Update

Economisch kwartaalbericht: onzekerheid blijft een stempel drukken op vooruitzichten

4 september 2025 6:00 RaboResearch

De Nederlandse economie groeit dit jaar naar verwachting met 1,5% en in 2026 met 1,0%. De huishoudconsumptie profiteert van een blijvend krappe arbeidsmarkt en stijgende reële lonen. Komende jaren blijft de overheid een belangrijke motor achter de economische groei. De bedrijfsinvesteringen doen het minder goed, mogelijk door diverse binnen- en buitenlandse onzekerheden. Verschillende belemmeringen staan de woninginvesteringen in de weg. De export groeit, maar blijft achter bij de wereldwijde vraag. In vergelijking met die in andere Europese landen is de Nederlandse economie de afgelopen jaren relatief hard gegroeid.

Winkelstraat Rotterdam

In het kort

    De Nederlandse economie groeit dit jaar naar verwachting met 1,5% en in 2026 met 1,0%. Vooral huishoudens en overheid dragen de groei, terwijl export en bedrijfsinvesteringen achterblijven. In vergelijking met andere Europese landen is de Nederlandse economie de afgelopen jaren relatief hard gegroeid. Dit komt vooral voor rekening van de huishoud- en overheidsconsumptie. Dankzij een blijvend krappe arbeidsmarkt en stijgende reële lonen groeit het besteedbaar inkomen van huishoudens. Dit stimuleert de consumptie, die in 2025 en 2026 naar verwachting met respectievelijk 1,3% en 1,9% toeneemt. De bedrijfsinvesteringen blijven achter. Een mogelijke oorzaak is de onzekerheid over onder andere geopolitieke spanningen, netcongestie, stikstofproblematiek en de val van het kabinet Schoof. Krimp in 2025 (-0,1%) wordt gevolgd door herstel in 2026 (+1,5%). De woninginvesteringen groeien dit jaar naar verwachting met 2,7% en in 2026 met 1,4%. De vergunningverlening daalt, de bouw van nieuwe woningen stagneert en zogenoemde ‘uitponding’ van beleggerswoningen zorgt voor concurrentie voor de nieuwbouw. De overheid blijft de komende jaren een belangrijke motor achter de economische groei. Voor dit jaar verwachten we een groei van de overheidsuitgaven van 2,5% en voor 2026 van 1,1%; de rijksbegroting bevat hiervoor voldoende plannen. De export groeit dit jaar naar verwachting met 2,3% en in 2026 met 1,4%, maar blijft achter bij de wereldwijde vraag. Nederlandse exporteurs verliezen relatief terrein in de markten waar ze actief zijn. De Amerikaanse invoerheffingen, gestegen loonkosten en een sterke euro zijn hier mogelijk oorzaken van, evenals achterblijvende productiviteitsgroei.

Nederlandse economie: algemeen beeld

De mondiale economie gaat nog steeds gebukt onder grote onzekerheid en protectionistisch beleid. Dit treft ook de Nederlandse economie.

De handelsoorlog met de VS begint zich wel steeds meer uit te kristalliseren. In het nieuwe handelsakkoord tussen de VS en de EU is onder andere een maximaal Amerikaans invoertarief van 15% op de meeste goederen afgesproken, zonder Europese tegenmaatregelen. Daarnaast heeft de EU bijvoorbeeld toegezegd Amerikaanse goederen te kopen – waaronder defensiematerieel en energie – en heeft zij beloofd zo’n 600 miljard dollar in de VS te investeren.

Voor ex- en importerende bedrijven geeft dit enige duidelijkheid, maar er blijft genoeg onzekerheid over. De VS en de EU onderhandelen de komende maanden over de verdere invulling van het akkoord. Daardoor is het waarschijnlijk dat bedrijven voorzichtig blijven met investeringen, aangezien er binnen de afgesproken kaders nog het nodige kan veranderen.

Bovenop de internationale onzekerheden zorgen ook enkele binnenlandse ontwikkelingen voor onzekerheid. Door de val van het kabinet Schoof is de onzekerheid over het toekomstige overheidsbeleid toegenomen. Ook zonder die kabinetsval was er echter al onduidelijkheid over hoe het beleid er in de toekomst uit gaat zien. De laatste kabinetten hebben de door hen gewenste plannen voor onder meer het ondernemingsklimaat, de energietransitie, het klimaat en de stikstofproblematiek slechts beperkt kunnen omzetten in concrete wetgeving en het is onduidelijk wat het komende kabinet gaat doen. Deze beleidsonzekerheid kan bedrijven en consumenten ervan weerhouden om beslissingen voor de lange termijn te nemen, met lagere economische activiteit als gevolg, waarbij vermoedelijk vooral investeringen en de productie van duurzame goederen worden geraakt.

Een opwaarts risico komt vanuit de overheid. De voorgenomen hogere defensie-uitgaven naar aanleiding van de verhoogde NAVO-norm stimuleren de economische groei zowel op de korte als de lange termijn – mits effectief uitgevoerd. Ook kan een relatief snelle kabinetsformatie de groei een extra impuls geven.

Al met al zijn de economische vooruitzichten mager. Zoals hierna beschreven blijkt de Nederlandse economie voorlopig voldoende veerkrachtig onder bovenstaande ontwikkelingen. Ook vooruitkijkend verwachten we geen economische neergang, maar wel beneden gemiddelde groei. Lichtpuntjes voor huishoudens zijn een waarschijnlijk aanhoudend lage werkloosheid en een verwachte gestaag dalende inflatie.

Nauwelijks groei in tweede kwartaal

In het tweede kwartaal van dit jaar groeide de Nederlandse economie volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) licht met 0,1% ten opzichte van het kwartaal ervoor. In het eerste kwartaal was de groei van het bruto binnenlands product (bbp) 0,3% (kwartaal-op-kwartaal; k-o-k). In (geo)politiek moeilijke tijden heeft de Nederlandse economie krimp weten te vermijden, maar de groei van 0,4% in een halfjaar blijft wel onder het potentieel.

Het waren in het tweede kwartaal vooral de overheidsbestedingen en de bedrijfsinvesteringen die positief bijdroegen aan de groei (zie figuur 1). Laatstgenoemde liet enig herstel zien na een zwak eerste kwartaal, waarin de aanschaf van bedrijfswagens sterk terugviel door fiscale wijzigingen die de aankoop duurder maakten. Ook groeiden de voorraden fors, maar doordat hier een grote mate van import tegenover staat, is het effect ervan op de economische groei beperkt.

De consumptie van huishoudens nam slechts beperkt toe. De groei uit het eerste kwartaal is bijna volledig tenietgedaan in het tweede kwartaal. Huishoudens gaven vooral minder uit aan horeca, recreatie en kleding. Dit is niet goed te verklaren. Het weer was in het voorjaar juist bovengemiddeld goed voor horeca en recreatie. Aangezien beide onder de luxe consumptie vallen, is het belangrijk om in de gaten te houden of deze ontwikkeling zich de komende tijd doorzet. Het kan een eerste teken zijn dat de consument de hand echt op de knip houdt, onder meer door de toegenomen mondiale en nationale onzekerheid, en de economie in een mindere periode terechtkomt.

Figuur 1: Matige bbp-groei in eerste halfjaar

Matige bbp-groei in eerste halfjaar
Bron: CBS, RaboResearch 2025

Figuur 2: Grote verschillen tussen sectoren

Grote verschillen tussen sectoren
Bron: CBS, RaboResearch 2025

Vanuit de productiekant bezien valt op dat enkele kleine sectoren in het eerste halfjaar de hoogste groei lieten zien (zie figuur 2): water en afval, en de delfstoffenwinning. Rekening houdend met de omvang van de sectoren was het echter de niet-commerciële dienstverlening die de grootse bijdrage aan de totale economische groei leverde, gevolgd door de handel en ICT. De bouw en de landbouw droegen als enige negatief bij aan de groei in het eerste halfjaar.

Gematigde groei verwacht in de komende kwartalen

De effecten van de mondiale en nationale onzekerheid spelen de Nederlandse economie ook de komende kwartalen nog parten. Het bbp groeit dit jaar naar verwachting met 1,5% en volgend jaar met 1,0% (zie tabel 1).

Vanwege de toenemende druk op de wereldhandel heeft de Nederlandse export het moeilijk, en deze draagt daarom negatief bij aan de economische groei (zie figuur 3). De investeringen van bedrijven en in woningen dragen wel positief bij aan de verwachte groei.

Het zijn naar verwachting echter vooral de huishoudens en de overheid die de economische groei de komende tijd dragen. Met een behoorlijke reële loongroei en een lage werkloosheid ontwikkelen de inkomens van huishoudens zich positief. Zoals eerder genoemd is de onzekerheid over de economische toekomst hiervoor een neerwaarts risico. Ondanks de val van het kabinet zitten er nog voldoende plannen in de rijksbegroting verwerkt die tot extra uitgaven leiden.

De economische groei komt naar verwachting vooral het komende halfjaar uit op 0,4% per kwartaal, in lijn met een potentiële groei (zie figuur 4). Daarna zakt de groei wat in – vooral door een krimpende netto export en een minder positieve bijdrage van de private investeringen.

Figuur 3: Overheid en huishoudens dragen de groei in 2025 en 2026

Overheid en huishoudens dragen de groei in 2025 en 2026
Noot: Netto export is het verschil tussen export en import Bron: CBS, RaboResearch 2025

Figuur 4: Kwartaalgroei komende kwartalen het hoogst

Kwartaalgroei komende kwartalen het hoogst
Bron: CBS, RaboResearch 2025
Infographic
Bron: CBS, RaboResearch 2025

Tabel 1: Verwachtingen voor de Nederlandse economie

Verwachtingen voor de Nederlandse economie
Noot: p=prognose. Bron: CBS, RaboResearch 2025

Hoe staat de Nederlandse economie er eigenlijk voor?

Voor een goede raming van de economie is het belangrijk te weten hoe de Nederlandse economie ervoor staat. Diverse indicatoren geven daarover momenteel echter een gemengd beeld. Zo duiden de langdurige arbeidsmarktkrapte, sterke (reële) loongroei, expansief begrotingsbeleid, hoge huizenprijsgroei en het nog steeds lage aantal faillissementen op een sterke economische situatie.

Tegelijkertijd wijzen het lage consumenten- en productenvertrouwen, lage productiviteitsgroei, de hoge inflatie (voor zover aanbodgedreven) en de lage stand van de CBS conjunctuurklok juist op een relatief zwakke economische situatie.

Om een idee te krijgen van de situatie, vergelijken we in het vervolg van dit kwartaalbericht de ontwikkeling van de Nederlandse economie sinds eind 2019 met die in enkele andere landen en de eurozone en Europese Unie als geheel. Dat startpunt is gekozen, omdat de corona- en energiecrisis in individuele landen een zeer verschillende dynamiek lieten zien, waardoor een later startpunt een vertekend beeld kan geven.

Figuur 5 laat zien dat de Nederlandse economie met 8,8% harder is gegroeid dan het Europese gemiddelde van 6,5%. Ten opzichte van buurland Duitsland is het verschil enorm; die economie is vrijwel niet gegroeid. Het Verenigd Koninkrijk blijft ook achter, waarschijnlijk mede als gevolg van de Brexit. Spanje is het enige grote Europese land dat gelijke tred heeft gehouden met Nederland.

Ondanks de relatief sterke groei lijkt de Nederlandse economie niet oververhit. Integendeel, de zogeheten output gap was in 2024 volgens de Europese Commissie zelfs iets negatiever dan het Europese gemiddelde (zie figuur 6). Dit betekent dat sinds eind 2019 ook de productiecapaciteit in Nederland relatief sterk is gegroeid. Dat komt vooral door de toename van de werkzame beroepsbevolking.

Figuur 5: Cumulatieve bbp-groei in Nederland overtreft die in Europa

Cumulatieve bbp-groei in Nederland overtreft die in Europa
Bron: Eurostat, RaboResearch 2025

Figuur 6: Output gap in Nederland iets negatiever

Output gap in Nederland iets negatiever
Bron: Europese Commissie, RaboResearch 2025

Huishoudens profiteren van reële loongroei en krappe arbeidsmarkt

We verwachten dat de consumptie van huishoudens dit en volgend jaar met een groei van respectievelijk 1,3% en 1,9% een forse bijdrage levert aan de totale economische groei. De krappe arbeidsmarkt en de reële loongroei zijn hiervan de belangrijkste oorzaken. De overheid draagt dit jaar licht positief bij aan het besteedbaar inkomen van huishoudens, maar volgend jaar juist negatief door enkele belastingverhogingen. We gaan ervan uit dat de diverse binnen- en buitenlandse onzekerheden de huishoudbestedingen niet al te veel aantasten. Dit is wel een neerwaarts risico voor de raming.

Inflatie en lonen

De hoge inflatie of liever het hoge prijsniveau houdt de Nederlandse consument nog steeds bezig. De consumentenprijsinflatie ligt inderdaad al enkele jaren boven de ECB-doelstelling van 2%. Weliswaar is zij sinds de piek in 2022 gedaald, maar heel snel gaat dit niet. Hier staat tegenover dat ook de cao-loongroei de laatste jaren flink op gang is gekomen. Figuur 7 laat zien dat het verschil tussen beide – de reële cao-loongroei – vanaf 2023 flink positief is, en de verwachting is dat dit ook dit en volgend jaar het geval is. Cumulatief zijn de cao-lonen momenteel sinds eind 2021 (vlak voor de energiecrisis) ruim 2% meer gestegen dan het prijsniveau. Dat is dus groei, maar wel beperkt.

Voor dit en volgend jaar verwachten we dat dit gat groter wordt. Terwijl we denken dat de inflatie uitkomt op respectievelijk 3,0% en 2,3%, nemen de cao-lonen naar verwachting toe met 5,0% en 4,1%. Eind 2026 is het verschil tussen de cao-loon- en prijsontwikkeling sinds eind 2021 daardoor al 5,6%. De reële loongroei draagt daarmee de komende tijd substantieel bij aan de toename van het besteedbaar inkomen van huishoudens.

Figuur 7: Loongroei overtreft inflatie

Loongroei overtreft inflatie
Bron: CBS, RaboResearch 2025

Figuur 8: Werkgelegenheid op zeer hoog niveau

Werkgelegenheid op zeer hoog niveau
Noot: cijfers zijn seizoensgecorrigeerd. Bron: CBS, RaboResearch 2025

Een uitgebreide toelichting op onze inflatieraming is te vinden in de meest recente inflatiemonitor. De energie-inflatie draagt sinds juni licht positief bij en dat blijft de komende maanden zo, vooral door duurdere energiecontracten. Tegen het einde van dit jaar draait dit om door lagere olieprijzen. De voedselprijsinflatie is sinds juli fors lager doordat de verhoogde accijns op tabak uit de cijfers liep. Toch blijft de voedselprijsinflatie de rest van dit en volgend jaar relatief hoog door de doorwerking van hogere grondstofprijzen, distributiekosten en lonen. De inflatie exclusief energie en voeding (kerninflatie) blijft de komende kwartalen rond de 3% schommelen, vooral door een stevige diensteninflatie. De sterke loongroei en huurstijgingen verklaren dit grotendeels. Naar verwachting blijft de goedereninflatie een stuk lager. Tegenover opwaartse druk door de mondiale handelsoorlog staat verwachte dumping vanuit China.

De sterke loongroei komt vooral door de nog steeds zeer krappe arbeidsmarkt. Vakbonden kunnen hierdoor forse looneisen stellen, maar werkgevers verhogen ook uit zichzelf hun loonaanbod om aan voldoende personeel te komen.

Arbeidsmarkt

De werkloosheid bevindt zich al enkele jaren op een bijzonder laag en stabiel niveau. En dat is niet doordat weinig mensen zich aanbieden op de arbeidsmarkt, maar juist doordat de werkgelegenheid zich sterk heeft ontwikkeld. Figuur 8 laat zien dat de niet-beroepsbevolking (mensen die wel tot de beroepsgeschikte leeftijd behoren, maar zich niet aanbieden) de afgelopen jaren is gekrompen, terwijl de werkzame beroepsbevolking juist is toegenomen. De werkloosheid ligt sinds juni 2022 tussen de 3,4% en 3,9%.

Al met al ligt de netto arbeidsparticipatie de laatste jaren op het hoogste niveau ooit gemeten. Dit draagt sterk bij aan het besteedbaar inkomen van huishoudens. Tegelijkertijd is hierdoor ook de baanzekerheid groot, wat de noodzaak van voorzorgbesparingen verkleint.

Consumptie in internationaal perspectief

Het besteedbaar inkomen van huishoudens ontwikkelt zich de laatste jaren dus behoorlijk gunstig in Nederland. Dit is ook terug te zien in de vergelijking met andere Europese landen (figuur 9). De consumptie van huishoudens steeg tussen eind 2019 en het eerste kwartaal van dit jaar met 7,1% beduidend harder dan het Europese gemiddelde (rond de 4%). Het verschil met Duitsland en het VK is nog groter.

Opvallend genoeg laat het consumentenvertrouwen een ander beeld zien (figuur 10). Dit is in die periode juist sterker gedaald dan in de meeste andere landen. Het niveau in juli 2025 (-14) is overigens wel vergelijkbaar met het Europese gemiddelde. De relatie tussen consumentenvertrouwen en daadwerkelijke bestedingen lijkt de laatste jaren dus beperkt; dit blijkt overigens ook uit onderzoek.

Figuur 9: Consumptie in Nederland ontwikkelde zich relatief sterk

Consumptie in Nederland ontwikkelde zich relatief sterk
Bron: Eurostat, RaboResearch 2025

Figuur 10: Consumentenvertrouwen blijft achter

Consumentenvertrouwen blijft achter
Bron: Eurostat, RaboResearch 2025

Bedrijven blijven terughoudend

De krappe arbeidsmarkt heeft ook een keerzijde. Voor bedrijven blijft het lastig om aan personeel te komen. Het tekort aan arbeidskrachten vormt nog steeds de grootste belemmering voor de bedrijfsvoering (zie figuur 11). Het effect hiervan op de bedrijfsinvesteringen is niet op voorhand duidelijk. Aan de ene kant verhoogt het arbeidstekort – en de hoge loongroei – de economische prikkel om te automatiseren, waar investeringen voor nodig zijn. Aan de andere kant zijn arbeid en kapitaal ook complementair: er zijn bijvoorbeeld mensen nodig om een machine te bedienen of een bedrijfswagen te besturen. Vanuit deze hoek zet de arbeidskrapte juist een rem op de bedrijfsinvesteringen.

Figuur 11 laat ook zien dat onvoldoende vraag slechts een beperkte rol speelt, en dat over de tijd steeds minder bedrijven hiervan geen belemmeringen ervaren. Dit impliceert dat bedrijven best hun productiecapaciteit willen uitbreiden, maar dat dit om uiteenlopende redenen niet lukt.

Figuur 11: Tekort aan arbeidskrachten grootste belemmering

Tekort aan arbeidskrachten grootste belemmering
Noot: het totaal kan hoger uitkomen dan 100%, omdat bedrijven meerdere belemmeringen kunnen aangeven. Bron: CBS, RaboResearch 2025

Figuur 12: Investeringsgroei lager dan in Europa

Investeringsgroei lager dan in Europa
Noot: dit betreft de totale investeringen, omdat de bedrijfsinvesteringen niet in alle landen los worden onderscheiden. *Cijfers voor eurozone en EU zijn exclusief Ierland, omdat de investeringen daar sterk fluctueren. Bron: Eurostat, RaboResearch 2025

De binnenlandse en buitenlandse onzekerheid kunnen ook een drukkend effect hebben op de bedrijfsinvesteringen. Binnenlands dragen onder andere de val van het kabinet, netcongestie en de stikstofproblematiek bij aan onduidelijkheid over toekomstige renderende productiemogelijkheden.

Vanuit het buitenland is het vooral de onzekerheid over het toekomstige handelsbeleid dat domineert. De Amerikaanse importheffingen zijn daarvan de belangrijkste. Hoewel er een akkoord ligt tussen de EU en de VS, biedt dit allerminst volledige zekerheid. Het akkoord is nog verre van uitgewerkt en het is nog onzeker hoe de verdere invulling ervan het Europese bedrijfsleven kan raken.

Voor bedrijven, met name exporterende, betekent dit onduidelijkheid over hun toekomstige afzetmogelijkheden. Daar komen tweede-orde-effecten bovenop: in hoeverre hebben bijvoorbeeld Nederlandse toeleveranciers van de Duitse auto-industrie last van de Amerikaanse heffingen die daarop zijn gericht? Uitbreidingsinvesteringen staan hierdoor bij meer dan alleen de direct naar de VS exporterende bedrijven op een lager pitje.

Al met al krompen de bedrijfsinvesteringen al licht in 2024, en ook voor 2025 voorzien we een lichte krimp van 0,1%. We verwachten dat volgend jaar de grootste (buitenlandse) onzekerheden wel zijn verminderd, waardoor we een groei van 1,5% ramen.

De investeringsgroei sputtert niet alleen in Nederland. Ook in de eurozone en EU als geheel is deze lager dan de bbp-groei (zie figuur 12). Nederland bevindt zich hier wel in de onderste regionen, wat kan betekenen dat binnenlandse ontwikkelingen hier relevanter zijn dan in de rest van Europa. Nederland steekt overigens nog positief af bij Duitsland, waar sprake is van een forse krimp.

Veel belemmeringen voor meer woninginvesteringen

De investeringen in woningen (bestaand en nieuwbouw) krompen in het tweede kwartaal met 1,5% ten opzichte van het kwartaal ervoor, waarmee de groei van 1,6% in dat kwartaal vrijwel volledig teniet is gedaan. Voor heel 2025 verwachten we een investeringsgroei van 2,7% en voor 2026 van 1,4%. Het groeicijfer voor 2025 is vooral relatief hoog door gedeeltelijk herstel van de krimp in 2023 en 2024. Vooruitkijkend is het onderliggende beeld namelijk niet florissant.

Hoewel de eerder voorgenomen huurbevriezing inmiddels van de baan is, heeft deze sommige voorgenomen projecten op zijn minst tijdelijk on-hold gezet, bijvoorbeeld in de regio Amsterdam. We gaan uit van enig herstel, maar op korte termijn niet volledig. Ook in de rest van dit en volgend jaar is een hoge groei niet waarschijnlijk. Er zijn aanwijzingen dat de bouwketen stokt. Zo lag de vergunningverlening in de eerste vier maanden 18% lager dan in diezelfde periode vorig jaar, terwijl het aantal woningen waarvan de bouw nog niet is gestart, maar waarvoor al wel een vergunning is verleend, met 3% licht steeg (zie figuur 13). Dat wijst op een daling in de start van het aantal nieuwbouwprojecten.

Figuur 13: Woningbouw stagneert

Woningbouw stagneert
Bron: CBS, RaboResearch 2025

Figuur 14: Nederlandse woninginvesteringen groeien relatief hard

Nederlandse woninginvesteringen groeien relatief hard
Bron: Eurostat, RaboResearch 2025

Ook zien we een stevige toename in het aantal woningen dat in aanbouw is, terwijl het aantal opgeleverde woningen juist stagneert. Dit wijst op een tragere bouw van woningen. De werkvoorraad voor woningbouw bij bouwbedrijven laat nog altijd een toename zien en ligt historisch hoog. Dat is normaliter een goed teken, maar het kan ook een gevolg zijn van het afnemende tempo waarin woningbouwprojecten tot uitvoering komen.

Nieuwbouwwoningen ondervinden daarnaast minimaal tot medio 2026 stevige concurrentie van de zogenoemde uitpondgolf van beleggerswoningen, zeker in het segment van relatief kleine appartementen.

Door de val van het kabinet loopt voorgenomen beleid om de woningbouw te stimuleren mogelijk vertraging op. Bestaande knelpunten blijven zo vermoedelijk langer bestaan. Voor de langere termijn (na 2026) verwachten we een hogere groei. Meer woningbouw lijkt bij de aankomende Tweede-Kamerverkiezingen namelijk opnieuw een belangrijk speerpunt te zijn. Door opeenstapeling van belemmeringen is de ruimte voor een stijging van de woningbouwproductie momenteel echter beperkt.

Ook in de rest van Europa loopt de woningbouw tegen beperkingen aan. In Nederland groeiden de investeringen sinds eind 2019 harder dan gemiddeld in Europa (zie figuur 14). In onze twee buurlanden zijn deze zelfs fors gekrompen, vooral sinds 2022. Dit wijst erop dat er niet alleen nationale ontwikkelingen spelen, maar ook internationale, zoals sterk gestegen materiaal- en energiekosten.

Overheid wil veel, maar kan niet alles

Waar bij veel bestedingscomponenten de verschillen tussen Europese landen groot zijn, is dit bij de overheidsbestedingen veel minder het geval (zie figuur 15). Sinds eind 2019 is de consumptie van de overheid (onder andere ambtenaren, zorguitgaven, onderwijspersoneel, politieagenten en militairen) in alle landen fors toegenomen. In Nederland was de groei nog wat hoger dan het Europese gemiddelde. De overheid wil dan ook veel. Er liggen uitdagingen op het terrein van onder andere klimaat, stikstof, energietransitie, woningmarkt, defensie en productiviteit waar zij publieke uitgaven voor wil vrijmaken.

Ondanks de val van het kabinet gaan we ervan uit dat de overheidsconsumptie- en investeringen de komende tijd blijven groeien. Op bovenstaande thema’s zit nog voldoende in de pijplijn, zoals de verhoogde NAVO-norm. We verwachten dit jaar daarom een consumptiegroei van 2,5% en volgend jaar van 1,1% en een investeringsgroei van respectievelijk 4,8% en 4,2%; in alle gevallen een hogere groei dan die van de economie als geheel.

Op basis van de plannen van het huidige demissionaire kabinet zouden de uitgaven nog wel harder kunnen groeien, maar het blijkt al enkele jaren moeilijk de gewenste uitgaven ook daadwerkelijk te doen. Deels lost het kabinet dit op door geld door te schuiven naar volgende jaren (zogenoemde kasschuiven), maar dan blijft er alsnog geld over. Deze zogeheten onderuitputting blijft de komende jaren hoog (zie figuur 16).

Figuur 15: Overheidsconsumptie groeit in heel Europa

Overheidsconsumptie groeit in heel Europa
Bron: Eurostat, RaboResearch 2025

Figuur 16: Overheid krijgt niet al het geld uitgegeven

Overheid krijgt niet al het geld uitgegeven
Noot: cijfers tot en met 2024 zijn realisaties; vanaf 2025 zijn het ramingen van het Centraal Planbureau (CPB). Bron: Ministerie van Financiën, CPB, RaboResearch 2025

Internationale turbulentie raakt de economie

Het open karakter van de Nederlandse economie maakt haar erg gevoelig voor buitenlandse economische en politieke ontwikkelingen. Het kan daarom geen verrassing zijn dat de huidige geopolitieke spanningen een drukkend effect hebben op de economische groei. Buitenlandse vraag naar onze goederen en diensten groeit minder hard dan voorheen, of krimpt zelfs.

Hoewel er voorlopig nog onzekerheid blijft over hoe de toekomstige mondiale handelsstromen er uiteindelijk uit komen te zien, is wel duidelijk dat de Amerikaanse invoerheffingen voor Europese goederen omhoog gaan. Het generieke tarief wordt 15%, met uitzonderingen naar boven en beneden. Dit verklaart grotendeels waarom de Nederlandse export het momenteel moeilijk heeft en de komende tijd naar verwachting slechts mondjesmaat groeit. De geraamde groei komt dit jaar uit op 2,3% en volgend jaar op 1,4%.

Figuur 17: Nederlandse export blijft achter bij buitenlandse vraag

Nederlandse export blijft achter bij buitenlandse vraag
Noot: de relevante wereldhandel betreft de import van andere landen, gewogen naar het aandeel dat ze hebben in de Nederlandse export. Bron: NIESR, RaboResearch 2025

Figuur 18: Nederlandse export heeft het moeilijk

Nederlandse export heeft het moeilijk
Noot: de cijfers voor de eurozone en de EU zijn inclusief de handel tussen lidstaten. Bron: Eurostat, ONS, RaboResearch 2025

De trend naar meer protectionisme is echter niet het hele verhaal. Figuur 17 laat zien dat de groei van de voor Nederland relevante wereldhandel inderdaad onder druk staat, maar dat de export de afgelopen jaren nog lagere groeicijfers liet zien. Voor 2025 kan dit komen doordat een groot deel van de hoge importgroei van andere landen het gevolg is van anticiperend beleid op handelsheffingen vanuit de VS, maar voor eerdere jaren gaat dit verhaal niet op.

Nederlandse exporteurs verliezen dus relatief terrein in de markten waar ze actief zijn. Dit kan deels komen door een sterke euro en een sterke groei van de loonkosten, maar ook de stagnerende productiviteit draagt hieraan bij.

De vergelijking met andere landen (zie figuur 18) laat zien dit niet voor alle landen het geval is. De totale export van de EU-lidstaten groeide sinds eind 2029 met meer dan 12% en die van de eurolanden met ruim 11%, terwijl de Nederlandse exportgroei over die periode slechts ruim 4% was. Landen als Duitsland en België doen het slechter, maar Spanje, Italië en veel Scandinavische en Oost-Europese landen noteren hogere groeicijfers. De krimp in het VK laat zien dat het verlaten van de EU grote gevolgen heeft voor de internationale handel.

Disclaimer

De informatie en meningen in dit document zijn indicatief en alleen bedoeld voor discussiedoeleinden. Er kunnen geen rechten worden ontleend aan de in dit document beschreven transacties en/of commerciële ideeën. Dit document is uitsluitend bedoeld voor informatieve doeleinden en mag niet worden opgevat als aanbod, uitnodiging of aanbeveling. Lees verder