Update
Sectorprognoses december 2025: van hardnekkige knelpunten tot AI-gedreven groei in 2026 en 2027
Sectoren zoals informatie en communicatie en specialistische zakelijke diensten profiteren van digitalisering en AI, maar andere sectoren kampen met uiteenlopende knelpunten zoals personeelstekorten, stikstofproblematiek, netcongestie en kostenstijgingen. Onder andere de bouw, industrie, landbouw, zorg en horeca hebben hiermee te maken.

In het kort
Macro-economische ontwikkelingen
We verwachten dat de groei van de Nederlandse economie in 2025 uitkomt op 1,7%. Voor 2026 en 2027 verwachten we een groei van 1,3% in beide jaren. De groei zit vooral in hogere uitgaven van huishoudens, die hun koopkracht zien stijgen, en in een toename van de overheidsbestedingen als gevolg van de vergrijzing en voor uitbreiding van het defensieapparaat. Zie ook ons Economisch Kwartaalbericht.
Waar het Economisch Kwartaalbericht vooral de bestedingscomponenten van de economische groei bespreekt – consumptie en investeringen door huishoudens, overheid en bedrijven – richten we ons in de sectorprognoses op de productiezijde van de economie: de waarde die wordt gecreëerd door de ‘productie’ van zowel bedrijven als de publieke sector.
We kijken in deze prognoses naar de ontwikkelingen van de toegevoegde waarde voor de hoofdsectoren. De toegevoegde waarde is de omzet minus de waarde van alle (ingekochte) halffabricaten en diensten die bij de productie zijn verwerkt (zie ook: Bruto toegevoegde waarde uitgelegd). Omdat we kijken naar volumeontwikkelingen zijn onze prognoses gecorrigeerd voor prijsveranderingen.
Onze sectorprognoses in een notendop
Volgens onze prognoses groeit in 2025 de toegevoegde waarde van de zorg met 3% het hardst. Ook voor de industrie en de vervoerssector voorspellen we groeicijfers van bijna 3%, al is dit deels een ‘overloopeffect’ uit 2024, zoals we verderop in deze publicatie bespreken. We verwachten dat met name in de industrie de groei in 2026 en 2027 beduidend lager uitvalt en zelfs onder de 1% blijft.
De bouw en horeca groeien in 2025 naar verwachting met slechts 1%. Ook voor deze sectoren verwachten we een matige groei in 2026 en 2027.
Voor 2026 en 2027 verwachten we de grootste groei bij de informatie en communicatie, gevolgd door de zorg en de specialistische zakelijke diensten. Krimp verwachten we alleen in de landbouw.
Figuur 1: Sectorprognoses in toegevoegde waarde

De plannen van de nieuwe coalitie zullen van invloed zijn op de vooruitzichten van verschillende sectoren, in het bijzonder de landbouw, de zorg en de industrie. Voor de landbouw gaan we in de komende jaren uit van krimp, zeker als de uitkoopregeling van agrariërs bij Natura 2000-gebieden wordt voortgezet, zoals beschreven in het tussenverslag van de kabinetsformatie. Uit dit verslag blijkt ook dat D66 en CDA voornemens zijn de groei van de zorguitgaven af te remmen, onder meer door te investeren in preventie en hervorming van de ouderenzorg. De komende jaren worden de defensie-uitgaven verhoogd. De mate waarin een volgend kabinet het woningtekort, de netcongestie en de stikstofproblematiek aanpakt en investeert in niet-fossiele energiebronnen, zoals wind, waterstof en kernenergie, kan grote invloed hebben op de bouw en de industrie.
In de rest van deze publicatie bespreken we iedere sector afzonderlijk.
Landbouw
Voor 2025 verwachten onze experts een groei van de toegevoegde waarde in de land- en tuinbouw met 1,8%. Dit is een wat grotere groei dan we bij de vorige raming hadden geschat.
De totale productie in de land- en tuinbouw stijgt in 2025 licht met 0,2%. Deze stijging komt voort uit een stijging van de plantaardige productie, voornamelijk in de akkerbouw, waar aardappelen, suikerbieten en granen na het uitdagende jaar 2024 een stijging laten zien als gevolg van gunstigere weersomstandigheden. De melkproductie is in 2025 ongeveer gelijk gebleven, terwijl we eerder dit jaar nog een krimp verwachtten. Ook in de tuinbouw bleef de productie vrijwel gelijk; in deze sector daalde de sierteeltproductie, die de stijging in groente en fruit teniet deed. Het intermediair verbruik in 2025 daalt in de landbouw, met name de inkoop van veevoer. Per saldo resulteert dit in een stijging van de toegevoegde waarde.
Voor 2026 verwachten we dat de toegevoegde waarde voor de sector als geheel krimpt met 3,2%. Deze krimp komt voort uit een daling van de productie in zowel de veehouderij als de akkerbouw. De opkoopregelingen in de veehouderij laten zich in 2026 sterker voelen, met een krimp van het veehouderijcomplex over de volle breedte met zo’n 5%. Ook in de akkerbouw verwachten we een lagere productie, in zowel suikerbieten (-6,6%), aardappelen (-1%) als granen (-2%) als gevolg van bouwplanaanpassingen en terugkeer naar gemiddelde opbrengsten per hectare.
Voor 2027 verwachten we verdere krimp, onder meer door de ontwikkelingen in de veehouderij.
Box 1: Ontwikkeling van de nominale toegevoegde waarde van de land- en tuinbouw
In de sectorprognoses drukken we de ontwikkelingen van de toegevoegde waarde uit in reële termen, dat wil zeggen met constante prijzen. Daarmee corrigeren we de toegevoegde waarde voor prijsontwikkelingen en kijken we louter naar volumeveranderingen. Vanwege de sterke volatiliteit van inkoop- en verkoopprijzen in de land- en tuinbouw waar een ondernemer mee te maken heeft, kan de ontwikkeling in constante prijzen afwijken van de ontwikkeling waar de ondernemer in zijn dagelijks handelen mee te maken heeft. Daarom brengen we voor de land- en tuinbouw ook in kaart hoe de toegevoegde waarde in nominale termen zich ontwikkelt.
In nominale termen wijkt de totale toegevoegde waarde-ontwikkeling in 2025 weinig af van de ontwikkeling in reële termen. Echter op subsectorniveau wel degelijk. Vanwege lagere opbrengstprijzen daalde de nominale productiewaarde in de akkerbouw, ondanks stijgende volumes. De nominale kosten van kunstmest en gewasbeschermingsmiddelen lieten daarentegen juist een stijging zien. De nominale tuinbouwproductie steeg eveneens, met name bij de sierteelt vanwege betere prijzen. Ook in de veehouderij was er sprake van een groei van de nominale productiewaarde als gevolg van hogere prijzen die de productiedaling teniet deden, terwijl voerprijzen relatief constant waren.
Voor 2026 verwachten we in nominale termen een forsere teruggang in toegevoegde waarde, met ruim 9%. De oorzaak ligt bij een verwachte daling van de prijzen in het veehouderij complex, van zowel vlees, melk als eieren. In de plantaardige sectoren verwachten we dat prijzen min of meer in lijn met inflatie zullen toenemen.
Industrie
We verwachten voor 2025 een groei van 2,9% in toegevoegde waarde voor de industrie. Die groei maskeert echter dat de onderliggende dynamiek zwak blijft: achter het jaargemiddelde schuilen een vlakke productieontwikkeling en een reeks structurele uitdagingen, zoals we ook in onze vorige sectorprognoses benadrukten.
Het producentenvertrouwen leek in het najaar even op weg naar een omslagpunt, maar zakte in november opnieuw terug (zie figuur 2). Ondernemers waren negatiever over hun voorraden gereed product en de verwachte productie voor de komende drie maanden. Onderliggend ontlopen de verschillende deelsectoren elkaar niet enorm veel als het gaat om het vertrouwen. Het negatiefst zijn producenten in de papier- en grafische industrie ( 7,0%) en het positiefst ondernemers in de transportmiddelenindustrie (+1,7%).
Figuur 2: Producentenvertrouwen in november lager

Uit de conjunctuurenquête blijkt bovendien dat het aandeel bedrijven dat onvoldoende vraag als grootste belemmering ervaart, het hoogste niveau in vijf jaar bereikte – vergelijkbaar met midden in de coronacrisis. In de basismetaal- en metaalproductenindustrie geldt deze belemmering zelfs voor bijna de helft van de ondernemers. De industriële productie blijft ondertussen schommelen rond hetzelfde niveau en in de chemie hebben diverse bedrijven hun activiteiten gestaakt of afgebouwd.
Dat het jaargemiddelde in 2025 toch een stevige plus van 2,9% laat zien, komt vooral door een zogenoemd overloop-effect: de sterke groei in de laatste kwartalen van 2024 tilt het cijfer voor 2025 omhoog, ook al blijft de groei binnen het jaar zelf beperkt. Dit statistische effect verklaart waarom het jaarcijfer zo gunstig oogt, terwijl de onderliggende trend vlak is. In figuur 3 tonen we hoe de toegevoegde waarde bínnen 2025 – na krimp in het eerste kwartaal – naar verwachting nagenoeg vlak blijft in de kwartalen erna, terwijl het jaargemiddelde een groei laat zien ten opzichte van 2024. Vooruitkijkend verwachten we dat de groei in 2026 en 2027 met respectievelijk 0,6% en 0,9% wel bescheiden blijft.
Figuur 3: Overloop-effect uit 2024 leidt tot sterke jaar-op-jaar groei industrie in 2025

Voor de toekomst van de maakindustrie zijn investeringen in arbeidsproductiviteit bepalend. In een eerder artikel bespraken we hoe industriebedrijven ondanks personeelstekorten hun processen optimaliseren en hun capaciteit verhogen.
Verder liggen er kansen in specifieke segmenten. Zo bouwt de Amerikaanse farmaceut Eli Lilly in 2026 een nieuwe fabriek op het Leiden Bio Science Park. Ook hogere defensie-uitgaven kunnen een impuls geven aan innovatie en productiviteit, zoals onderzoek door Rabobank laat zien. Een concreet voorbeeld is er al: op het terrein van VDL Nedcar in Born is de productie van militair materieel gestart.
Bouw
We verwachten dat de bouw dit jaar met 1,0% groeit. Dit is een matige groei, maar een positieve bijstelling ten opzichte van onze vorige raming, waarin we nog uitgingen van 0,3%. Dit heeft vooral te maken met forse opwaartse bijstellingen van de cijfers over de eerste helft van 2025 door het CBS: van -1,3% naar +0,1% in het eerste kwartaal en van -1,4% naar -0,4% in het tweede kwartaal. Onderliggend is ons beeld niet gewijzigd: de sector heeft nog steeds te maken met stikstof- en personeelsbeperkingen en er is (in 2026) een neerwaarts effect te verwachten door de afname van de bouwvergunningen die eind 2024, begin 2025 zijn verstrekt.
De ervaren personeelskrapte neemt toe; inmiddels geeft ruim een op de vier bouwbedrijven aan dat gebrek aan personeel de grootste belemmering is. Dit is het hoogste aandeel in vier jaar tijd. Opdrachten zijn er daarentegen genoeg, slechts 8,8% geeft aan dat een gebrek aan vraag voor de grootste hoofdbrekens zorgt.
Voor de woningbouw zien we dan ook dat er minder nieuwe woningen worden opgeleverd en dat het bouwtempo lijkt te vertragen. Lees ook ons Kwartaalbericht Woningmarkt over de ontwikkelingen op de huizenmarkt. Voor met name bedrijven in de grond-, weg- en waterbouw (GWW) is de afhankelijkheid van overheidsbudgetten belangrijk in het licht van de formatiebesprekingen.
Handel
De handel is een grote sector in omvang die in 2025 naar verwachting groeit met 1,8%. In 2026 en 2027 verwachten we vergelijkbare groeicijfers, met respectievelijk 1,9% en 1,8%. De groothandel en de detailhandel vallen in de prognoses voor de toegevoegde waarde samen onder de handelssector. De groothandel is deels internationaal georiënteerd en kan profiteren van de gedaalde onzekerheid door de handelsdeal tussen de VS en de EU. Dit draagt bij aan onze verwachting dat zowel invoer als uitvoer de komende kwartalen blijven groeien (zie figuur 4). De import groeit daarbij iets sneller dan de export, aangejaagd door de sterke binnenlandse vraag en het feit dat een stevige euro import goedkoper maakt. Diezelfde sterke euro is voor de export juist weer ongunstig.
Figuur 4: Bestendige groei Nederlandse invoer en uitvoer

De detailhandel is gericht op de binnenlandse markt en profiteert van de gestegen consumptie door huishoudens. Die consumptie blijft de komende jaren groeien, geholpen door een stijgende koopkracht. Na het herstel van de energiecrisis nemen de lonen opnieuw sneller toe dan de prijzen, waardoor huishoudens meer te besteden hebben en optimistischer zijn over hun financiële situatie. In 2026 en 2027 groeit de consumptie naar verwachting met iets minder dan 2% per jaar. Daarmee blijven consumenten een belangrijke motor voor economische groei.
Omdat in de detailhandel veel jongeren werken, zal de geplande stijging van het minimumjeugdloon in 2027 voor prijsdruk zorgen. Het effect is het grootst bij 17-, 18- en 19-jarigen: hun loon gaat dan met ongeveer een kwart omhoog.
Horeca
De horeca groeit in 2025 naar verwachting met 1,0%. Onze verwachtingen voor de komende twee jaar zeer gematigd. De bredere koopkrachtverbetering die we hierboven beschreven zijn, lijkt zich nauwelijks door te vertalen in een stijging van de vraag naar horecadiensten. Zowel aan de aanbod- als aan de vraagzijde zien we belemmerende factoren, wat leidt tot een zeer beperkte groeiverwachting van 0,5% voor 2026 en 2027.
De CBS-conjunctuurenquête van oktober laat zien dat een groeiend aandeel van de ondernemers onvoldoende vraag als grootste belemmering noemt (zie figuur 5). Bijna een kwart van de ondervraagde horecaondernemers geeft dit aan. De omzetverwachtingen zijn navenant: het aandeel ondernemers dat voor het komende jaar een omzetstijging verwacht, ligt op het laagste niveau sinds 2013 (zie figuur 6), mede door uitgesproken pessimisme in de logiesbranche. Tegelijkertijd ervaren veel horecaondernemers een tekort aan personeel, al knelt dit iets minder dan in voorgaande jaren.
Figuur 5: Groeiend aandeel horeca-ondernemers ondervindt onvoldoende vraag

Figuur 6: Omzetverwachting voor volgend jaar op laagste punt in 12 jaar

De kostendruk in de sector blijft hoog. Hotel- en vakantieparkeigenaren krijgen te maken met de btw-verhoging op logies per 1 januari 2026. En in 2027 volgt daarbovenop een kostenimpuls door de hierboven genoemde stijging van het minimumjeugdloon. Het ligt voor de hand dat een deel van deze kosten in de prijzen wordt doorberekend, maar het risico is reëel dat dit de vraag verder afremt.
Tot slot laat de balanspositie een tweeledig beeld zien. Positief is dat binnen de horeca het aandeel bedrijven toeneemt met een lagere schuldenlast dan vorig jaar – meer dan in andere sectoren. Tegelijk groeit ook de groep ondernemers voor wie de schulden problematisch zijn geworden, zelfs wanneer de absolute lasten zijn gedaald. Inmiddels ervaart een op de vijf horecabedrijven – ook meer dan in de andere sectoren – het schuldniveau als problematisch, tegenover 14% een jaar geleden. Van de ondervraagde horecaondernemers verwacht 6% het nog minder dan een jaar vol te kunnen houden.
Informatie & Communicatie
De informatie- en communicatiesector groeit in 2025 naar verwachting met 2,3%. Voor 2026 en 2027 verwachten we dat de sector met maar liefst 3,6% per jaar kan groeien. De snelle ontwikkelingen op het gebied van AI én de behoefte aan automatisering door de krappe arbeidsmarkt zorgen voor een aanhoudende vraag naar ICT-diensten. Zoals beschreven in onze studie over de toekomstige potentiële groei van Nederland, neemt het arbeidsaanbod de komende jaren nog maar beperkt toe en is toekomstige groei vooral gebaseerd op investeringen in productiviteitsgroei. IT-bedrijven zullen profiteren van deze investeringen.
De toenemende inzet van AI leidt tot extra vraag naar digitale infrastructuur, zoals datacentra. Toch lijkt die fysieke groei te stokken: gemeten naar het verbruikte vermogen (MW) is de uitbreiding beperkt, mede door vergunningenproblematiek en ruimtelijke beperkingen. Dit staat in schril contrast met de sterke productiegroei in de subsector ‘diensten op het gebied van informatie’, waar de reken- en datacentra onder vallen. Die groei komt vermoedelijk niet alleen door fysieke infrastructuur, maar vooral door de opmars van cloudservices, wat ook blijkt uit de gestegen zakelijke uitgaven aan cloudoplossingen.
Na een tijdelijke terugval in 2023 groeit de subsector ‘diensten op het gebied van informatie’ weer zeer sterk: gemiddeld 8% over de afgelopen 12 maanden, vergelijkbaar met een jaar eerder. Dat is beduidend meer dan de telecomsector en IT-dienstverlening (waaronder software-ontwikkelaars en IT-consultants vallen), die met 2,6% productiegroei over dezelfde periode overigens wel een solide groei lieten zien. Het zijn met name de radio- en televisie-omroepen, niet afgebeeld in figuur 7, die de totale productiegroei van de sector informatie en communicatie drukken.
Figuur 7: Toenemende vraag naar rekenkracht stimuleert groei bij diensten op gebied van informatie

Vervoer en opslag
In 2025 laat deze sector een stevige groei zien van 2,7%. Voor een deel is er sprake van overloop-effecten, zoals toegelicht bij de industrie. Ook zagen we dat de vervoerssector juist aan het begin van 2025 stevig groeide, mogelijk onder invloed van een piek in internationale handel vanwege de onzekerheid rond de (destijds nog niet vastgestelde) Amerikaanse importtarieven. Het goederenvervoer beweegt mee met de handelsstromen en de activiteiten in industrie, bouw en handel. Voor Nederland verwachten we in 2026 en 2027 een gematigde groei van industrie en bouw (niet hoger dan 0,6% tot 1,0%). Daardoor liggen ook de verwachtingen voor de vervoerssector lager dan in 2025, met een groei van 0,8% in 2026 en 1,4% in 2027. Handel biedt wel enig tegenwicht: zowel de in- als uitvoer groeit naar verwachting met 2% tot 3% op jaarbasis (zie figuur 4), waardoor de internationale dynamiek een belangrijke aanjager blijft voor transport.
Het goederenvervoer krijgt in 2026 te maken met de vrachtwagenheffing en hogere brandstofkosten. De korting op de brandstofaccijns wordt weliswaar verlengd tot eind 2026, maar niet volledig: de Tweede Kamer besloot op 27 november om de korting op de accijns te verlagen. Dit betekent dat in 2026 een liter benzine 5,5 cent duurder wordt, diesel 3,5 cent en lpg 1,5 cent. Veel grotere vervoerders hebben een brandstofclausule in hun contracten, waardoor zij stijgende brandstofkosten kunnen doorberekenen aan opdrachtgevers. Bij kleinere bedrijven, of losse opdrachten ontbreekt deze clausule vaak.
Voor post- en koeriersdiensten is het beeld divers. Vanaf 1 januari kan de nieuwe invoerheffing op pakketjes onder 150 euro de vraag drukken, onder meer bij bestellingen uit China. Toch was het derde kwartaal opvallend sterk; met een volumegroei van 3,9% beleefde de sector het beste kwartaal in vier jaar. Sterker nog, het was pas de tweede keer in die vierjaarsperiode dat de productie jaar-op-jaar positief uitviel.
Specialistische zakelijke diensten
Deze sector omvat onder meer accountancy, advocatuur, notarissen en consultancy. De sector weet in 2025 te groeien ondanks personeelstekorten – al worden die voorzichtig minder problematisch (zie figuur 8) – en onzekerheid rondom consultancy-opdrachten. Van alle subsectoren binnen de specialistische zakelijke diensten, zien de managementadviesbureaus – waar de consultancy onder valt – onvoldoende vraag als grootste belemmering in de bedrijfsvoering (zie figuur 9).
Figuur 8: Nog altijd meer dan de helft van de juridische dienstverleners en accountants ervaart een personeelstekort

Figuur 9: Een op de drie management-adviesbureaus zien ‘onvoldoende vraag’ als grootste belemmering

Die terugloop bij managementadviesbureaus zien we overigens niet terug in de productie-index van het CBS, wat enige onzekerheid geeft over de omvang van deze trend (zie figuur 10). Architecten- en ingenieursbureaus laten daarentegen al twaalf maanden op rij de sterkste groei zien binnen de specialistische zakelijke diensten, met gemiddeld bijna 4,5% jaar-op-jaar. Ook in de periode daarvoor waren zij koploper. De energietransitie en de toenemende vraag naar datacentra zorgen ervoor dat (elektrotechnisch) ingenieurs zeer gewild zijn. De mismatch tussen vraag en aanbod is voor deze groep al meerdere kwartalen het grootst van alle beroepsgroepen, zo blijkt uit de spanningsindicator van het UWV. Hoewel ook industrie en ICT veel ingenieurs nodig hebben, vertaalt deze structurele vraag zich vooral in een bestendige groei voor ingenieursbureaus.
Figuur 10: Productie groeit al twee jaar het meest bij de architecten- en ingenieursbureaus

Voor 2026 en 2027 blijven we positief, onder andere vanwege een verwachte productiviteitswinst dankzij AI. Wel is het risico dat klanten dankzij AI-tools diverse analyses zelf kunnen maken, waarvoor voorheen externe dienstverleners werden ingehuurd. Hierbij valt onder meer te denken aan de diensten van vertaalbureaus. Maar ook reclamebureaus voelen druk om hun businessmodel te herzien nu zij hulp én concurrentie krijgen van AI-software.
Niet-specialistische zakelijke diensten
De niet-specialistische zakelijke diensten omvatten onder andere de uitzendbranche, schoonmaak, beveiliging, reisbureaus en hoveniers.
Ondanks de handhaving op schijnzelfstandigheid daalt het aantal uitzendkrachten nog steeds: gemiddeld waren er 346.000 uitzendkrachten in de eerste drie kwartalen van 2025, tegenover 362.000 over heel 2024 en 379.000 in 2023. De sector krijgt te maken met een forse kostenstijging in 2026, aangezien de nieuwe cao een fors hogere pensioenpremie omvat en aangescherpte regels over gelijkwaardige beloning van uitzendkrachten ten opzichte van het eigen personeel van de inlener. Daarnaast hangt er voor de vlees-, schoonmaak-, transport- en teeltsector een inleenverbod boven de markt als de misstanden in deze sectoren onvoldoende worden aangepakt. Dit plan staat ook in het tussenverslag van de kabinetsformatie.
De facilitaire dienstverlening heeft er baat bij als er minder vaak wordt thuisgewerkt. Volgens een enquête van werkgeversvereniging AWVN worden werkgevers strikter rond thuiswerken. In de cijfers van het CBS is ook een daling te zien van het aandeel thuisgewerkte uren, al is deze relatief klein. In het afgelopen kwartaal werd 18,9% van alle gewerkte uren thuisgewerkt, tegenover respectievelijk 19,4% in het derde kwartaal van 2024 en 19,9% in het derde kwartaal van 2023.
Terwijl de vooruitzichten voor de uitzendbranche ondanks een voorzichtige productiegroei in de afgelopen maanden na een lange periode van krimp somber blijven, presteert de reisbranche nog altijd sterk. In de afgelopen twaalf maanden groeide deze subsector met 9% ten opzichte van een jaar eerder. Ook in de periode daarvoor was de groei zeer stevig (zie figuur 11).
Figuur 11: Reisbranche groeimotor van niet-specialistische zakelijke diensten

De toegenomen vraag door de positieve consumptiegroei speelt hierbij een rol, maar we zien ook structurele veranderingen in de sector. Online reisplatformen, zoals Booking.com, Travix en De VakantieDiscounter, nemen een steeds belangrijkere positie in. Hoewel het aandeel van de reisbranche binnen de niet-specialistische zakelijke diensten met 14% relatief beperkt is vergeleken met bijvoorbeeld de uitzendbranche (41%), is dit aandeel in de afgelopen 15 jaar met 10 procentpunt gestegen (zie figuur 12). Deze groei is mede te danken aan de opkomst van de online boekingsplatformen en het veranderde boekingsgedrag van Nederlanders, wat de positie van de reisbranche binnen deze dienstencategorie aanzienlijk heeft versterkt.
Figuur 12: Aandeel reisbureaus en reisorganisaties binnen niet-specialistische zakelijke diensten in 15 jaar tijd toegenomen met liefst 10 procentpunt

Zorg
De zorgvraag blijft door vergrijzing structureel toenemen, maar onze prognose laat zien dat de groei van de toegevoegde waarde geleidelijk afzwakt: na een stevige plus van 3% in 2025 neemt de groei in de jaren daarna af naar een verwachte groei van 1,8% in 2027. Dit komt niet door minder vraag, maar door knelpunten aan de aanbodzijde.
De sector kampt al jaren met personeelstekorten en noteert al 22 kwartalen op rij het hoogste ziekteverzuim van alle sectoren. Terwijl het totale aantal vacatures in Nederland al drie jaar daalt, toont het aantal openstaande zorgvacatures nog altijd een licht oplopende trend (zie tabel 1). Dit beperkt de mogelijkheid om op te schalen en verhoogt de druk op bestaande teams.
Tabel 1: Totale aantal openstaande vacatures daalt, maar niet in de sector zorg

Daarnaast blijft de productiviteitsgroei achter. De arbeidsproductiviteit is sinds het begin van het vorige decennium met slechts 1% toegenomen. Digitalisering en technologische innovatie – cruciaal om personeelstekorten te mitigeren – verlopen in de zorg trager dan in andere sectoren. Onderzoek wijst uit dat Nederland achterloopt op Europese koplopers door versnipperde initiatieven, complexe regelgeving en onvoldoende datadeling. Het potentieel van digitale zorg is groot (tot 22 miljard euro besparing per jaar), maar wordt nog onvoldoende benut.
Uit doorrekeningen van het Centraal Planbureau blijkt dat veel politieke partijen in hun verkiezingsprogramma’s inzetten op het beperken van de stijging van de zorguitgaven (zie figuur 13), zoals we bespraken in onze Conjunctuurupdate van 30 oktober. Ook uit het tussenverslag van de kabinetsformatie blijkt dat partijen zoals D66 en CDA de zorgkosten willen afremmen door meer in te zetten op preventie en hervorming van de ouderenzorg. Daarnaast willen deze partijen dat nieuwe medisch specialisten voortaan in loondienst komen. Deze maatregelen zijn bedoeld om de kostenstijging structureel te beperken, maar we bevinden ons nog in een vroege fase van de formatie, waardoor plannen nog kunnen wijzigen. Hoe deze beleidsvoornemens uiteindelijk vorm krijgen, zal mede bepalen of de sector erin slaagt de stijgende zorgvraag op te vangen.
Figuur 13: Veel politieke partijen zetten in hun verkiezingsprogramma’s in op het beperken van de zorguitgaven



