Onderzoek

Wonen op hoge leeftijd: aanpassen of verhuizen naar een geschiktere woning?

11 december 2025 7:00 RaboResearch

De Nederlandse bevolking vergrijst. Hierdoor zijn er meer mensen die vallen. Woningaanpassingen kunnen dit valrisico verkleinen. Veel woningen zijn met kleine ingrepen geschikt te maken. Dit geldt niet voor appartementen in complexen zonder lift. Deze complexen staan vooral in de grootste steden. Ouderen kunnen ook verhuizen naar een geschiktere woning. Maar de meeste ouderen zijn honkvast: zelfs ouderen met mobiliteitsproblemen in een woning met trap willen minder vaak verhuizen dan jongvolwassenen.

shutterstock_2271935701

In het kort

    De Nederlandse bevolking telt steeds meer ouderen. En met het ouder worden neemt het risico op een valpartij toe. Een deel van de valpartijen is te voorkomen door woningen aan te passen. Liefst 85% van alle woningen is aanpasbaar door drempels te verwijderen en/of door een traplift te plaatsen. Deze woningaanpassingen kunnen het valrisico verkleinen. De grootste steden staan voor een ingewikkelde opgave. Deze steden tellen absoluut gezien veel ouderen maar ook veel wooncomplexen zonder lift. En die laten zich minder goed aanpassen. Een alternatief voor het aanpassen van de woning is verhuizen naar een geschikter huis. De meeste ouderen zijn echter honkvast: zelfs ouderen met mobiliteitsproblemen in tredenwoningen willen minder vaak verhuizen dan jongvolwassenen. Ouderen die wel willen verhuizen, geven vaak de voorkeur aan een toegankelijke woning zonder trap. Door verhuizingen van ouderen kwamen in de afgelopen twee jaar 71.000 eengezinswoningen beschikbaar en 35.000 appartementen. Dit zijn woningen waar jongere huishoudens veel behoefte aan hebben.

Introductie

De Nederlandse bevolking vergrijst in rap tempo. Vooral het aantal oude ouderen groeit hard. In deel één van ons tweeluik lieten we zien dat Nederland in het spoor van de toenemende vergrijzing steeds meer mensen telt met mentale en fysieke gezondheidsproblemen, zoals dementie en problemen met traplopen. Een slechtere gezondheid gaat hand in hand met een verhoogd valrisico. En daardoor zijn er steeds meer valpartijen. Iets minder dan de helft van de valpartijen die eindigen op de Spoedeisende Hulp (SEH) vindt plaats in of om de woning.

Uit het eerste deel van ons onderzoek volgt ook dat ruim 1,5 miljoen 65-plushuishoudens (huishoudens waarvan de hoofdbewoner 65 jaar of ouder is, in de studie ook ‘ouderenhuishouden genoemd’) in een huis wonen waar het risico op een valongeluk wat groter is. Het gaat om woningen met een trap in huis en/of met een trap naar de voordeur. Iets meer dan een half miljoen huishoudens in dergelijke ‘tredenwoningen’ hebben enige tot grote moeite met traplopen.

In dit tweede deel kijken we naar de mate waarin bestaande woningen zijn aan te passen (of reeds zijn aangepast) om zo het risico op een valpartij te verminderen. In plaats van de huidige woning aan te passen kunnen ouderen ook verhuizen naar een geschiktere woning. Daarom kijken we eveneens naar de verhuisgeneigdheid of liever de honkvastheid van ouderen. Tot slot verkennen we welke huizen vrijkomen voor andere woningzoekenden als ouderenhuishoudens wél verhuizen.

Verantwoording verkenning

Voor de analyses is gebruik gemaakt van het Woononderzoek Nederland (WoON). Dit enquête-onderzoek, verrijkt met registerdata over bijvoorbeeld inkomens, wordt elke drie jaar in opdracht van de Rijksoverheid uitgevoerd om meer inzicht te krijgen in de woonsituatie van Nederlanders. De meest recente editie stamt uit 2024. Voor enkele analyses hebben we gebruik gemaakt van voorgaande edities van het Woononderzoek Nederland en zijn voorganger: het vierjaarlijkse WoningBehoefteOnderzoek (WBO).

De analyses hebben betrekking op zelfstandig wonende huishoudens. Waar mogelijk is onderscheid gemaakt tussen huishoudens van 65 tot 75 jaar en huishoudens van 75 jaar of ouder. In het WoON wordt daarbij de leeftijd van het hoofd van het huishouden aangehouden. Bij paren is dit de man en bij paren van gelijk geslacht is het de oudste partner. Aanvullend hebben we gebruik gemaakt van bestaande literatuur, data van het Centraal Bureau voor de Statistiek en online databases waaronder de 55-plus database en Zorgopdekaart, die is ontwikkeld door TNO in opdracht van het ministerie van VWS.

Veel woningen zijn geschikter te maken

Woningaanpassingen kunnen het aantal valpartijen verminderen

In 2024 belandden 119.000 65-plussers op de Spoedeisende Hulp (SEH) na een val. Hóe de betrokkene precies ten val kwam, is niet altijd bekend; bij 53.300 gevallen is dit niet geregistreerd. Wel weten we dat bijna de helft van de 119.000 valpartijen plaatsvond in of om de woning. Bij de groep waarvan bekend is hoe de val gebeurde, ging het bij 9.900 65-plussers om een val van een vaste trap, 7.600 uit stoel of bed, en nog eens 1.800 waren gestruikeld over een drempel (VeiligheidNL). De oudste ouderen zijn hierbij oververtegenwoordigd. Zoals besproken in deel 1 neemt de kans op een SEH-opname door vallen sterk toe met de leeftijd: van 1,8% van alle ouderen in de leeftijd 65-74 jaar, naar 3,7% van de 75-84-jarigen en 8,5% van de 85-plussers.

Volgens een literatuurverkenning van Platform31 uit 2016 bedroegen de directe medische kosten van SEH-bezoek of ziekenhuisopname na een valongeval van 65-plussers in of om de woning 426,4 miljoen euro. Dit bedrag komt uit een studie die is gepubliceerd in 2013. In euro’s van nu is dat circa 600 miljoen euro. Een deel van de valpartijen – en dus ook de daaraan gerelateerde zorgkosten – is vermijdbaar door woningaanpassing; de auteurs spreken van 30% tot 40% reductie.

Het gros van alle huizen is aanpasbaar…

Het goede nieuws is dat het merendeel van de huizen in technische zin en tegen relatief beperkte kosten geschikt te maken is voor mensen met mobiliteitsbeperkingen. Volgens de meest recente cijfers van Zorgopdekaart 2025 geldt dit voor tenminste 85% van alle woningen. Het gaat hier onder meer om nultredenwoningen en om eengezinswoningen met twee woonlagen. Door het verwijderen van drempels en/of het plaatsen van een traplift kunnen deze woningen toegankelijker worden gemaakt bij (beginnende) mobiliteitsproblemen.

Een kleine 14% van alle woningen laat zich niet aanpassen. Het gaat hier onder meer om appartementen in complexen zonder lift, zoals portiekwoningen, en om zeer smalle eengezinswoningen (Leidelmeijer et al., 2017).

… maar de grootste steden scoren slechter

In bijna drie op de vier gemeenten is tenminste 90% van alle huizen aanpasbaar (figuur 1). Gemeenten waar relatief weinig huizen toegankelijk te maken zijn (lees: minder dan drie op de vier) hebben in de regel een zeer sterk stedelijk karakter; Amsterdam, Den Haag, Rotterdam, Groningen, Schiedam en Vlaardingen vormen de top-6. In Amsterdam is zelfs slechts 57% van alle woningen aanpasbaar. Deze steden tellen relatief veel bovenwoningen in complexen zonder een lift, zoals portiekwoningen.

Figuur 1: In bijna drie op de vier gemeenten is minimaal 90% van de huizen aanpasbaar

Aanpasbaarheidhuizen
Noot: het betreft het aandeel aanpasbare woningen van alle woningen exclusief zogenoemde zorgwoningen die al toegankelijk zijn. Van een deel van de woningen is niet bekend of de woning aanpasbaar is. Bron: Zorgopdekaart, TNO 2025

Kleine aanpassingen voeren vooralsnog de boventoon

De cijfers van Zorgopdekaart geven geen uitsluitsel over hoeveel van de aanpasbare woningen al zijn aangepast. Noch over de mate waarin de huizen waar ouderen wonen al zijn aangepast. Het Woononderzoek Nederland uit 2024 doet dat wel. Daaruit volgt dat ruim een half miljoen 65-plushuishoudens in een huis wonen dat in meer of mindere mate is aangepast; het betreft een kleine 22% van alle ouderenhuishoudens.

Bij iets meer dan de helft waren de aanpassingen daadwerkelijk nodig. Dit impliceert dat een deel van de ouderenhuishoudens in een woning woont die in meer of mindere mate is aangepast terwijl deze aanpassingen strikt genomen niet noodzakelijk zijn. Huishoudens die aangeven dat de aanpassingen wel nodig zijn, ervaren vaak gezondheidsproblemen en/of mobiliteitsproblemen. Zo heeft 85% enige tot grote moeite met traplopen en ervaart 67% beperkingen bij reguliere activiteiten.

De aanpassingen zijn vaak klein van aard; denk aan het verwijderen van de drempels tot het plaatsen van toiletbeugels of een zitje in de douche. Ook een tweede toilet wordt relatief vaak genoemd. Grotere aanpassingen als een mantelzorgunit of een uitbouw komen op het grotere geheel nauwelijks voor.

Zo’n 34% van de ouderenhuishoudens in een aangepaste tredenwoning heeft een traplift in huis. Dit aandeel loopt op naarmate traplopen problematischer wordt (figuur 2). Iets minder dan een kwart van alle 75-plushuishoudens in tredenwoningen met traploop-problemen, beschikken over een traplift. Het gros heeft dus geen traplift in huis. Uiteraard kunnen trappen ook worden aangepast door stevige tussentreden te plaatsen. Hierdoor wordt de afstand tussen de treden gehalveerd en is minder spierkracht nodig om de trap op te lopen. Op basis van het Woononderzoek Nederland valt evenwel niets te zeggen over de mate waarin trappen in eengezinswoningen op deze manier zijn aangepast.

Figuur 2: Hoe moeilijker traplopen, hoe vaker een traplift in huis

Valpreventie deel 2
Bron: Woononderzoek Nederland 2024

Het kostenplaatje

Woningaanpassingen worden soms preventief gedaan, maar nog vaker als er al mobiliteitsbeperkingen zijn. Die beperkingen nemen toe met de leeftijd. Daarom richten we ons in deze paragraaf op 75-plussers. In ruim een half miljoen 75-plushuishoudens heeft minimaal één persoon mobiliteitsbeperkingen. Meer dan de helft van de huizen waarin zij wonen zijn (nog) niet aangepast (tabel 1).

Nultredenwoningen hebben geen trap in of naar de woning. Hiervan is ongeveer de helft al (enigszins) aangepast voor ouderen. Nultredenwoningen die nog niet zijn aangepast, zijn vaak geschikt te maken met kleine aanpassingen die relatief weinig kosten; denk bijvoorbeeld aan het verwijderen van drempels of het plaatsen van wandbeugels in douche en wc.

Van de 172.500 woningen met een trap in huis (maar zónder trap naar de voordeur) hebben er slechts 40.500 een traplift, ondanks de mobiliteitsbeperkingen van de bewoners. Een traplift plaatsen is een relatief kostbare aanpassing: volgens Zorgopdekaart geldt hiervoor een richtbedrag van 5.000-10.000 euro. Alleen al het plaatsen van een nieuwe traplift in de 132.000 huizen met trap zou dus opgeteld een kostenpost van 660 miljoen tot 1,3 miljard euro zijn. Daarnaast zijn in 114.500 van deze woningen nog andere aanpassingen nodig, variërend van kleine aanpassingen zoals hierboven beschreven tot ingrijpender wijzigingen zoals het vervangen van het bad door een douche.

Tenslotte wonen nog eens 114.000 ouderen met een mobiliteitsbeperking in een woning met een trap naar de voordeur, zoals een portiekwoning. De meeste van deze woningen hebben óók een trap in de woning zelf. Hiervan zijn er 46.000 (40%) al in enige mate aangepast. De benodigde traplift(en) plaatsen is volgens diverse studies lang niet altijd mogelijk.

Tabel 1: Aantal woningen naar geschiktheid en aanpassingen van 75-plussers met mobiliteitsbeperkingen

Valpreventie deel 2
Bron: Woononderzoek Nederland 2024

Kunnen ouderen deze woningaanpassingen betalen? Zoals besproken in deel 1 spelen problemen met traplopen in het bijzonder bij ouderenhuishoudens met een laag (beneden modaal) inkomen. Vaak wonen zij ook in een huurhuis. Dit is ook een groep met relatief weinig spaargeld. In doorsnee hadden huurders van 75 jaar of ouder die moeite hadden met traplopen circa 18.000 euro op hun (spaar)rekening staan. Bij degenen in een koophuis was dit circa 46.000 euro. Huishoudens met een huurhuis of een laag spaartegoed zullen waarschijnlijk eerder aankloppen bij anderen voor woningaanpassingen, zoals de verhuurder en/of de gemeente.

Het merendeel van de ouderen woont in een koopwoning (zie deel 1). Zij hebben meer spaargeld en kunnen de benodigde aanpassingen in principe zelf organiseren en financieren. Het is evenwel de vraag in hoeverre ouderenhuishoudens hun spaargeld wíllen gebruiken om hun woning aan te passen; verschillende studies laten zien dat ouderen hier doorgaans niet veel geld aan willen uitgeven (De Groot et al., 2019).

Verhuizen naar geschiktere woningen

Een alternatief voor het aanpassen van de huidige woning is verhuizen naar een meer toegankelijke woning. Maar ouderen zijn in de regel honkvast: zij willen minder vaak verhuizen dan jongere huishoudens (zie ook De Groot et al., 2024). In 2024 wilde zo’n 27% van de ouderenhuishoudens binnen twee jaar verhuizen; onder 35-minners gold dit voor maar liefst 60%. Ouderen die moeite hebben met traplopen en die in een tredenwoning wonen, willen wel wat vaker verhuizen dan degenen in een nultredenwoning (32% versus 20%). Tegelijkertijd zijn zelfs ouderen met mobiliteitsbeperkingen dus honkvaster dan 35-minners. In totaal waren er in 2024 ruim 1,7 miljoen ouderenhuishoudens die niet binnen twee jaar willen verhuizen, waarvan iets meer dan 1 miljoen in een tredenwoning (figuur 3).

Figuur 3: Liefst 1,7 miljoen 65-plussers willen niet verhuizen

Valpreventie deel 2
Bron: Woononderzoek Nederland 2024

… dat komt vooral doordat zij naar volle tevredenheid wonen

De hoge mate van tevredenheid met de huidige woning en in iets mindere mate met de buurt verklaren waarom het overgrote deel van de ouderenhuishoudens beslist niet wil verhuizen (figuur 4). Een aanzienlijk deel van de ouderen (zelfs bijna 50% van de 75-plushuishoudens) wil niet verhuizen omdat zij niet weg willen uit de buurt. Dit suggereert dat veel ouderen denken dat zij bij een verhuizing de eigen buurt moeten verlaten. Mogelijk is dit ingegeven door de verwachting dat een geschikte woning in de eigen buurt er niet in zit, wat de honkvastheid versterkt (en de verhuisgeneigdheid drukt). Tegelijkertijd zijn het veronderstelde gebrek aan geschikt aanbod en de kosten van verhuizen geen primaire, expliciete reden waarom ouderen niet willen verhuizen.

Hekkensluiter in het top-4 lijstje van belangrijkste redenen waarom ouderen niet willen verhuizen is dat ouderen nog thuis willen blijven wonen. Mogelijk associëren ouderen een verhuizing met de stap naar een zorginstelling of woonzorgconcept waarvoor zij een stukje ‘thuis’ denken te moeten inleveren.

Figuur 4: Gehecht aan huis en haard

Valpreventie deel 2
Bron: Woononderzoek Nederland 2024

Vooral 75-plussers willen verhuizen vanwege gezondheid of behoefte aan zorg

Nederland telde in 2024 zo’n 641.000 65-plushuishoudens met een verhuiswens. Gezondheid en/of de behoefte aan zorg is de allerbelangrijkste reden waarom zij willen verhuizen. Van de jonge ouderen noemt 36% dit als de belangrijkste verhuisreden; van de 75-plussers zelfs 65%. En waarschijnlijk is bij deze huishoudens de nood al aan de man. Want veel ouderenhuishoudens die (mede) vanwege gezondheid of de behoefte aan zorg willen verhuizen, hebben al gezondheidsproblemen en/of een tanende mobiliteit. Ze beoordelen hun eigen gezondheid als minder goed, zijn vaker beperkt bij reguliere activiteiten en er spelen vaker problemen met traplopen.

Vaak wonen ouderen naar alle tevredenheid. Maar als ze willen verhuizen vanwege de woning, dan willen zij veelal graag kleiner gaan wonen (figuur 5). Dit past bij het beeld dat ouderenhuishoudens relatief ruim wonen, ook gelet op het aantal kamers per persoon. Zeker ouderenhuishoudens in eengezinswoningen met vijf of meer kamers wonen bijna altijd – met meer dan twee kamers per persoon – heel erg ruim. Jongvolwassenen willen juist vaak groter gaan wonen; hun huidige woning vinden zij vaak te klein.

Figuur 5: Ouderen willen kleiner wonen, jongvolwassenen juist groter

Valpreventie deel 2
Bron: Woononderzoek Nederland 2024

De geschiktheid of toegankelijkheid van de huidige woning lijkt een kleine rol te spelen in de redenen waarom ouderen willen verhuizen. Slechts 4% van de ouderen die vanwege de woning willen verhuizen, vindt de huidige woning niet meer geschikt door gezondheidsproblemen. Toch heeft het gros van de verhuisgeneigde ouderen (zo’n 90%) wel een voorkeur voor een woning zonder een trap binnenshuis. Een aanzienlijk deel wil dat de woning óók extern toegankelijk is: zij geven de voorkeur aan een typische nultredenwoning (figuur 6).

Figuur 6: Een toegankelijke woning heeft de voorkeur, ook voor ouderen in een tredenwoning

Valpreventie deel 2
Bron: Woononderzoek Nederland 2024

Verhuizen naar geschiktere woningen: baten voor ouderen én anderen

Als ouderen erin slagen hun verhuiswens te vervullen dan komen hun woningen vrij voor andere woningzoekenden. Doordat de huidige generatie van ouderen vaker dan de vooroorlogse generatie huiseigenaar is (Schilder, 2019), zijn dit vaker dan vroeger eengezinskoopwoningen. Van alle eengezinskoopwoningen die Nederland rijk is, wordt inmiddels 29% bewoond door een 65-plusser. Zo’n kwart eeuw geleden was dit krap 13%.

Veel van deze eengezinswoningen zijn relatief groot en tellen vijf of meer kamers. Voor ouderen zijn deze woningen minder geschikt afgaand op de toegankelijkheid. Als ze willen verhuizen, geven ze dan ook vaak de voorkeur aan een appartement; van de verhuisgeneigde 65- tot 75-jarigen in eengezinswoningen geldt dit voor 65%. Jongere huishoudens willen juist vaak de omgekeerde beweging maken. Zij wonen relatief vaak in een appartement. En als zij willen verhuizen, dan heeft een meerderheid een voorkeur voor een eengezinswoning.

In totaal zouden bijna 328.000 eengezinskoopwoningen direct beschikbaar komen voor anderen als verhuisgeneigde ouderenhuishoudens daadwerkelijk weten te verhuizen. Dat is iets meer dan de helft van het totale aantal woningen dat beschikbaar zou komen. Maar zeker bij ouderen worden verhuiswensen lang niet altijd gerealiseerd. Verklaringen zijn onder meer het ontbreken van geschikte woningen voor ouderen en financiële obstakels zoals de kosten van een overbruggingshypotheek.

Het Woononderzoek Nederland laat inderdaad zien dat het gebrek aan aanbod op de gewenste plek een reden is waarom verhuisgeneigde ouderen nog niet zijn verhuisd (figuur 7). Als geschikt aanbod ontbreekt dan is er een aanzienlijke kans dat ouderen hun verhuiswens in de ijskast zetten. De allerbelangrijkste reden waarom ouderen nog niet zijn verhuisd, is evenwel dat zij niet op stel en sprong willen verhuizen.

Figuur 7: Verhuisgeneigde ouderen willen niet op stel en sprong verhuizen

Valpreventie deel 2
Bron: Woononderzoek Nederland 2024

Kijken we naar feitelijke verhuizingen dan zien we dat ruim 106.000 ouderenhuishoudens de afgelopen twee jaar zijn verhuisd vanuit een zelfstandige woning. Daardoor kwamen 71.000 eengezinswoningen beschikbaar voor anderen en 35.000 meergezinswoningen. En hier blijft het niet bij. Want de huishoudens die verhuizen naar de door ouderen achtergelaten woningen, laten vaak zelf ook een woning achter. En degenen die op hun beurt verhuizen naar deze vrijgekomen woning, laten soms zelf ook weer een huis achter. Doordat één huishouden verhuist, ontstaat dus een serie van aaneengeschakelde verhuizingen: een “doorstroomtreintje” of een “verhuisketen”.

Op basis van het WoON valt niet te zeggen hoeveel woningen indirect vrijkwamen via het doorstroomtreintje na verhuizingen van ouderen. Cijfers van het CBS over verhuisketens maken wel duidelijk dat het aantal woningen dat indirect vrijkomt door de rits aan aaneengeschakelde verhuizingen vaak wat hoger ligt dan het aantal woningen dat direct vrijkomt door verhuizingen naar nieuwe woningen (nieuwbouw of transformatie) of bijvoorbeeld sterfte (zie ook Groot, 2024). Zo kwamen in de periode 2019-2022 7.900 woningen direct beschikbaar voor anderen door verhuizingen van 65-plussers naar nieuwbouw. Vervolgens kwamen indirect nog eens bijna 15.000 woningen beschikbaar via het doorstroomtreintje.

Tot slot

In het eerste deel van dit tweeluik lieten we zien dat het aantal valpartijen de komende jaren verder toeneemt doordat de bevolking steeds meer ouderen telt. Een aanzienlijk deel van deze valpartijen vindt thuis plaats. Vaak komt dit door een combinatie van factoren: denk bijvoorbeeld aan verminderde spierkracht in combinatie met een ietwat onhandige trap in huis of drempels. Lang niet alle woningen zijn even geschikt om oud in te worden als sprake is van mobiliteitsbeperkingen. In 2024 hadden een half miljoen ouderenhuishoudens in tredenwoningen moeite met traplopen. En dit aantal loopt naar verwachting verder op.

In het tweede deel van dit tweeluik keken we naar de mate waarin woningen aanpasbaar zijn en de mate waarin ouderen willen verhuizen naar meer toegankelijke, geschiktere woningen. Achterliggende gedachte is dat woningaanpassingen en een toegankelijke woning het aantal valincidenten kan verminderen. Het overgrote deel van de huizen blijkt aanpasbaar. Iets meer dan een op de vijf ouderenhuishoudens woont in een huis met woningaanpassingen. Maar vaak voeren kleine aanpassingen de boventoon. Zelfs minder mobiele huishoudens in tredenwoningen hebben lang niet altijd een traplift in huis.

Een alternatief is verhuizen naar een woning zonder trap. Het merendeel van de ouderen blijkt echter honkvast. Zelfs ouderen met mobiliteitsproblemen in tredenwoningen willen minder vaak verhuizen dan jongvolwassenen. Degenen die wel willen verhuizen, geven vaak de voorkeur aan een toegankelijke woning zonder trap. Als zij hun verhuiswens weten te realiseren, dan heeft dit ook voordeel voor anderen: via een rits aan verhuizingen komen woningen vrij voor andere woningzoekenden.

Disclaimer

De informatie en meningen in dit document zijn indicatief en alleen bedoeld voor discussiedoeleinden. Er kunnen geen rechten worden ontleend aan de in dit document beschreven transacties en/of commerciële ideeën. Dit document is uitsluitend bedoeld voor informatieve doeleinden en mag niet worden opgevat als aanbod, uitnodiging of aanbeveling. Lees verder