Onderzoek
Vrijwillig of verplicht meedoen aan congestiemanagement – zo werkt het
De kans is steeds groter dat netbeheerders aan grootverbruikers vragen of hen verplichten om aan congestiemanagement te doen. Het Nederlandse elektriciteitsnet raakt tijdens spitsuren immers op steeds meer plekken vol. Congestiemanagement kan vervelend zijn voor bedrijven, maar het biedt ook kansen om eraan te verdienen. Dit artikel legt uit welke vormen van congestiemanagement er zijn en hoe ze worden toegepast.

In het kort
Benodigde basiskennis voor het begrijpen van dit artikel
Als grootverbruikers (alle klanten met een elektriciteitsaansluiting groter dan 3x80 ampère, gelijk aan een maximaal vermogen van ongeveer 55 kW) elektriciteit willen afnemen of invoeden, hebben ze een contract nodig met een energieleverancier én met een netbeheerder. Het contract met de netbeheerder is een ‘Aansluit- en Transportovereenkomst’ (ATO) en heet ook wel ‘transportcontract’. Het bevat onder meer afspraken over hoe zwaar (in kW) de klant het elektriciteitsnet mag belasten, oftewel wat het gecontracteerde transportvermogen (GTV) is. Ook staat hierin wat het transportrecht is: wanneer en onder welke voorwaarden de grootverbruiker recht heeft op dit vermogen. De verbruiker heeft aparte transportrechten nodig voor invoeding (de levering van elektriciteit aan het net) en afname (de consumptie van elektriciteit vanuit het net).
Tot een aantal jaar geleden was het GTV standaard continu beschikbaar, ongeacht de belasting van het elektriciteitsnet. Dit type transportrecht wordt in dit artikel aangeduid als ‘standaard transportrecht’. Alternatieve transportrechten geven alleen op bepaalde momenten of helemaal geen zekerheid over wanneer het GTV beschikbaar is.
Meer uitleg over deze termen, verschillende typen transportrechten en de werking van groepstransportovereenkomsten staat in eerder verschenen artikelen over alternatieve transportovereenkomsten en groepstransportovereenkomsten.
Noodzaak flexibel gebruik elektriciteitsnet neemt toe
Het elektriciteitsnet raakt op steeds meer plekken in Nederland ‘vol’. Dat komt niet omdat we meer elektriciteit zijn gaan verbruiken (dat is namelijk niet het geval), maar omdat we het stroomnet steeds vaker tegelijk intensief willen gebruiken. Daardoor ontstaat op sommige momenten en op sommige locaties transportschaarste, wat betekent dat de capaciteit van het elektriciteitsnet onvoldoende is om (op termijn) aan de vraag naar transportvermogen te kunnen voldoen. In dat geval kunnen grootverbruikers geen nieuw of groter standaard transportrecht contracteren, wat grote gevolgen kan hebben voor hun bedrijfsvoering.[1]
Hoewel netbeheerders steeds meer geld investeren in de uitbreiding van het elektriciteitsnet, kunnen ze de toenemende vraag naar transportvermogen (om elektriciteit te vervoeren van de plek waar ze wordt opgewekt naar de plek waar ze wordt verbruikt) niet bijhouden. Daarom is de verwachting dat de transportschaarste nog zeker 15 jaar aanhoudt en de komende jaren zelfs nog erger wordt, met mogelijk grote economische en maatschappelijke gevolgen. Dit maakt dat het belangrijk is om de bestaande elektriciteitsinfrastructuur beter te benutten dan we in het verleden hebben gedaan. Ook op de langere termijn is dit nodig, want uitbreiding van het net kost veel geld, arbeidskracht, tijd en ruimte en al die elementen zijn eindig. Om de energietransitie te laten slagen, zullen we dus structureel anders om moeten gaan met elektriciteit en het elektriciteitsnet. Dat vereist meer flexibiliteit van de gebruikers daarvan.
[1] Op dit moment heeft het uitroepen van congestie nog geen gevolgen voor kleinverbruikers. Maar in de zogenaamde FGU-regio (Flevopolder, provincie Gelderland en provincie Utrecht) wordt mogelijk na de zomer van 2025 ook een aansluitstop voor kleinverbruikers afgekondigd.
Het elektriciteitsnet zit niet altijd vol
Net als het spoornet en het wegennet, wordt het elektriciteitsnet niet op elk moment van de dag even intensief gebruikt. Om te bepalen of er in een bepaald gebied nog transportcapaciteit kan worden uitgegeven of niet, kijkt een netbeheerder in eerste instantie naar de huidige, daadwerkelijke jaarlijkse belasting van een bepaald netonderdeel, bijvoorbeeld een transformatorstation. Vervolgens telt de beheerder daar de verwachte belasting bij op van alle in aanleg zijnde aansluitingen. Ook wordt er een reservering meegenomen voor de toenemende belasting die bestaande consumenten gaan veroorzaken, door bijvoorbeeld een toename aan zonnepanelen, warmtepompen, laadpalen en thuisbatterijen. Ten slotte neemt de netbeheerder ook nog een reservering mee voor de belasting die nieuwe kleinverbruikers gaan veroorzaken, zoals een geplande nieuwe woonwijk.
Het resultaat is het totale belastingprofiel (zie figuur 1). Als de verwachte totale belasting van het netonderdeel op enig moment in een jaar groter is dan de maximale belasting die het netonderdeel aankan, volgt een vooraankondiging van netcongestie. De netbeheerder onderzoekt vervolgens of congestiemanagement mogelijk is. Dit is een wettelijke verplichting. Hierbij vraagt de netbeheerder aan grootverbruikers in het desbetreffende gebied om hun transportvraag tijdens piekmomenten aan te passen tegen een financiële vergoeding. Als het niet lukt om op deze manier de piekbelasting voldoende te verlagen en transportcapaciteit vrij te spelen, gaat het gebied ‘op slot’ totdat de infrastructuur is verzwaard of congestiemanagement alsnog meer ruimte oplevert. Meer informatie over netcongestie is te vinden in dit artikel over netcongestie.
Figuur 1: Voorbeeld belastingprofiel transformatorstation met overbelasting op afname en invoeding

Alternatieve transportrechten versus congestiemanagement
Zowel alternatieve transportrechten als congestiemanagement zijn een middel om de bestaande elektriciteitsinfrastructuur efficiënter te gebruiken. Het grote verschil is dat alternatieve transportrechten de restcapaciteit van het elektriciteitsnet benutten (de witte vlakken tussen de oranje lijnen in figuur 1 opvullen), terwijl congestiemanagement de pieken afzwakt. Oftewel, met alternatieve transportrechten geven netbeheerders restcapaciteit uit, met congestiemanagement kopen ze piekcapaciteit terug. Dit laatste gebeurt door partijen met bestaande (standaard) transportrechten vrijwillig of verplicht een deel van hun GTV tijdens de piekmomenten te laten inleveren. Hiervoor krijgen ze een vergoeding. Als het afzwakken van de pieken voldoende lukt, kan weer meer transportvermogen worden uitgegeven. Een ander verschil is dat transportrechten in principe voor onbepaalde tijd worden uitgegeven[2] (totdat de klant het contract wijzigt of opzegt) terwijl congestiemanagement tijdelijk is, namelijk totdat het elektriciteitsnet voldoende is verzwaard. Tabel 1 vat de verschillen tussen alternatieve transportrechten en congestiemanagement samen.
[2] Met uitzondering van het volledig variabele transportrecht.
Tabel 1: Verschil alternatieve transportrechten en congestiemanagement

De verschillende fasen van congestiemanagement
Netbeheerders zijn wettelijk verplicht om congestiemanagementdiensten in te kopen bij bestaande klanten als het stroomnet (bijna) vol zit, om zo ruimte vrij te maken voor partijen die meer transportvermogen willen contracteren. Netbeheerders onderscheiden vier fasen van congestiemanagement, zoals is te zien in figuur 2. Hoe groter de problemen op het elektriciteitsnet, hoe ingrijpender de maatregelen.
Figuur 2: De verschillende fasen van congestiemanagement

Fase 0: niks aan de hand
Er is voldoende transportcapaciteit beschikbaar om aan de vraag te voldoen. Grootverbruikers kunnen indien gewenst een nieuw of groter standaard transportrecht contracteren.
Fase 1: vrijwillige deelname congestiemanagement
De netbeheerder verwacht dat één of meerdere netonderdelen structureel te zwaar belast gaan worden (door bijvoorbeeld autonome groei van bestaande klanten) voordat netverzwaring kan worden gerealiseerd. Daarom wordt een vooraankondiging gedaan van congestie en onderzoekt de netbeheerder of de markt voldoende flexibel vermogen wil en kan leveren om de pieken te verlagen. De netbeheerder kan klanten met een GTV van 500 kW of meer benaderen met de vraag hoeveel vermogen ze beschikbaar willen stellen en tegen welke prijs. Als dit proces voldoende flexibel vermogen oplevert, kunnen er toch nog meer standaard transportrechten worden uitgegeven. Als dit niet het geval is, komen grootverbruikers definitief op een wachtlijst te staan totdat de netcapaciteit is uitgebreid of congestiemanagement alsnog meer ruimte vrijspeelt.
Fase 2a: deelname congestiemanagement verplicht, vergoeding marktgebaseerd
In deze fase kan de netbeheerder alle grootverbruikers met een GTV van 1 MW of meer verplichten om deel te nemen aan congestiemanagement.[3] Concreet betekent dit dat grootverbruikers in principe hun volledige GTV als flexibel vermogen moeten aanbieden. In tegenstelling tot wat de infographic van Netbeheerder Nederland lijkt te impliceren, is het zowel voor afname als invoeding mogelijk om de netbeheerder schriftelijk te informeren waarom het niet haalbaar is om het volledige GTV als flexibel vermogen aan te bieden en te beargumenteren hoeveel vermogen wél beschikbaar is voor congestiemanagement.[4] Daarbij dient deze leidraad van Netbeheer Nederland als uitgangspunt. Bedrijven mogen zelf een prijs bepalen die ze ter compensatie willen ontvangen. Voor invoeding hebben grootverbruikers minimaal drie maanden de tijd om op een rijtje te zetten hoeveel vermogen ze kunnen aanbieden en tegen welke prijs, voor afname is de termijn minimaal zes maanden. Organisaties die vitale processen of diensten aanbieden (zoals drinkwaterbedrijven, de politie et cetera), zijn uitgezonderd van verplichte deelname maar dat moeten ze wel zelf kenbaar maken aan de netbeheerder. De overheid bepaalt wie voor vrijstelling in aanmerking komt.
In de Flevopolder en de provincies Gelderland en Utrecht hebben netbeheerders Stedin, Liander en TenneT inmiddels fase 2a afgekondigd. De verwachting is dat meer regio’s zullen volgen.
Fase 2b: deelname congestiemanagement verplicht, vergoeding gereguleerd
Als de prijzen van het in de vorige stap aangeboden flexibele vermogen “onverantwoord hoog” zijn, gaat de netbeheerder over tot niet-marktgebaseerd congestiemanagement.[5] Dit houdt in dat bedrijven niet meer zelf hun prijs kunnen bepalen voor het aanbieden van flexibel vermogen, maar dat dat zij wettelijk vastgestelde vergoedingen ontvangen van de netbeheerder. Net als in fase 2a mag de netbeheerder alle grootverbruikers met een GTV van 1 MW of meer verplichten om deel te nemen aan congestiemanagement en moeten deze klanten in de basis hun volledige gecontracteerde vermogen beschikbaar stellen, tenzij ze kunnen beargumenteren waarom dit niet (volledig) haalbaar is. Bedrijven die bijdragen aan de vitale infrastructuur van Nederland zijn vrijgesteld van deelname.
Netbeheerders kunnen fase 2b niet zomaar afkondigen. Ze moeten aannemelijk maken dat er geen marktgebaseerd alternatief is. Tot op heden is fase 2b nog nergens in Nederland van kracht (geweest).
Bij dreigende stroomstoringen: gedwongen afschakelen en gecontroleerde storingen
Als er acute problemen optreden waarbij het elektriciteitsnet dusdanig wordt overbelast dat een stroomstoring dreigt, kan congestiemanagement geen uitkomst meer bieden. In sommige gebieden in Nederland is het niet meer ondenkbaar dat deze situatie zich gaat voordoen, met name tijdens de avondpiek in de winter. Mocht dit inderdaad gebeuren, dan zullen de netbeheerders overgaan tot het gedwongen op- en afregelen van vermogen bij specifieke klanten of tot het preventief afschakelen van delen van het elektriciteitsnet om een nóg grotere storing te voorkomen. In dit laatste geval zitten volledige buurten of wijken tijdelijk zonder stroom.
Op dit moment is nog veel onduidelijk over welke procedures netbeheerder precies gaan volgen als de nood echt aan de man is. Welke klanten worden als eerste geraakt? Worden steeds dezelfde klanten geraakt of wordt er gerouleerd? Op welke manier worden bedrijven en huishoudens gecompenseerd? Hier moet op korte termijn meer duidelijkheid over komen.
[3] Bedrijven met een GTV van 60 MW of meer zijn altijd verplicht om deel te nemen aan congestiemanagement, binnen én buiten congestiegebied.
[4] Bron: artikel 9.1f lid 4 van de netcode elektriciteit. De mogelijkheid om ook voor invoeding te beargumenteren waarom het niet mogelijk is om het volledige GTV als flexibel vermogen aan te bieden, is bevestigd door een netbeheerder.
[5] Bron: Zo werkt congestiemanagement – Netbeheer Nederland.
Hoe kan/moet ik deelnemen aan congestiemanagement?
Congestiemanagement verloopt grofweg via twee manieren, namelijk via een capaciteitsbeperkingscontract (CBC) of via een redispatch-bieding. Tabel 2 geeft een overzicht van deze opties. De exacte voorwaarden en werking van deze opties kunnen per netbeheerder verschillen. Neem indien nodig contact op met uw netbeheerder voor meer informatie of bekijk de Producten- en Dienstencatalogus van Netbeheer Nederland.
Tabel 2: Overzicht verschillende opties deelname congestiemanagement

Capaciteitsbeperkingscontract (CBC)
In een capaciteitsbeperkingscontract wordt vastgelegd dat een grootverbruiker diens afname of invoeding van elektriciteit tijdelijk vermindert. In feite geeft de eindklant (een deel van) het gecontracteerde transportvermogen tijdelijk terug aan de netbeheerder. Bij CBC’s op afroep verzoekt[6] de netbeheerder een grootverbruiker om afname of invoeding van elektriciteit tijdens een bepaalde periode aan te passen. De netbeheerder doet dit verzoek uiterlijk een dag van tevoren om 8.30 uur. De klant krijgt voor de aanpassing de vergoeding die is vastgelegd in het CBC. In dit contract leggen de netbeheerder en de klant afspraken vast over een eventuele maandelijkse beschikbaarheidsvergoeding, een afroepvergoeding, een variabele vergoeding per MWh en een vergoeding voor eventuele kosten om congestiemanagement mogelijk te maken. Deze kosten kunnen bijvoorbeeld bestaan uit het inwinnen van advies en het aanpassen van installaties. Bij CBC’s met vaste tijdsblokken past de grootverbruiker invoeding of afname van elektriciteit binnen vooraf vastgestelde tijdsblokken aan als de netbeheerder daarom vraagt. Een voorbeeld-CBC is te vinden op de site van de samenwerkende regionale netbeheerders.
Individuele CBC’s kunnen in elke fase van congestiemanagement worden ingezet. Ook in fase 2b, wanneer netbeheerders overgaan tot wettelijke vergoedingen, behouden klanten die in een eerdere fase al een CBC met de netbeheerder zijn overeengekomen de vergoedingen zoals afgesproken in hun contract. Groeps-CBC’s zijn vanaf de tweede helft van 2025 beschikbaar. CBC’s kunnen doorgaans alleen binnen congestiegebied worden afgesloten en lopen totdat het elektriciteitsnet is verzwaard en congestiemanagement niet meer nodig is. Een grootverbruiker kan een CBC rechtstreeks afsluiten bij een netbeheerder of via een Congestion Service Provider, oftewel CSP.
[6] Een grootverbruiker mag zo’n verzoek in principe niet weigeren.
Capaciteitssturingscontract (CSC)
CBC’s richten zich op het verminderen van afname of invoeding om zo afnamecongestie dan wel invoedcongestie te voorkomen. Maar als bijvoorbeeld afnamecongestie dreigt, kan het ook helpen om in dat gebied meer elektriciteit in te voeden. Invoedcongestie kan worden voorkomen door meer elektriciteit af te nemen. Daarom werken sommige distributiesysteembeheerders (DSO’s) met een speciale vorm van CBC’s, namelijk capaciteitssturingscontracten (CSC’s). Deze contracten zijn gericht op het aansturen van batterijen, die erg geschikt zijn om snel vermogen te leveren.
Redispatch
Waar netbeheerders bij CBC’s uiterlijk een dag van tevoren moeten aangeven hoeveel flexibel vermogen ze willen afnemen, kunnen ze dat via redispatch tot 45 minuten voor levering doen. Als in een bepaald gebied overbelasting van het elektriciteitsnet dreigt (bijvoorbeeld doordat er veel meer wind of zon is dan verwacht), kan de netbeheerder een uitvraag doen voor flexibel vermogen via het congestiemanagementplatform GOPACS. Grootverbruikers met een GTV van minimaal 100 kW voor afname en/of invoeding kunnen vervolgens via een CSP aan bod doen voor het leveren van vermogen. Bij acceptatie geldt het volume en de prijs van het bod.
Grootverbruikers kunnen ervoor kiezen om een biedplichtcontract af te sluiten. Met een dergelijk contract verplicht de grootverbruiker zich om een bod te plaatsen via GOPACS als de netbeheerder dit afroept. GOPACS kiest uiteindelijk altijd het goedkoopste bod. Dit kan zowel een vrije bieding zijn als een bod dat via een biedplichtcontract is geplaatst. In beide gevallen ontvangt de grootverbruiker de prijs zoals geboden. Daarnaast is het bij het aangaan van een biedplichtcontract mogelijk om aanvullende prijsafspraken en voorwaarden vast te leggen, zoals een maandelijkse beschikbaarheidsvergoeding.
Nog weinig vrijwillig aanbod van congestiemanagement
Netbeheerders zijn in toenemende mate op zoek naar grootverbruikers die een deel van hun GTV flexibel willen aanbieden. Maar tot op heden zijn daar slechts weinig partijen in geïnteresseerd. Dat heeft verschillende redenen. Zo zijn andere marktpartijen, zoals BRP’s, niet altijd bereid om mee te werken aan het leveren van congestiemanagementdiensten door grootverbruikers (hun klanten). Dit komt doordat deze diensten ook gevolgen hebben voor deze marktpartijen en dat meewerken dus financiële risico’s kan opleveren. Verder bevatten CBC’s en biedplichtcontracten aansprakelijkheidsclausules die sommige grootverbruikers afschrikken.
Ook willen netbeheerders graag contracten voor de langere termijn afsluiten, omdat zij op die manier zekerheid krijgen over het vermogen dat weer beschikbaar komt. Daardoor kunnen ze nieuwe partijen aansluiten. Maar veel grootverbruikers sluiten liever een contract voor een kortere periode af. Daarnaast is het voor netbeheerders vaak lastig om bij het aangaan van een contract aan te geven hoe vaak of wanneer ze denken de grootverbruiker te gaan afroepen. Tot slot vinden mogelijk niet alle grootverbruikers de financiële vergoeding aantrekkelijk genoeg om onderzoek te doen naar hun eigen elektriciteitsverbruik en om eventuele aanpassingen aan de bedrijfsvoering door te voeren. We verwachten dat netbeheerders de komende tijd de CBC- en redispatchproducten blijven doorontwikkelen.
Flexibiliteit is de toekomst
De energietransitie is een enorme klus, die veel verder gaat dan het installeren van zonnepanelen en windturbines en de sluiting van kolen- en gascentrales. De transitie vereist dat wij – bedrijven en huishoudens – fundamenteel anders denken over en omgaan met energie. Dit geldt met name voor het elektriciteitssysteem, dat in toenemende mate onder druk staat. Om dit systeem betaalbaar en betrouwbaar te houden, moeten opwekkers en afnemers van elektriciteit flexibeler worden.
In sommige gevallen worden afnemers en opwekkers daar al toe gedwongen, bijvoorbeeld wanneer ze geen standaard transportrecht kunnen contracteren en alleen een alternatief recht kunnen afsluiten dat minder zekerheid geeft en dus in meer of mindere mate een flexibele bedrijfsvoering vereist. Daarnaast kunnen organisaties te maken krijgen met congestiemanagement, waarbij in het ergste geval hun standaard GTV – dat normaal gesproken zekerheid geeft over het beschikbare transportvermogen – ook niet meer gegarandeerd is. De netbeheerder kan grootverbruikers met een GTV van 1 MW of groter onder bepaalde omstandigheden immers dwingen om hun gecontracteerde vermogen aan te bieden aan de netbeheerder om de drukte op het elektriciteitsnet te verminderen.
Als zelfs dit niet voldoende is om de betrouwbaarheid van het elektriciteitsnet te kunnen garanderen, kunnen netbeheerders overgaan tot het gedwongen op- en afregelen van vermogen bij specifieke klanten of zelfs tot het preventief afschakelen van delen van het elektriciteitsnet om een nóg grotere storing te voorkomen. Dit gebeurt momenteel nog niet, maar is niet uitgesloten voor de toekomst. Daarom is het belangrijk dat bedrijven zich hierop voorbereiden.
Het is bedrijven aan te raden om een duidelijk en gedetailleerd beeld te krijgen van hun elektriciteitsverbruik en eventuele elektriciteitsproductie. Daarnaast kunnen bedrijven in kaart brengen of en hoe ze piekvermogens kunnen reduceren en de spits (deels) kunnen mijden. Dit inzicht levert verschillende voordelen op. Zo kan bijvoorbeeld blijken dat niet meer GTV nodig is om uit te kunnen breiden of te kunnen verduurzamen. Ook kan het leiden tot lagere transportkosten en lagere leveringstarieven. Verder voorkomen organisaties zo dat ze worden overvallen wanneer de netbeheerder vraagt om flexibel vermogen aan te bieden en daar een prijs op te zetten. Bovendien kan het aanbieden van flexibel vermogen via CBC’s of redispatch geld opleveren. De vaste vergoedingen die een CBC of redispatch-biedplichtcontract opleveren, kunnen een interessante inkomstenstroom zijn.
Over het algemeen verwachten we dat organisaties die niet (deels) flexibel zijn, een nadeel hebben ten opzichte van concurrenten die dat wel zijn. Flexibiliteit kan namelijk leiden tot lagere kosten en meer verdienpotentieel. Maar wellicht nog belangrijker is dat flexibiliteit een bedrage kan leveren aan de bedrijfscontinuïteit in deze tijden van grote congestieproblemen. Grootverbruikers met een GTV van 100 kW of meer kunnen subsidie aanvragen om te investeren in maatregelen die het gebruik van elektriciteit flexibeler maken.