperkt.

Dit artikel is eerder verschenen op 12 oktober 2021 en geactualiseerd op 18 januari 2023.

Duurzaamheid wordt steeds belangrijker

In het volgende artikel van deze melkveevisie lees je over onze duurzaamheidsmatrix. Naast onze biologische klanten zetten ook gangbare melkveebedrijven stappen naar meer duurzaamheid op het melkveebedrijf.

Disclaimer

De op/via deze publicatie door Coöperatieve Rabobank U.A. verstrekte informatie is uitsluitend aan Nederlandse afnemers gericht en is geen beleggingsadvies of enige andere beleggingsdienst in de zin van artikel 1: 1 van de Wet op het financieel toezicht. Lees verder