Update
Conjunctuurupdate november 2025: 0,4% economische groei in derde kwartaal; ingewikkelde kabinetsformatie aanstaande
Het Nederlandse bbp groeide in het derde kwartaal van 2025 met 0,4%. Ook is de groei voor het tweede kwartaal naar boven bijgesteld. Wij verhogen daarom onze raming van de economische groei naar 1,7% in 2025 en 1,1% in 2026. De investeringsopgaven zullen de overheidsfinanciën de komende jaren onder druk zetten. De CPB-doorrekening van de verkiezingsprogramma’s laat zien dat partijen hier verschillende keuzes in maken.

In het kort:
Economie groeit met 0,4% in derde kwartaal
Het Nederlandse bruto binnenlands product (bbp) groeide in het derde kwartaal van 2025 met 0,4% ten opzichte van het tweede kwartaal. Dit is redelijk in lijn met onze eerdere verwachtingen (0,3%). De groei werd in het derde kwartaal gedragen door de gestegen export (+0,8%) en de consumptie van de overheid (+1,1%) en huishoudens (+0,3%). Daarentegen daalden de investeringen met 1,6%, nadat deze in het tweede kwartaal juist met 1,6% waren gestegen (figuur 1). Ook op jaarbasis zijn de investeringen gekrompen, met 0,2% ten opzichte van het derde kwartaal van 2024.
Verder heeft het CBS de cijfers van het tweede kwartaal opwaarts bijgesteld: van 0,2% naar 0,3%. Wij verhogen daarom onze raming van de economische groei naar 1,7% in 2025 en 1,1% in 2026, tegenover respectievelijk 1,5% en 1,0% in ons Economisch Kwartaalbericht van september. In het Economisch Kwartaalbericht van december verschijnt de vernieuwde raming op detailniveau, inclusief de bestedingscomponenten van het bbp: particuliere consumptie, consumptie en investeringen door de overheid, bedrijfs- en woninginvesteringen en de internationale handel.
Figuur 1: Ontwikkeling bbp en investeringen per kwartaal

Matige groei in de maakindustrie
In de maakindustrie groeide de toegevoegde waarde – gecorrigeerd voor prijs- en seizoenseffecten – in het derde kwartaal met slechts 0,2%, na een groei van 1,4% in het tweede kwartaal (figuur 2).
Voor de deelsectoren zijn de cijfers nog niet beschikbaar in termen van toegevoegde waarde. Wel zijn er productiecijfers beschikbaar tot en met augustus. Daaruit blijkt dat de machinebouw en de voedings- en genotmiddelenindustrie in augustus zowel op maand- als op jaarbasis groei lieten zien, terwijl de chemie en metaalindustrie achterbleven. De chemie kromp met 4,2% ten opzichte van een jaar eerder en de basismetaal- en metaalproductenindustrie met 4,9%.
Figuur 2: Ontwikkeling toegevoegde waarde maakindustrie per kwartaal

Vertrouwen verbetert, ondanks licht oplopende werkloosheid
De werkloosheid kwam in september voor het eerst sinds lange tijd uit op 4,0% van de beroepsbevolking, nadat deze vier jaar achtereen daaronder lag. In onze ramingen gaan wij ervan uit dat het jaargemiddelde in 2025 uitkomt op 3,9% en in 2026 op 4,0%. Wij verwachten dat de arbeidsmarkt de komende jaren krap blijft, omdat er nog maar weinig rek zit in het verhogen van het arbeidsaanbod.
Ondanks de licht oplopende werkloosheid en beperkte groei van de industrie (van 0,3% in 2025Q3), is de stemming onder consumenten en onder producenten in de maakindustrie aan de beterende hand (zie figuur 3). Dit voorjaar was de stemming beduidend negatiever, vermoedelijk onder meer door onzekerheid rond de aangekondigde Amerikaanse importheffingen en de val van het Nederlandse kabinet.
Het producentenvertrouwen steeg naar -0,8 in oktober en ligt daarmee boven het langjarig gemiddelde van -1,3, terwijl het consumentenvertrouwen met -27 nog duidelijk onder het langjarig gemiddelde van -10 ligt. Producenten zijn in oktober opnieuw positiever over de verwachte bedrijvigheid in de komende drie maanden. Wel zijn zij nog negatief gestemd over de omvang van hun orderportefeuille en over de (nog niet verkochte) voorraden gereed product, maar minder negatief dan voorheen.
Consumenten zijn niet zozeer negatief over hun eigen financiële situatie, maar vooral over het algemene economische klimaat. Wel zijn zij minder negatief over de toekomst, dan over de afgelopen twaalf maanden. De verbetering van het consumentenvertrouwen lijkt zich ook te vertalen in een hogere opkomst bij de Tweede Kamerverkiezingen: 78,4% dit jaar tegen 77,8% in 2023.
Figuur 3: Vertrouwen verbetert

Uitgelicht: komend kabinet moet scherpe begrotingskeuzes maken
Op het moment van schrijven zijn vrijwel alle in Nederland uitgebrachte stemmen geteld, en is er een nek-aan-nekrace gaande tussen PVV en D66, beiden met 26 zetels. Wie de winnaar is, en dus het voortouw kan nemen in de formatie, blijkt pas als ook de ‘briefstemmen’ uit het buitenland zijn geteld en de Kiesraad de restzetels heeft toegewezen. De formatie wordt een behoorlijke opgave, aangezien de andere grote partijen de PVV uitsluiten. Ook een coalitie waarin VVD en GL/PvdA samenwerken is tijdens de campagne al uitgesloten door de VVD. Op basis van de huidige tellingen en de gecommuniceerde uitsluitingen is momenteel geen meerderheid van vier partijen te vinden; zo zou een centrumrechtse coalitie van D66, VVD, CDA en JA21 bij de huidige telling op exact de helft van het zetelaantal komen.
Het komende kabinet staat een flinke klus te wachten, waarbij het niet ontkomt aan scherpe keuzes en prioritering. Immers, de verschillende investeringsplannen die partijbreed leven – zoals de woningmarkt, defensie-uitgaven en gezondheidszorg – vereisen financiering. Partijen hebben hierin sterk uiteenlopende voorkeuren, die vaak, maar niet altijd, langs de traditionele ‘links-rechts’-lijnen lopen.
We analyseren deze begrotingsuitdaging en de economische effecten van het voorgenomen beleid voor de zes grootste partijen: PVV, CDA, GL/PvdA, D66, VVD en JA21, samen goed voor ruim 80% van de geprognosticeerde zetels in de nieuwe Tweede Kamer. Wij maken hierbij gebruik van de doorrekeningen van het Centraal Planbureau (CPB) en van oud-CPB’er Wim Suyker.
Investeringsopgaven vragen om extra middelen
Het komende kabinet staat voor diverse grote uitdagingen, waarvan wij er een aantal al eerder analyseerden. Met stip op één staat voor veel kiezers het vergroten van het woningaanbod. Partijen lijken elkaar te vinden in hun voornemens voor het versnellen van procedures, splitsing en transformatie van woningen, meer woningbouwlocaties, extra middelen voor woningbouw, en het tegengaan van grondspeculatie. Zie ook ons overzichtsartikel: Tweede Kamerverkiezingen 2025: welke plannen hebben de politieke partijen voor de woningmarkt? - Rabobank
Ook de energietransitie blijft een belangrijk thema. Naast klimaat worden geopolitieke overwegingen voor veel partijen een steeds belangrijkere reden om de afhankelijkheid van buitenlandse fossiele energiebronnen te verminderen. Hoe, dat verschilt per partij. GL/PvdA, CDA, VVD en D66 willen meer stroom uit zon en wind; PVV en JA21 juist niet. Over kernenergie, ooit controversieel, lijkt nu juist meer consensus. Zie ook ons overzicht: De energietransitie en de Tweede Kamer verkiezingen 2025: tussen idealen en haalbaarheid - Rabobank.
Bovendien heeft Nederland zich in NAVO-verband gecommitteerd aan het verhogen van de defensie-uitgaven. Hoewel defensie-investeringen in kapitaalgoederen en R&D, op de lange termijn en onder de juiste randvoorwaarden, voor een groei-impuls kunnen zorgen, gaan de kosten voor de baten uit.
Het financieren van de verschillende ambities, terwijl tegelijkertijd de kosten voor zorg en AOW door de vergrijzing stijgen, vraagt om moeilijke keuzes. Partijen maken verschillende keuzes rond bezuinigingen, lastenverzwaringen of verhoging van de staatsschuld. Ook de effecten op economische groei, werkloosheid en koopkracht lopen uiteen.
Financieren door elders te bezuinigen?
Een optie is het terugdringen van de overheidsuitgaven. De grootste posten op de overheidsbegroting zijn zorg en sociale zekerheid, en met het bestaande beleid stijgen deze uitgaven de komende jaren verder. Veel partijen willen bezuinigen door deze verwachte groei te verminderen (figuur 4). Maar er zijn ook uitzonderingen: in de plannen van GL/PvdA stijgen de zorguitgaven juist sterker dan in het basispad, en bij JA21 de uitgaven aan sociale zekerheid. In de plannen van de PVV stijgen beide fors, mede vanwege het terugbrengen van de AOW-leeftijd naar 65 jaar.
Figuur 4: Afremmen groei zorg en sociale zekerheid?

Of belasting verhogen?
Een tweede optie is om de overheidsinkomsten te vergroten door belastingverhogingen. Vooral GL/PvdA en D66 kiezen hiervoor, waarbij ze de rekening vooral neerleggen bij het bedrijfsleven, terwijl de VVD en JA21 juist op alle fronten lastenverlichting willen. De plannen van het CDA liggen per saldo dicht bij het basispad van het CPB.
Figuur 5: Lastenontwikkeling voor bedrijven en huishoudens

Op sommige onderdelen is er eensgezindheid: vrijwel alle partijen willen de lasten op arbeid verlagen, met het oog op het stimuleren van de arbeidsparticipatie en het verminderen van de afhankelijkheid van toeslagen. Daar staat bij sommige partijen een (geleidelijke) afbouw van de hypotheekrenteaftrek tegenover: CDA, GL-PvdA en D66 willen de aftrekpost stapsgewijs afschaffen, terwijl PVV, VVD en JA21 deze juist willen handhaven. Ook wordt in veel plannen de fiscale ruimte voor pensioenopbouw voor de hoogste inkomens afgetopt. Een grote maatregel bij de PVV is de afschaffing van de btw op boodschappen.
Oplopende begrotingstekorten
Als de extra uitgaven niet door afremmen van uitgaven of door lastenverzwaringen volledig binnen de begroting kunnen worden gedekt, dan neemt in eerste instantie (‘ex ante’) het tekort toe. Afhankelijk van de manier waarop de genomen maatregelen doorwerken in de economie, hoeft dat uiteindelijk (‘ex post’) echter niet altijd het geval te zijn.
Als voorbeeld: een btw-verlaging zorgt enerzijds voor een hoger begrotingstekort, maar verhoogt anderzijds ook de particuliere consumptie, waardoor de belastinginkomsten toenemen en het begrotingstekort weer deels verbetert. De doorrekeningen van het CPB zijn ex post en nemen zowel het initiële effect als de doorwerkingen mee. Bij CDA, GL/PvdA, D66 en VVD is het ex post effect op het begrotingssaldo relatief klein, terwijl er bij JA21 juist sprake is van een sterke verslechtering. In de doorrekening van Wim Suyker voor de PVV is alleen het initiële effect berekend. Dit compliceert een vergelijking tussen de plannen van de PVV en de andere grote partijen.
Figuur 6: Effect op begrotingssaldo in 2030, ten opzichte van het basispad

Bij negen van de tien partijen die hun programma door het CPB hebben laten doorrekenen, blijft het begrotingstekort in de komende kabinetsperiode (nipt) binnen de 3%; alleen JA21 komt uit op een tekort van 3,6% in 2030. Tijdens de kabinetsperiode blijft de staatsschuld in alle door het CPB doorgerekende plannen naar verwachting binnen de 60% van het bbp. Maar verder in de toekomst loopt de staatsschuld flink op, zelfs tot boven de 100% van het bbp (figuur 7).
Alle partijen wijken hiermee af van het advies van de ambtelijke Studiegroep Begrotingsruimte om, met het oog op de vergrijzing, het begrotingstekort terug te dringen tot circa 2% van het bbp, juist om het verder oplopen van de staatsschuld te beperken.
Figuur 7: Begrotingstekort 2030 en staatsschuld in 2060

Macro-economische effecten
Volgens het CPB bedraagt de groei van het bruto binnenlands product (bbp) in de volgende kabinetsperiode circa 1,3% per jaar en de inflatie circa 2,2% bij ongewijzigd beleid. De plannen van CDA, GL/PvdA, D66, VVD en JA21 hebben volgens de doorrekeningen slechts beperkte invloed op deze cijfers. Wel zorgen de plannen voor verschillen in koopkracht en werkloosheid (figuur 8). Voor de PVV is geen doorrekening beschikbaar; volgens Wim Suyker “vergroot het programma de economische groei in de komende kabinetsperiode, verlaagt de werkloosheid en stuwt de inflatie op”.
In deze berekeningen blijven de economische effecten na de kabinetsperiode grotendeels buiten beeld. Investeringen in onderwijs en innovatie, en lastenverlaging voor het bedrijfsleven dragen bij aan de economische groei op lange termijn. Over het belang van investeringen in arbeidsproductiviteit en verduurzaming voor het toekomstige verdienvermogen schreven wij recentelijk dit artikel: Duurzaam verdienvermogen op de kaart - Rabobank
Figuur 8: Macro-economische uitkomsten 2027-2030

