Update
Blik op de wereld: gordels om!
Hoewel 2026 op het eerste gezicht een stabieler jaar lijkt te worden, blijven geopolitieke risico’s een bepalende factor. Nieuwe spelregels in handel en investeringen zorgen voor een complex speelveld, met de VS als dominante speler en China dat inzet op technologische suprematie. Handelsconflicten, populisme en de afhankelijkheid van kritieke grondstoffen kunnen opnieuw volatiliteit veroorzaken.

In het kort
Bbp-volumegroei, raming RaboResearch

Nieuwe spelregels
Wie denkt dat 2026 een rustig jaar wordt na de turbulentie van 2025, komt waarschijnlijk bedrogen uit. Het idee dat alles “terug naar normaal” gaat, miskent de structurele veranderingen die zich voltrekken. De op regels gebaseerde wereldorde, decennialang het fundament onder internationale handel en investeringen, brokkelt verder af. En waar het afgelopen jaar draaide om het afbreken van oude zekerheden, staat 2026 vermoedelijk in het teken van het ontstaan van nieuwe spelregels. Welke dat precies zijn, is onzeker, maar één ding staat vast: de Verenigde Staten blijven hun economische, politieke en militaire macht inzetten om zichzelf én de wereld opnieuw vorm te geven.
Bij het maken van economische voorspellingen en marktanalyses gaat het steeds minder om klassieke economische logica en steeds meer om geopolitiek. Wie die risico’s wil begrijpen, moet het spel volgen dat Washington oplegt aan China, de EU en andere landen. De vraag is dus niet alleen welk land de hoogste groei of de laagste inflatie haalt, maar welk land de sterkste kaarten in handen heeft – en in hoeverre het bereid is die kaarten te spelen.
De Grand Strategy van Amerika
De VS heeft in 2025 laten zien dat het bereid is om economische staatkunde tot in de haarvaten van beleid door te voeren. Met een beetje goede wil zie je in de maalstroom van nieuws over tarieven (figuur 1), subsidies, afgedwongen investeringen en militaire acties geen losse maatregelen, maar een geïntegreerde strategie. Wij noemden dit eerder al een Grand Macro Strategy, waarbij de strategie van de Verenigde Staten erop gericht is om de nummer één te blijven in een wereld waarin China steeds machtiger wordt.
Deze strategie kent vele lagen. Op het eigen continent zet Washington het USMCA[1] naar zijn hand en dwingt het Canada en Mexico om zich achter de anti-China agenda te scharen. Tegelijkertijd bemoeit het zich – als in een hernieuwde Monroe-doctrine – met landen als Argentinië en Venezuela om invloed van buiten het Amerikaanse continent te blokkeren. Daarbovenop komen importtarieven die binnenlandse productie stimuleren, investeringen in AI, kwantumtechnologie en defensie, en een agressieve exportpolitiek voor LNG, landbouwproducten en wapens. Gasexporten worden ingezet als drukmiddel jegens Europa, terwijl de Federal Reserve onder politieke druk staat om de economie draaiende te houden in een omgeving van hoge onzekerheid.
[1] De “Vrijhandelsovereenkomst tussen de VS, Mexico en Canada”
Figuur 1: Forse stijging van de Amerikaanse importheffingen

Figuur 2: Landen beloven plechtig meer te investeren in Amerikaanse industrieën

Het meest opvallend is het “Reverse Marshall Plan”: bondgenoten zoals Europa, Japan, Zuid-Korea en de VAE beloven in de komende jaren honderden miljarden te investeren in de Amerikaanse industrie – van scheepswerven tot chipsfabrieken (figuur 2). In hoeverre dit ‘geopolitieke contract’ wordt nageleefd, valt te bezien, maar duidelijk is dat toegang tot de Amerikaanse markt wordt verleend in ruil voor kapitaal en loyaliteit.
Sterke troeven, zwakke plekken
Die markt is inderdaad een van ’de belangrijkste troefkaarten van Amerika. De VS heeft de grootste consumentenmarkt en de diepste, meest liquide financiële markten ter wereld. Maar vanuit die markten klinken ook kanttekeningen. Het vertrouwen van consumenten en bedrijven in de Amerikaanse economie neemt af. De onafhankelijkheid van de Fed staat onder druk, er is geen plan om het begrotingstekort te verminderen, het handelsbeleid verandert per week en de nieuwe stablecoin-regulering lijkt te worden ingezet als geopolitiek drukmiddel. Het Witte Huis accepteert deze kanttekeningen. Immers, America First betekent dat de markt niet meer op de eerste plek staat.
Het gevolg is dat de dollar voor veel buitenlandse partijen niet langer onaantastbaar is. Beleggers diversifiëren hun valuta waar mogelijk en hedgen dollarposities vaker dan eerst. De verwachte volatiliteit in EUR/USD is afgenomen, maar de risk reversal (figuur 3) laat zien dat callopties op EUR/USD (EUR sterker) sinds Liberation Day duurder zijn dan putopties. Op de obligatiemarkten steeg de termijnpremie op 10-jaars Treasuries naar 70 basispunten, wat de financieringskosten voor Washington verhoogt en doorwerkt naar hypotheken en bedrijfsleningen (figuur 4). Het laat zien dat de wereld de Verenigde Staten alleen nog tegen hogere rentes wil financieren. Dat suggereert dat Amerika op de markt minder exceptioneel is dan het zelf denkt.
Figuur 3: De markt prijst calls op EUR/USD (EUR sterker) duurder dan puts

Figuur 4: De termijnpremie op Treasuries is sinds de verkiezing van Trump hoog

Europese ambitie strookt niet met realiteit
Europa profiteert daar niet automatisch van. De kapitaalmarktrentes zijn deels meegestegen. De sterkere euro is welkom om de inflatie laag te houden, maar vormt een extra tegenwind voor exporteurs van kapitaalgoederen en voor een reeds haperende industrie.
Zelf werkt Brussel met het Draghi-rapport als leidraad nog steeds aan “strategische autonomie”. Het moet Europa minder afhankelijk maken van externe grootmachten, waardoor het meer grip krijgt op het eigen verdienvermogen. Maar die ambitie botst op de politieke realiteit. Autonomie op EU-niveau betekent minder nationale vrijheid, en dat stuit traditiegetrouw op weerstand van de lidstaten. Voeg daar het huidige populisme aan toe, en het plaatje wordt nog complexer.
Figuur 5: Het structureel saldo van eurozone-lidstaten laat weinig ruimte voor bestedingen

Figuur 6: Ruim twee derde van de Draghi-aanbevelingen zijn nog niet geïmplementeerd

Economisch vraagt de strategie om enorme investeringen: 5% van het bbp per jaar, zo’n 750 miljard euro. Dat geld moet onder meer naar defensie, infrastructuur, innovatie en groene transitie. Maar het structureel saldo laat weinig ruimte voor extra bestedingen (figuur 5) en de uitvoering verloopt traag (figuur 6). Het gevolg is dat Europa vooralsnog reactief blijft handelen, terwijl de VS snel en proactief optreedt.
China: lange adem en technologische dominantie
China speelt hetzelfde spel als de Verenigde Staten, maar met andere kaarten. President Xi gelooft dat een autocratie meer uithoudingsvermogen heeft dan een democratie en economische pijn dus langer kan verdragen. Dat maakt Chinese vergeldingsmaatregelen betrekkelijk voorspelbaar: elke Amerikaanse of Europese tariefverhoging en exportblokkade wordt met gelijke munt beantwoord.
Tegelijkertijd zet Beijing vol in op technologische zelfredzaamheid en dominantie in kritieke productieketens. Denk aan zeldzame aardmetalen, batterijen, AI, robotica en groene technologie. Wie deze grondstoffen nodig heeft, kan moeilijk om China heen. Daarom blijft het credo in China voorlopig: productie boven consumptie. Het gevolg is een structureel overschot dat over de wereld wordt uitgespreid (figuur 7 en 8). Dit leidt tot afhankelijkheidsrelaties die China geopolitiek blijft uitspelen. Andersom maakt het China weer afhankelijk van de wil van de andere blokken (VS en EU) en de rest van de wereld om zijn producten in de toekomst af te nemen.
Figuur 7: De groei van de productie gaat veel sneller dan de groei van de binnenlandse vraag

Figuur 8: Dit leidt tot een reusachtig overschot op de Chinese goederenbalans

Gordels om
Het is verleidelijk om naar onze ramingen voor 2026 te kijken en te concluderen dat het business as usual wordt. De cijfers wijzen namelijk op gematigde groei, relatief lage inflatie, dalende energieprijzen, stabiele wisselkoersen en obligatierentes, en een Fed die een paar verlagingen doorvoert terwijl de ECB de rente onveranderd laat. Maar deze cijfers liggen bovenop een realiteit die grote verstoringen kan opleveren. Het is cruciaal om deze structurele volatiliteit te begrijpen bij het in kaart brengen van de risico’s waar je als bedrijf of belegger mee wordt geconfronteerd. Onze boodschap is daarom helder: gordels om!
Economische vooruitzichten
In grote lijnen oogt onze raming voor de wereldeconomie iets beter dan in voorgaande kwartalen. De recente sterke prestaties wijzen op een groter aanpassingsvermogen dan eerder is ingeschat. Toch laten de laatste cijfers in veel landen zien dat er eerst nog wat afkoeling volgt op korte termijn, voordat de wereldeconomie terugkeert naar een hoger groeipad.
Ramingen
Tabel 1: Verwachtingen voor de belangrijkste economieën

Eurozone: zowel veerkracht als uitdagingen
De eurozone-economie presteerde in 2025 beter dan verwacht, gesteund door een veerkrachtige consumptie dankzij reële loonstijgingen en een krappe arbeidsmarkt. Vooruitgeschoven handelsstromen door tarieven en een opleving van investeringen droegen hieraan bij. Toch zijn er tekenen van vermoeidheid: de arbeidsmarkt koelt af, al blijft de krapte historisch hoog (figuur 9). Dat remt de reële loonstijging en daarmee de consumptie in de komende kwartalen. Ook verwachten we dat de vooruitgeschoven handelsstromen deels zullen omkeren. Ierland is een goed voorbeeld: het profiteerde van een zeer sterke export van farmaceutische producten naar de VS, maar een omgekeerde beweging blijft uit ondanks dat de VS voorraden heeft opgebouwd.
Daarnaast kampt de eurozone met structurele uitdagingen. De energiekosten blijven hoog vergeleken met de VS en China, ondanks lagere olie- en gasprijzen, wat de industriële concurrentiekracht aantast. Lage R&D-uitgaven (figuur 11) en beperkte innovatie drukken de productiviteitsgroei, terwijl demografische trends – snelle vergrijzing en dalende bevolkingsgroei – risico’s vormen voor arbeidsaanbod en vraag. Het handelsakkoord met de VS biedt op korte termijn stabiliteit, maar blijft een bron van onzekerheid: Washington kan er nog altijd een streep door zetten.
De groei-remmende effecten van Amerikaanse importtarieven zijn bovendien niet volledig verwerkt. Europese bedrijven investeren steeds vaker in de VS om markttoegang te behouden, wat binnenlandse investeringen juist kan drukken.
Daar komt bij dat de begrotingsruimte beperkt is. Negen EU-landen zitten in een buitensporigtekortprocedure en het wegwerken van die tekorten remt de groei. Duitsland vormt een uitzondering met een fors stimuleringspakket in de komende jaren, al klinkt kritiek dat de maatregelen vooral een korte-termijnimpuls geven en effectiever kunnen.
Meer algemeen neemt de begrotingsruimte verder af. De oorlog in Oekraïne legt een steeds grotere rekening bij Europa, terwijl ook een vredesakkoord kan leiden tot hogere defensie- en wederopbouwuitgaven. Eén boodschap uit Washington was het afgelopen jaar duidelijk: Europa moet in de toekomst zijn eigen boontjes doppen.
Figuur 9: Arbeidsmarktkrapte neemt af maar blijft hoger dan ‘normaal’

Figuur 10: Bestedingen aan Research en Development (2023) relatief laag in eurozone

Ook groeikansen
Toch zijn er ook groeikansen. De financieringscondities voor bedrijven zijn het afgelopen jaar verbeterd: lenen is goedkoper geworden en de risicopremies op bedrijfsobligaties liggen dichter bij het Amerikaanse niveau. De sterke prestaties van Europese financiële waarden ten opzichte van die in de VS – ondanks de AI-techboom daar – suggereren dat beleggers Europa niet langer zien als het ‘verdomhoekje’, maar juist als een nuttige diversificatie in hun portefeuille.
Problemen in aanbodketens zijn de afgelopen twee jaar geleidelijk afgenomen (figuur 11), al wijzen recente enquêtes onder inkoopmanagers en de Europese Kamer in China op oplopende materiaaltekorten en langere levertijden. Europa blijft bovendien sterk afhankelijk van kritieke grondstoffen uit China, dat dit jaar liet zien bereid te zijn deze geopolitiek in te zetten.
De gas- en olieprijzen zijn fors gedaald, wat zowel de koopkracht – via lagere inflatie – als de industrie ondersteunt. De Europese gasprijzen staan op het laagste niveau sinds april 2024. Duitsland verlaagt de industriële stroomprijs de komende drie jaar naar 0,05 euro per kWh (nu circa 0,12–0,18 euro), wat tijdelijk verlichting biedt, maar weinig voor de gas-intensieve productie. Vooruitkijkend worden defensie-uitgaven een belangrijkere groeimotor in 2026-2027, na de verhoging van de NAVO-doelstelling naar ‘3,5% + 1,5%’, te realiseren tegen 2032-2035.
De groei verliest dus wat vaart in de komende kwartalen, maar trekt naar verwachting weer aan in de loop van 2026, waarbij de consumptie een iets minder sterke rol speelt dan vorig jaar.
Figuur 11: Gerapporteerde tekorten in Europese industrie

Figuur 12: Inflatieraming en bijdrage van energie, voedsel en kerncomponenten

De inflatie blijft naar verwachting dicht bij de ECB-doelstelling (figuur 12), met op korte termijn zelfs kans op een onderschrijding door lagere energieprijzen en goedkope Chinese import. Een sterkere opleving van de groei in 2026 kan de inflatiedruk echter snel terugbrengen, vooral door aanhoudende krapte op de arbeidsmarkt.
Box – Grote regionale verschillen
De Europese economieën delen vergelijkbare uitdagingen, maar hun groeipad loopt uiteen. Duitsland en Italië kampen met demografische druk, terwijl Frankrijk en Spanje veerkrachtiger blijven.
De Duitseindustrie blijft zwak, maar stevige steunmaatregelen geven de groei in 2026-2027 een impuls, ondanks vertragingen en beperkingen buiten defensie en infrastructuur. Frankrijk ziet de vraag afremmen door een zwakke arbeidsmarkt, bezuinigingen en politieke onzekerheid, al profiteren exporteurs van Duitse vraag en sterke luchtvaartorders. Italië kent een industriële dip vergelijkbaar met Duitsland, maar minder diep. Het Duitse stimuleringspakket werkt daar indirect door, terwijl NGEU-gelden en reële inkomensgroei nog steun bieden. Bezuinigingen temperen wel het opwaartse potentieel. Spanjespringt eruit met een sterke inkomensgroei, NGEU-fondsen, relatief lage loonkosten en groene investeringen. Risico’s blijven: politieke instabiliteit, stijgende loonkosten, afnemend toerisme, netcongestie en woningtekorten.Verenigde Staten: stagflatoire schok
De door Trump ingevoerde importtarieven, in combinatie met het strenge migratie- en uitzettingsbeleid, veroorzaken momenteel een stagflatoire schok in de Amerikaanse economie. De arbeidsmarkt hapert. Door de gedeeltelijke sluiting van de federale overheid zijn cijfers niet altijd duidelijk, maar vast staat dat de banengroei vrijwel stilvalt (figuur 13). De werkloosheid liep daardoor in september op naar 4,4%, tegen 4% in januari. Dit is een duidelijke trendbreuk na jaren van krapte.
De inflatie blijft ondertussen boven de doelstelling van de Federal Reserve. Een scherpe stijging blijft uit doordat hogere prijzen voor goederen deels worden gecompenseerd door lagere woonlasten. De kerninflatie beweegt daarom vooral zijwaarts rond 3% (figuur 14), maar wij verwachten dat het effect van de importtarieven nog niet volledig zichtbaar is. Waar importeurs aanvankelijk de rekening betaalden, lijken nu exporteurs en consumenten aan de beurt. Deze vertraagde doorwerking betekent dat een daling van de kerninflatie pas in de tweede helft van 2026 waarschijnlijk is.
Figuur 13: Volgens ADP krimpt de Amerikaanse arbeidsmarkt

Figuur 14: De inflatie was in september 3,0%, boven de doelstelling van de Fed

Tegelijkertijd houdt de AI-boom de economie overeind. Deze positieve vraagschok compenseerde het stagflatoire effect van het handelsbeleid, maar de piek in AI-investeringen lijkt bereikt. We verwachten daardoor dat de economische groei in 2026 verzwakt. Dit vergroot op zijn beurt het risico op een tech-gedreven correctie op de Amerikaanse beurs. Op langere termijn kan AI echter een positieve aanbodschok veroorzaken via hogere productiviteit. Zelfs als de hype afneemt en waarderingen dalen, blijven spillover-effecten groot: nieuwe infrastructuur, kennis en toepassingen vormen nog jaren een voedingsbodem voor innovatie en groei.
De gespannen relatie met China blijft een risico. Een hernieuwde escalatie van de handelsoorlog is niet ons basisscenario, maar zou inflatie en werkloosheid verder opdrijven en de groei drukken. Tegelijkertijd kan Trump, met het oog op de tussentijdse verkiezingen in november, opnieuw besluiten enkele tarieven terug te draaien. Betaalbaarheid blijft een cruciaal thema: het kostte Biden populariteit, blokkeerde Harris’ ambities en drukt nu op Trumps peilingen (figuur 15). De regering lijkt zich hiervan bewust: op meer dan 200 geïmporteerde voedingsmiddelen zijn de tarieven verlaagd. Een verdere versoepeling van de importtarieven zou kunnen volgen als de politieke druk toeneemt.
Hoewel de inflatie voorlopig boven de doelstelling blijft, verwachten wij dat de Fed de rente enkele keren verlaagt (zo ook de markt, figuur 16). Wel is duidelijk dat beleidsmakers worstelen met de stagflatoire impact van de tarieven: de haviken vrezen dat de inflatie(-verwachting) te hoog blijft, terwijl de duiven zich zorgen maken over de arbeidsmarkt. De vertraagde doorwerking van tarieven kan het tempo van renteverlagingen in de eerste helft van 2026 afremmen. Zodra de nieuwe door Trump benoemde Fed-voorzitter in juni aantreedt, verwachten wij echter een koers in de richting van een neutraal beleidstarief – mogelijk zelfs daaronder – voor het einde van 2026. In onze prognose daalt de beleidsrente volgend jaar naar een bandbreedte van 2,75-3,00%.
Figuur 15: De ratings van president Trump zijn niet om over naar huis te schrijven

Figuur 16: Ook de markt verwacht dat de Fed de rente naar een neutraal niveau verlaagt

China: stimulus ligt voor de hand, maar lost problemen niet op
Het in november gesloten handelsbestand met de Verenigde Staten biedt op papier een belangrijke basis voor economische groei voor komend jaar. Toch is het een fragiele deal: de regering-Trump heeft vaker afspraken herzien of opengebroken. Maar zoals we eerder schreven, beschikt China over een sterke troef: de greep op zeldzame aardmetalen en andere cruciale grondstoffen verkleint volgens ons de kans op een vroegtijdige breuk en geeft Peking strategische speelruimte.
Het in oktober gepresenteerde vijfjarenplan schetst vervolgens de economische en politieke prioriteiten. Modernisering van traditionele industrieën, stimulering van opkomende sectoren zoals AI en robotica, en technologische zelfredzaamheid staan centraal. De overheid belooft ook maatregelen om de binnenlandse consumptie te versterken. Toch ligt de nadruk in het hele plan nog steeds op de aanbodzijde: “Het moderne industriële systeem is de materiële en technologische basis van de modernisering van China”, aldus het plenum.
Opvallend is dat Peking de laatste maanden openlijk erkent dat de industrie kampt met hardnekkige overcapaciteit en dat dit verschillende problemen veroorzaakt: scheefgroei, felle prijsoorlogen, zeer lage marges en aanhoudende deflatie (figuur 17 en 18). Dit fenomeen wordt “involution” genoemd. De recente anti-involutioncampagne is in feite een herhaling van eerdere pogingen om de excessen van door de staat aangespoorde investeringen te beteugelen.
Net als in het verleden zal verlichting voor Chinese bedrijven én hun buitenlandse concurrenten waarschijnlijk van korte duur zijn. “Involution” is namelijk geworteld in de structuur van ’de Chinese politieke economie. De centrale overheid zet de strategische, grote lijnen uit, die lokale bestuurders vervolgens op kleinere schaal invullen. Peking beoordeelt deze bestuurders op basis van hun prestaties ten opzichte van collega’s. Het gevolg is dat de lokale bestuurders er veel aan gelegen is om in een goed blaadje te komen bij Peking door elkaar te overtroeven met investeringen in precies die strategische sectoren die door Peking zijn aangewezen. Op nationaal niveau leidt dit echter tot scheefgroei en overcapaciteit.
De overheid belooft meer maatregelen om de binnenlandse consumptie te ondersteunen. Maar de voortslepende vastgoedcrisis drukt het consumentenvertrouwen, terwijl de lage industriële winsten leiden tot banenverlies, economische onzekerheid en nog zwakkere bestedingen. Voeg daar lage inflatieverwachtingen aan toe, en consumenten stellen aankopen mogelijk uit. Extra monetaire en fiscale stimulans ligt voor de hand, maar lost niet alle structurele problemen op. Het risico bestaat daarom alsnog dat de groei in 2026 vooral door overheidsingrepen wordt gedragen, terwijl de private vraag achterblijft. Voor Europese bedrijven blijft de export naar China in 2026 daarom zeer uitdagend.
Figuur 17: China blijft kampen met zeer lage inflatie, soms zelfs deflatie

Figuur 18: De daling van de producentenprijzen leidt tot lagere winstgevendheid

Verenigd Koninkrijk: politiek zet de toon
Hoewel de Britse regering haar Autumn Budget succesvol heeft weten te presenteren, zal politieke onzekerheid ook in 2026 zwaar drukken op de economie. De begroting wijst op een koers die meer gericht is op politiek overleven dan op structurele groei. Uitgaven voor zorg en sociale voorzieningen worden opnieuw naar voren gehaald, terwijl belastingverhogingen pas vanaf 2028 gepland staan. Dit “buy now, pay later”-beleid koopt tijd voor de regering, maar doet weinig om het vertrouwen van huishoudens en bedrijven te versterken. We verwachten daarom dat de economische groei zeer gematigd blijft.
De lokale verkiezingen in mei dreigen Labour forse verliezen te bezorgen. Daarmee verschuift de aandacht naar Farage’s Reform UK, inmiddels koploper in de peilingen, en de opkomende Groenen. Een zware nederlaag kan leiden tot een crisis binnen de partij, waarbij vooral premier Starmer en minister van Financiën Reeves onder druk komen. Dat vergroot de kans op nieuwe periodes van politieke onzekerheid.
Ondertussen blijft Brexit een rem op de Britse export en investeringen. Labour spreekt nu openlijker over de negatieve economische gevolgen, maar dat is voor binnenlandse politieke consumptie. Een fundamentele koerswijziging ligt vóór de verkiezingen van 2029 niet voor de hand. Eerst moet het EU-VK Reset-akkoord worden uitgevoerd. De gesprekken over onder meer SPS, ETS en Erasmus schieten niet op, terwijl het mislukken van de onderhandelingen over het EU defensie-fonds (SAFE) een slecht teken is. Het contrast blijft groot: Brussel heeft weinig prikkels om concessies te doen, terwijl Londen op zoek is naar successen om Starmers belofte – “Brexit werkend maken” – waar te maken.
Renteverwachtingen
In tegenstelling tot de Fed lijkt de ECB haar renteverlagingen te hebben afgerond. De afgelopen maanden herhaalden ECB-bestuurders keer op keer dat hun beleid volledig wordt gedreven door de economische data: de centrale bank neemt rentebesluiten op basis van de inflatievooruitzichten en de risico’s daaromheen. Tot nu toe ontwikkelt dit zich grotendeels zoals verwacht. Ook kleine afwijkingen zullen het beleid niet veranderen. De risico’s omtrent de vooruitzichten worden als “breed in balans” gezien.
Figuur 19: De markt verwacht in tegenstelling tot voorgaande jaren weinig rente-actie van de ECB

Figuur 20: Verwachtingen EUR swaprentes

Er is dus geen overtuigende reden om de depositorente onder de huidige 2% te verlagen. Tenzij economische ontwikkelingen daartoe dwingen, ligt de drempel hoog. Maar neerwaartse risico’s zijn er nog steeds: de komende kwartalen blijft de groei zwak, waardoor de markten zich op de kans op een renteverlaging blijven richten. Wij voorzien daarom licht lagere swaprentes in de eerste helft van het jaar. Tegelijkertijd zien we ruimte voor een economische opleving later in 2026, mede dankzij Europese investeringen in defensie en infrastructuur. Dit kan het debat verschuiven naar mogelijke renteverhogingen eind 2026 of begin 2027.
De investeringsagenda zet ook druk op de lange rentes. Hogere schulduitgiftes moeten deze bestedingen financieren, terwijl de ECB haar balans blijft normaliseren. Per saldo zien wij met name de lange rente (10-jaars) in de eurozone iets oplopen in de tweede helft van het jaar.
Eén traditionele koper van langlopende obligaties kan minder actief worden: Nederlandse pensioenfondsen. Door de hervormingen van het pensioenstelsel worden hun hedge-ratio’s verlaagd en is er minder noodzaak om in lange looptijden te beleggen. Wij verwachten dat dit de 10s30s-spread met 30–40 basispunten steiler maakt. Het is onze inschatting dat circa een derde hiervan pas is ingeprijsd, omdat de transitie in twee stappen plaatsvindt op 1 januari 2026 en 1 januari 2027.
De renteverlagingen van de Fed zorgen voor weliswaar iets lagere korte rentes op de Amerikaanse kapitaalmarkt, maar de lange rente blijft naar verwachting grotendeels liggen, mede vanwege aanhoudende of zelfs weer iets stijgende risicopremies. Mogelijke ‘spillover’-effecten hiervan zijn ook reden om eerder iets hogere dan lagere kapitaalmarkrentes in de eurozone te verwachten.
Tabel 2: Renteramingen

Valuta
EUR/USD: zorgen rond Fed en renteverlagingen Fed
In de eerste helft van dit jaar leidden zorgen over een Amerikaanse recessie en inflatie door Trumps handelsbeleid tot een toename van de diversificatie van valutaportefeuilles van buitenlandse beleggers, waardoor vooral de munten van crediteurenlanden apprecieerden. Inmiddels blijkt de economische schade van Trumps tarieven en begrotingsbeleid minder groot dan gevreesd rond Liberation Day. De VS blijft bovendien aantrekkelijk voor investeringen dankzij zijn dominante en productieve techsector. Ook de Amerikaanse beurzen sluiten het jaar, ondanks alles, af met een winst van 15 tot 20 procent. Dat ondersteunt momenteel de dollar.
Wij verwachten dat de Amerikaanse economie volgend jaar in een cyclische neergang belandt. Terwijl veel centrale banken binnen de G10 hun renteverlagingen grotendeels hebben afgerond, blijft de Fed waarschijnlijk tot ver in 2026 verruimen. Hoewel veel verlagingen al in de markt zijn ingeprijsd, kan politieke druk op de Fed volgend jaar het vertrouwen in de dollar ondermijnen. Extra risico’s voor de dollar zijn een nieuwe tariefronde, aanhoudend hoge inflatie in combinatie met negatieve reële rentes, of een scherpe correctie in AI-gerelateerde aandelen.
Wij verwachten daarom dat EUR/USD de komende maanden vooral binnen een grillige bandbreedte beweegt, met een lichte opwaartse bias in de richting van de tweede helft van 2026. Onze 12-maands raming voor EUR/USD staat nu op 1,18.
Figuur 21: Verwachtingen EUR/USD

Figuur 22: Verwachtingen EUR/GBP

EUR/GBP: Pond onder druk
De najaarsbegroting van minister Reeves bleek een uiterst lastige evenwichtsoefening, maar bracht voorlopig rust op de Britse obligatiemarkt. Dit heeft het pond gesteund. De kans op een renteverlaging door de Bank of England (BoE) eind deze maand is groot, en wij verwachten in 2026 nog twee extra verlagingen naar een beleidsrente van 3,25% zolang de inflatie blijft dalen. Het renteverschil met de euro neemt in dat geval af. Ondanks de ruime meerderheid van premier Starmer drukken zijn lage populariteit en geruchten over een leiderschapsuitdaging op het marktsentiment. Tegen deze achtergrond voorzien wij een geleidelijke stijging van EUR/GBP.
Tabel 3: Valutaramingen


