Onderzoek

Regioprognoses voor 2026 en de groeiambitie voor Nederland

16 december 2025 0:00 RaboResearch

De economie groeit in 2026 naar verwachting het sterkst in Groot-Amsterdam. De regio profiteert onder meer van de groeiende markten voor informatie- en communicatiediensten en voor specialistische zakelijke diensten. Onze analyses laten zien dat de regionale economieën en regionale omstandigheden sterk verschillen en dat een samenhangend ecosysteem voor groei en innovatie (de basis voor de nationale groeiambitie van de Commissie Wennink) een duidelijke geografische component heeft.

Intro

In het kort

    In 2026 groeit de economie naar verwachting het sterkst in Groot-Amsterdam. De regio profiteert onder meer van de groeiende markten voor informatie- en communicatiediensten en voor specialistische zakelijke diensten. Voor een aantal gebieden is het vooruitzicht minder positief: zij krijgen waarschijnlijk te maken met zeer beperkte groei of zelfs krimp. Het gaat onder meer om IJmond, Zuid-Limburg, Oost-Groningen en de Kop van Noord Holland. Onze analyses laten zien dat de economieën van regio’s en regionale omstandigheden sterk verschillen en dat een samenhangend ecosysteem voor groei en innovatie (de basis voor de nationale groeiambitie van de Commissie Wennink) een belangrijke geografische component heeft.

Aanhoudende groei van de Nederlandse economie verwacht in 2026

De Nederlandse economie groeit in 2026 naar verwachting met 1,3%. Hogere consumentenuitgaven, gedreven door een stijgende koopkracht, vormen een belangrijke motor van deze groei. Ook de overheid draagt bij, onder meer via hogere bestedingen en investeringen in defensie.

De landelijke groei verdeelt zich niet gelijk over de regio’s. Slechts een beperkt aantal gebieden groeit harder dan het landelijk gemiddelde, terwijl veel regio’s juist achterblijven. In deze analyse schetsen we onze groeiverwachtingen per regio voor 2026. Daarnaast gaan we in op het langjarig groeivermogen van Nederlandse regio’s, in het licht van het recente rapport van de Commissie Wennink over hoe Nederland structureel moet investeren in zijn verdienvermogen en strategische relevantie, zodat groei, innovatie en welvaart in de komende decennia behouden blijven.

Dienstensectoren trekken de groei; productiesectoren blijven achter

De sterkste groei in 2026 verwachten we in de informatie- en communicatiesector (+3,6%). Deze sector profiteert van de snelle opmars van AI en van de toenemende vraag naar automatisering door de krappe arbeidsmarkt. Ook de specialistische zakelijke dienstverlening – met onder meer advocaten, consultants en accountants – groeit bovengemiddeld (+2,1%). AI levert hier productiviteitswinst op, maar vormt ook een risico: klanten kunnen met AI-tools sommige analyses zelf uitvoeren.

Voor de industrie voorzien we een bescheiden groei van 0,6%. Positief is dat de handelsdeal tussen de VS en de EU de onzekerheid vermindert. Daarnaast kan een deel van de industrie profiteren van hogere defensie-uitgaven. Tegelijkertijd beoordelen producenten hun orderportefeuille en winstgevendheid als onvoldoende. Hoewel de export licht toeneemt, verliezen Nederlandse exporteurs concurrentiekracht door hogere loonkosten, een sterke euro en achterblijvende productiviteitsgroei.

Zie onze sectorprognoses voor een toelichting op de andere sectoren.

Groot-Amsterdam aan kop, ook Brainport Eindhoven heeft gunstige groeiverwachtingen

Sectorale ontwikkelingen én regionale omstandigheden waar bedrijven van kunnen profiteren, werken door in de groeiverwachting voor regio’s. In 2026 groeit Groot-Amsterdam[1] naar verwachting het hardst, met 3,0%. De regio profiteert van sterke dienstensectoren zoals specialistische zakelijke dienstverlening en informatie- en communicatietechnologie, die hier ruim vertegenwoordigd zijn. Daarnaast zorgen gunstige regionale omstandigheden voor extra kracht: een sterke kennisinfrastructuur, intensieve samenwerking tussen bedrijven en overheid (de triple helix), en een goed opgeleide beroepsbevolking die aansluit op de lokale vraag. Bovendien loopt het bedrijfsleven in de regio voorop in de adoptie en het op de markt brengen van technologieën en innovaties.

Ook Brainport Eindhoven kent gunstige vooruitzichten, met een verwachte groei van 2,6% – dubbel zo hoog als het landelijk gemiddelde. Dit ondanks de beperkte groeiverwachting voor de industrie. De regio bouwt op een sterk economisch fundament, maar de afhankelijkheid van ASML brengt onzekerheid. Het bedrijf zelf geeft aan dat groei in 2026 niet gegarandeerd is. Een tegenvallende ontwikkeling kan gevolgen hebben voor (lokale) toeleveranciers, die nu al druk ervaren. Ontslagen bij toeleveranciers werken door in de rest van de regionale economie.

[1] Onder de corop-regio Groot-Amsterdam vallen de gemeenten Aalsmeer, Amstelveen, Amsterdam, Beemster, Diemen, Edam-Volendam, Haarlemmermeer, Landsmeer, Oostzaan, Ouder-Amstel, Purmerend, Uithoorn, Waterland.

Figuur 1: Groot-Amsterdam en Brainport Eindhoven groeien in 2026 naar verwachting het hardst

Fig 1
Noot: tabel 1 in de bijlage toont de waarden van alle regio’s. Bron: RaboResearch 2025

Uitdagingen voor regio’s die sterk leunen op de industrie- of transportsector

De beperkte groeiverwachting voor de industrie werkt door in regio’s waar deze sector zwaar weegt. Voorbeelden zijn Zeeuws-Vlaanderen en Delfzijl, die sterk afhankelijk zijn van de chemische industrie. Ook de Achterhoek kent relatief veel industriële bedrijvigheid, zoals in de voedings- en ijzerindustrie.

Ook de transportsector groeit in 2026 naar verwachting slechts beperkt. Dit heeft gevolgen voor regio’s waar transport een groot aandeel in de economie heeft, zoals Delfzijl, Groot-Rijnmond en Noord-Limburg. De focus van regio's op één of enkele sectoren die naar verwachting niet sterk zullen groeien, zorgt ervoor dat deze gebieden economisch achterblijven bij het landelijk gemiddelde.

Grote verschillen in bijdrage aan landelijke groei

Vrijdag 12 december 2025 presenteerde de Commissie Wennink haar rapport over de benodigde investeringen in de Nederlandse economie. Het uitgangspunt daarbij is dat de economie structureel met 1,5% moet groeien om onze welvaart voor de komende decennia te waarborgen. Ook RaboResearch publiceerde een studie over de weg naar hogere economische groei, met als voornaamste conclusie dat de Nederlandse economie jaarlijks met 1,4 tot 1,5% kan groeien bij een gemiddelde jaarlijkse investering van 19 miljard euro in onderwijs, publieke en private R&D en kapitaalgoederen.

Wenninks groeiambitie houdt ook rekening met regionale verschillen en de mate waarin kenmerken van regio’s aansluiten op de terreinen waar volgens de Commissie investeringen nodig zijn. Een interessante vraag is hoe regio’s zijn te positioneren ten opzichte van de groeiambitie. We weten immers dat de veertig regio’s zeer uiteenlopende groeipaden hebben, variërend van gemiddeld 3,2% in Groot-Amsterdam en Flevoland tot slechts 0,2% in IJmond. Als gevolg van het afbouwen van de gaswinning zag het noordoostelijke deel van Groningen zijn economie de afgelopen periode zelfs krimpen. De bijdrage van een regio aan de landelijke groei hangt naast de groei zelf uiteraard ook af van de economische omvang van het gebied. Zo is de economie van Groot-Amsterdam vijf keer zo groot als die van Twente, tien keer zo groot als die van de Achterhoek en groter dan die van de drie noordelijke provincies samen. Figuur 2 toont deze verschillen tussen regio’s, met op de horizontale as de economische omvang en op de verticale as de gemiddelde jaarlijkse groei sinds 1995. De oranje horizontale lijn representeert de opgave van de Commissie Wennink: een jaarlijkse economische groei van 1,5%.

Door de regio’s in te delen naar hun omvang en groei kunnen we verschillende typen regio’s onderscheiden. Rechtsboven zien we de grote regio’s met een hoge groei, de kartrekkers van de Nederlandse economie. Ter illustratie: Groot-Amsterdam, Zuidoost-Brabant, Utrecht en Groot-Rijnmond zijn samen goed voor 40% van de Nederlandse economie en 50% van de economische groei sinds 1995. Hoewel we in Nederland meerdere grote economische regio’s hebben, is Groot-Amsterdam toch wel de absolute uitblinker. Dit was in de Gouden Eeuw het economisch centrum van Nederland en is dat nu nog steeds.

Figuur 2: Grote verschillen in omvang en gemiddelde jaarlijkse groei

Fig 2
Noot: tabel 1 in de bijlage toont de waarden van alle regio’s. Bron: RaboResearch 2025

Een tweede groep vormen de overloopgebieden aan de oostkant van de Randstad: Flevoland, Zuidwest-Gelderland, de Veluwe en iets verder weg ook Noord-Overijssel en Noordoost-Brabant. Deze regio’s liggen aan de grote transportassen en groeien relatief hard. Ze zijn een stuk kleiner dan de economische kernregio’s, maar door hun continue hoge groei hebben ze een steeds grotere bijdrage aan de landelijke groei. De derde groep bestaat uit gebieden met een noemenswaardige omvang, maar een wat lagere groei. Dit zijn Zuid-Limburg, Arnhem/Nijmegen, West-Brabant en Agglomeratie Den Haag.

Verder naar linksonder in de figuur zien we de kleinere regio’s met een lagere groei. Vanzelfsprekend hebben deze gebieden een kleinere bijdrage aan de landelijke groei. Veel ervan liggen aan de randen van het land, zoals Zeeuws-Vlaanderen, Noord-Friesland en de Achterhoek. Ondanks een kleinere economie draagt deze wel degelijk bij aan de regionale welvaart. Een ander deel van deze regio’s ligt tussen de grootstedelijke gebieden in de Randstad, zoals Het Gooi en Vechtstreek, Agglomeratie Haarlem, de Zaanstreek, Alkmaar en omgeving, de Kop van Noord-Holland en Leiden en Bollenstreek. De grote steden trekken veel economische activiteit naar zich toe, waardoor die regio’s minder hard groeien. Veel inwoners van deze regio’s werken in de grote steden.

Regionale omstandigheden meer bepalend dan sectorsamenstelling

Regionale groeiverschillen zijn deels te verklaren door verschillen in sectorsamenstelling. Regio’s met een groot aandeel van ICT- en zakelijke dienstverlening konden bijvoorbeeld profiteren van de zeer hoge groei in die sectoren. De noordelijke gebieden met veel delfstoffenwinning (gaswinning) groeiden de afgelopen decennia per saldo beperkt of krompen zelfs als gevolg van de krimp in die sector (zie figuur 2). Naast het sectoreffect spelen regionale omstandigheden een rol. Denk aan een de kwaliteit van de arbeidsmarkt, de fysieke en digitale infrastructuur, ligging, beschikbare kennis, en het functioneren van netwerken en samenwerking.

Door de regionale sectorsamenstelling en omstandigheden wijken de regionale groeicijfers af van de landelijke groei. Figuur 3 geeft die afwijking voor beide effecten weer voor de veertig corop-regio’s. De kleur correspondeert met de gemiddelde jaarlijkse groei sinds 1995. Regio’s rechtsboven hebben zowel een gunstige structuur als gunstige omstandigheden. Voor regio’s linksonder geldt het omgekeerde. Regio’s rechtsonder zijn voor een deel de genoemde gebieden tussen de grote steden. Ze hebben een gunstige economische structuur, maar doordat de steden veel economische activiteit naar zich toetrekken, groeien ze beperkt. Ligging speelt hier dus een grote rol.

Figuur 3: Regionale omstandigheden zijn meer bepalend voor economische groei dan sectorsamenstelling

Fig 3
Noot: de drie Groningse regio’s staan niet in de figuur. Door de daling van de gaswinning in de afgelopen jaren hebben deze regio’s een sterk negatief effect van hun sectorsamenstelling (veel delfstoffenwinning). Weergave van deze regio’s maakt de figuur onleesbaar. Tabel 1 in de bijlage toont de waarden van alle regio’s. Bron: RaboResearch 2025

Opvallend is dat er geen regio’s zijn met een uitgesproken ongunstige structuur, maar toch een hoge groei door gunstige omstandigheden.[2] Over het algemeen zien we dat de fysieke ruimte voor economische activiteiten beperkt is in gebieden met een hoge economische dichtheid, vooral in de Randstad. Mede daarom groeien daar vooral de dienstverlenende sectoren, waarmee die gebieden ook een gunstige structuur hebben voor verdere groei. Tot slot valt ook op dat de regionale omstandigheden een groter deel van de groeiverschillen verklaren dan de sectorsamenstelling. Dit betekent dat het verbeteren van die omstandigheden kan bijdragen aan een hogere groei.

Het rapport van de Commissie Wennink schetst een routekaart voor een toekomstgericht Nederland, waarin bedrijven, overheden en kennisinstellingen elkaar versterken binnen één samenhangend ecosysteem voor groei en innovatie. Onze analyses laten zien dat de economieën van regio’s en regionale omstandigheden sterk verschillen, waardoor zij verschillend bijdragen aan de economische groei. Het ecosysteem heeft dus een belangrijke geografische component.

[2] We berekenen het effect van de sectorsamenstelling op basis van de zogenoemde hoofdsectoren. De verschillen tussen de branches binnen die sectoren kunnen groot zijn. Denk aan de behoefte aan personeel, het gebruik van fysieke ruimte, de markt voor de eindproducten en dus ook de groei. Een goed voorbeeld daarvan is de industrie, waar onder meer de grootschalige procesindustrie (bijvoorbeeld in Delfzijl, Zuid-Limburg, Zeeuws-Vlaanderen en IJmond) en hoogwaardige machinebouw (bijvoorbeeld in Zuidoost-Brabant) onder vallen. Groeiverschillen tussen branches kunnen we niet meenemen in de berekening van het effect van de sectorsamenstelling en zijn daarom onderdeel van de regionale omstandigheden.

Bijlage

Tabel 1: Achterliggende data van de figuren

Tab__1
Bron: RaboResearch 2025

Disclaimer

De informatie en meningen in dit document zijn indicatief en alleen bedoeld voor discussiedoeleinden. Er kunnen geen rechten worden ontleend aan de in dit document beschreven transacties en/of commerciële ideeën. Dit document is uitsluitend bedoeld voor informatieve doeleinden en mag niet worden opgevat als aanbod, uitnodiging of aanbeveling. Lees verder