Update
Economisch Kwartaalbericht: bestendige groei, grote onzekerheid door val kabinet en handelsoorlog
De Nederlandse economie groeit dit jaar naar verwachting met 1,5% en in 2026 met 1,0%. De onzekerheidsmarge rond de raming is echter enorm vanwege de val van het kabinet Schoof en het onvoorspelbare handelsbeleid van de Verenigde Staten. Om de grote structurele uitdagingen in Nederland aan te pakken, is stabiel landsbestuur noodzakelijk. Bovendien is Nederland als kleine open economie extra kwetsbaar voor abrupte veranderingen in de wereldhandel.

In het kort
Nederlandse economie: algemeen beeld
Op 3 juni heeft de PVV zich teruggetrokken uit de coalitie. Dit betekent het einde van het kabinet-Schoof en mogelijk nieuwe verkiezingen. De economische gevolgen van deze kabinetsval zijn op de korte termijn (dit en volgend jaar) beperkt. Het huidige kabinet zal in waarschijnlijk demissionaire staat de begroting voor 2026 afronden, maar die zal niet veel nieuw beleid bevatten.
Voor de langere termijn zijn de gevolgen mogelijk groter. Er liggen voor Nederland grote beleidsuitdagingen op het terrein van onder andere het klimaat, de energietransitie, infrastructuur, stikstof, het vestigingsklimaat, defensie (vanwege de nieuwe NAVO-norm) en de woningmarkt. Het benodigde beleid hiervoor laat nu nog langer op zich wachten. Dat zorgt ten eerste voor extra beleidsonzekerheid, waardoor bedrijven en consumenten huiverig zijn om investeringen voor de lange termijn te doen. Ten tweede komt de economische groei op langere termijn verder onder druk te staan door het gebrek aan hervormingen. Ten derde leidt dit uitstel tot hogere kosten in latere jaren, wat de overheidsfinanciën op termijn onder druk zet.
Verder blijft het grillige handelsbeleid van de Amerikaanse regering de mondiale economische ontwikkelingen in 2025 domineren. Nederland is als kleine, open economie extra kwetsbaar voor abrupte veranderingen op het wereldwijde handelstoneel. In dit Economisch Kwartaalbericht besteden we daarom uitgebreid aandacht aan de handelsoorlog: de mogelijke scenario’s die zich kunnen ontvouwen en de impact daarvan op verschillende onderdelen van de Nederlandse economie.
Voordat we hier dieper op ingaan, werpen we eerst een korte blik op de economische cijfers van het eerste kwartaal van 2025 en schetsen we een algemeen beeld van onze verwachtingen voor de Nederlandse economie in 2025 en 2026.
Terugkijkend: zwak eerste kwartaal
De Nederlandse economie groeide in het eerste kwartaal van 2025 met 0,1% ten opzichte van het vierde kwartaal van 2024. Een belangrijke reden voor deze matige groei was krimp van de investeringen in vaste activa met 5,1% kwartaal-op-kwartaal (k-o-k). De investeringen in bedrijfsauto’s liepen in het eerste kwartaal sterk terug door de afschaffing van de bpm-vrijstelling voor bestelwagens op diesel, benzine of gas, zoals we in het laatste Economisch Kwartaalbericht al voorspelden.
Een onverwachte ontwikkeling was de krimp van de particuliere bestedingen met 0,2%. Hoewel de lonen sterker stegen dan de inflatie, gaven huishoudens in het eerste kwartaal minder uit dan in het kwartaal ervoor. Ook hier speelde de verandering in de belastingregels voor auto’s vermoedelijk een rol, al is het ook mogelijk dat het aangekondigde handelsbeleid van de VS zorgen bij Nederlandse huishoudens heeft aangewakkerd over de ontwikkeling van de economie, met terughoudendheid in het doen van aankopen tot gevolg.
Ook het externe beeld was niet gunstig. De Nederlandse export daalde in het eerste kwartaal van 2025 met 0,8% (k-o-k). Wat de Nederlandse export geen goed heeft gedaan, is dat landen wereldwijd in het eerste kwartaal al te maken kregen met hogere Amerikaanse importheffingen van 25% op staal, aluminium, auto’s en auto-onderdelen. Tegelijkertijd was er wel sprake van zogenoemde ‘frontloading’ door Amerikaanse bedrijven: zij haalden de import van grondstoffen en halffabricaten naar voren om potentieel hogere toekomstige invoerheffingen te ontlopen. De Nederlandse economie profiteerde hier echter nauwelijks van, vooral omdat de VS voor onze exportsector een beperkte afzetmarkt is. Hetzelfde geldt voor de gehele eurozone (zie figuur 1).
Figuur 1: Amerikaanse frontloading, maar effect op totale Eurozone handel beperkt

Vooruitkijkend: bestendige groei in resterende kwartalen van 2025, afzwakking in 2026
In een eerdere studie hebben we verschillende scenario’s voor ontwikkeling van de mondiale handelsoorlog uitgewerkt. We achten het momenteel het meest waarschijnlijk dat we uiteindelijk in scenario 2 uit zullen komen (uitvoering ‘Liberation Day’-plannen). Tegen die achtergrond verwachten we dat de Nederlandse economie in 2025 met 1,5% groeit, gevolgd door een groei van 1,0% in 2026 (zie tabel 1). We leggen de ontwikkelingen en verwachtingen rond de handelsoorlog verderop in dit kwartaalbericht verder uit.
Gezien de enorme onzekerheid als gevolg van de handelsoorlog is een groei van 1,5% nog steeds behoorlijk hoog. Een belangrijke kanttekening is echter dat 0,9 procentpunt van deze groei voortkomt uit zogenoemde positieve ‘overloopeffecten’ uit 2024. Dit bekent dat circa 60% van de voorziene economische groei in 2025 wordt ‘meegenomen’ uit het voorgaande jaar. Desondanks verwachten we ook de komende kwartalen in 2025 positieve groeicijfers van tussen de 0,3% en 0,4% (k-o-k). Pas in 2026 verwachten we dat de kwartaalgroei licht afzwakt naar gemiddeld 0,2% (k-o-k), vooral als gevolg van een afkoelende wereldeconomie, veroorzaakt door de handelsoorlog en de forse onzekerheid die daarmee gepaard gaat.

Tabel 1: Verwachtingen voor de Nederlandse economie

Handelsoorlog zorgt voor enorme onzekerheid
Zwalkend Amerikaans handelsbeleid
De Amerikaanse regering onder leiding van president Trump heeft de eerste maanden van haar nieuwe termijn een flinke stempel gedrukt op de mondiale economische ontwikkelingen. In de bijlage staat een volledige tijdlijn van alle ontwikkelingen in de handelsoorlog. Vooral het ingrijpende pakket aan hogere Amerikaanse invoerheffingen dat werd aangekondigd op 2 april (‘Liberation Day’) zorgde voor een schokgolf op financiële markten (zie figuur 2a) en zette de toon voor een escalerende handelsconfrontatie met China. In enkele dagen tijd stelden de landen in reactie op elkaar steeds hogere importtarieven in, waarbij op 9 april het Amerikaanse importtarief op Chinese goederen 145% bedroeg en in China 125% werd geheven op de invoer van Amerikaanse producten.
Figuur 2a: Amerikaans handelsbeleid zorgde voor schokgolven op financiële markten

Figuur 2b: Onzekerheid blijft enorm hoog

De opluchting was groot nadat Donald Trump op 9 april een belangrijk deel van de ‘Liberation Day’-heffingen voor 90 dagen in de ijskast zette, en op 12 mei bovendien een overeenkomst met China sloot om aan beide zijden de bilaterale heffingen voor 90 dagen te verlagen. Daarnaast bereikte het Verenigd Koninkrijk een handelsovereenkomst met de Verenigde Staten; een signaal dat er wel degelijk ruimte is voor samenwerking met de Amerikaanse regering.
Tegelijkertijd heeft Trump recent juist gedreigd per 9 juli tarieven van 50% te gaan heffen op goederen uit de EU, uit onvrede over de voortgang van de onderhandelingen met Brussel. Het is onduidelijk of dit puur als onderhandelingstactiek moet worden gezien om een betere deal met de EU voor elkaar te krijgen, of dat de president voet bij stuk houdt en een trans-Atlantische escalatie van het handelsconflict werkelijkheid wordt. Daarnaast heeft Trump aangekondigd per 4 juni de importheffingen op staal en aluminium verder te verhogen van 25% naar 50%.
Impact reële economie
Behalve de enorme volatiliteit die het zwalkende Amerikaanse handelsbeleid heeft veroorzaakt op de financiële markten, zijn de eerste effecten in de reële economie ook al zichtbaar. Zo is de handel tussen de VS en China flink teruggevallen in de periode dat China en de VS enorme tariefmuren tegen elkaar optrokken. De gevolgen daarvan zijn goed te zien in de activiteit in havens. Het volume aan goederen dat in de haven van Los Angeles - waar veel schepen uit Oost-Azië aankomen - aan wal werd gebracht, viel in de afgelopen weken ver terug (zie figuur 3). Ook in veel Chinese havens is de activiteit afgenomen: vanuit Shanghai werden miljarden tonnen minder goederen verscheept.
Figuur 3: Verandering in importvolume mondiale havens

Nadat op 12 mei de Chinees-Amerikaanse tarieven voor 90 dagen werden verlaagd - naar 10% in China en 30% in de VS - zijn de orders inmiddels waarschijnlijk weer opgelopen. De logistiek van zeetransport is echter niet zo flexibel. Van containerschepen van de grootste soort zijn er wereldwijd slechts enkele honderden actief en de schema’s zijn strak ingedeeld zodat elk schip op het juiste moment op de juiste plaats ligt. Doordat sommige schepen tijdens de periode van hoge tarieven niet zijn uitgevaren, liggen ze op dit moment mogelijk niet op de juiste plek om aan de plotselinge stijging van de transportvraag te voldoen. Ook de havencapaciteit is beperkt, waardoor de wachttijden bij de havens kunnen oplopen, wat ondernemers geld kost. Tijdens de start van de coronapandemie in maart 2020 viel de vraag naar zeetransport tijdelijk weg, maar was deze na drie maanden al weer op het oude niveau. Toch werden de gevolgen van de verstoringen nog veel langer gevoeld: zo bereikten de prijzen voor zeetransport in 2021 recordhoogtes van vier tot zeven keer de prijs van voor de start van de pandemie (zie figuur 4).
Figuur 4: Containerprijzen reageren hevig op verstoringen

Behalve een sterke verstoring van internationale transportketens, verwachten we ook dat de onzekerheid rond het verloop van de handelsoorlog een negatieve stempel druk op de investeringsbeslissingen van bedrijven (hierover later meer). Ook hebben het universele Amerikaanse tarief van 10% op de invoer van alle goederen en de sectorspecifieke heffingen van 25% op staal, aluminium, auto’s en auto-onderdelen repercussies voor de wereldhandel. Het duurt echter enige tijd voordat deze effecten zichtbaar zijn in de harde economische data.
Escalatierisico blijft bijzonder groot
Vooruitkijkend blijven de beleidsonzekerheid (zie figuur 2b) en escalatierisico’s in de handelsoorlog bijzonder groot. De recent aangekondigde Amerikaanse importheffing van 50% op goederen uit de EU onderstreept opnieuw dat Trump niet terugschrikt voor escalatie wanneer hij ontevreden is over de voortgang van onderhandelingen. Daarnaast is het onduidelijk wat er gaat gebeuren als de huidige respijtperiode van 90 dagen begin juli afloopt.
Gezien deze onzekerheid hebben we in een scenariostudie verschillende mogelijke escalatiestadia in de handelsoorlog gekwantificeerd (zie figuur 5). Hoewel we ons momenteel nog in scenario 1 bevinden, achten we scenario 2 een realistischer uitkomst van de onderhandelingen tussen de EU en de VS. Tegelijkertijd kunnen we ook scenario 4, als risicoscenario, niet uitsluiten.
Mocht de onderhandeling tussen de EU en de VS op de klippen lopen, en Trump daadwerkelijk overgaan tot het invoeren van de ‘Liberation Day’-heffingen of de tarieven van 50% waarmee hij heeft gedreigd, dan ligt het voor de hand dat de EU een deel van de heffingen zal vergelden als signaal dat de Unie unilateraal protectionistisch beleid niet zonder meer accepteert. Zulke tegenmaatregelen kunnen mogelijk weer een reactie van Amerikaanse zijde uitlokken, wat het risico op verdere escalatie vergroot. De EU heeft daarnaast al aangegeven terug te slaan met eigen invoerheffingen als de Amerikaanse regering de heffing op staal en aluminium verhoogt naar 50%.
Figuur 5: Scenario’s van de handelsoorlog

Economische effecten bij verdere escalatie
Mochten de EU en de VS er in de onderhandelingen niet in slagen om tot een akkoord te komen waardoor we daadwerkelijk in een trans-Atlantisch escalatiescenario terechtkomen, dan heeft dit ingrijpende consequenties voor de Nederlandse economie.
Risicoscenario 4 benadert[1] de 50%-heffing die president Trump heeft aangekondigd, al zitten in die berekeningen ook tweede orde-effecten van extra heffingen van de VS op andere landen, wat mogelijk leidt tot een (lichte) overschatting van de economische schade. In scenario 4 halveert de economische groei dit jaar grofweg ten opzichte van ons nieuwe basispad, en verwachten we in 2026 een krimp van 0,3% van de Nederlandse economie (zie figuur 6). In risicoscenario 4 loopt de Nederlandse economie tot en met 2026 19 miljard aan toegevoegde waarde mis ten opzichte van ons nieuwe basispad, wat neerkomt op meer dan 1000 euro per Nederlander. De rekening kan dus fors oplopen bij een verdere escalatie van het handelsconflict.
[1] In scenario 4 gaan we uit van Amerikaanse invoerheffingen van 40% op goederen uit de EU, aangevuld met specifieke heffingen van 25% op staal, aluminium, auto’s en auto-onderdelen. Daarbij is ook rekening gehouden met vrijstellingen van bepaalde goederen (zoals medicijnen).
Figuur 6: Trans-Atlantische handelsescalatie heeft forse impact op de Nederlandse economie

Voor specifieke sectoren kan de impact zelfs nog veel groter zijn. Als we verder inzoomen op Nederlandse exportgoederen die kwetsbaar zijn voor hogere Amerikaanse invoerheffingen, dan staat bovenaan de lijst een specifiek type staal dat onder meer wordt gebruikt als verpakkingsmateriaal, voor opslag van chemicaliën, in elektrische auto’s, in de bouw, en in elektronica en elektrische toepassingen (zie tabel 2). Meer dan de helft van dit staal wordt verscheept naar de VS. In algemene zin zullen Nederlandse bedrijven in de staalindustrie worden getroffen door de verhoging van de Amerikaanse invoerheffingen van 25% naar 50%, die op 4 juni van kracht zijn.
Verder is de Amerikaanse markt belangrijk voor de export van vliegtuigonderdelen. Dat geldt overigens ook breder voor de export daarvan vanuit de gehele eurozone. Daarnaast exporteert Nederland veel bier naar de VS: 30% van alle Nederlandse bierexport gaat naar de andere kant van de Atlantische oceaan. Tot slot zijn hoogwaardige machines (zoals dataverwerkingsmachines, lithografiemachines, röntgenapparatuur) en machineonderdelen belangrijke Nederlandse exportgoederen voor de Amerikaanse markt.
Nederlandse bedrijven - en hun toeleveranciers - die sterk afhankelijk zijn van export naar de VS kunnen in de problemen komen als de Amerikaanse vraag wegvalt door hoge importheffingen. Wel is het belangrijk om op te merken dat die vraag niet in alle gevallen ook daadwerkelijk drastisch zal dalen. Als Amerikaanse producenten of consumenten geen goed alternatief voor deze Nederlandse producten kunnen vinden, blijft de impact beperkt. Daarnaast zullen bedrijven proberen om producten die ze niet op de Amerikaanse markt verkocht krijgen elders af te zetten.
Tabel 2: Top 10 van producten die het meest afhankelijk zijn van de Amerikaanse markt

Dealmaking of ideologische strijd?
Sinds zijn aantreden als president is er een duidelijk cyclisch patroon zichtbaar in de manier waarop Donald Trump de handelsoorlog voert. Hij gebruikt harde retoriek en kondigt forse protectionistische maatregelen aan als onderhandelingstactiek, maar draait deze deels terug zodra de economische of politieke druk toeneemt. Op basis hiervan kan worden geconcludeerd dat de vergaande escalatiescenario’s, zoals weergegeven in figuur 5, mogelijk nooit werkelijkheid worden.
Toch achten wij het voorbarig om te stellen dat Trumps zigzagbeleid uitsluitend gericht is op het sluiten van (slappe) deals. Ten eerste is er nog veel onduidelijkheid over de precieze invulling van de overeenkomsten die de VS met zowel het VK als China heeft gesloten. Het ligt voor de hand dat de VS opnieuw harde afspraken gaat eisen, bijvoorbeeld over het terugdringen van het handelstekort met China – vergelijkbaar met de ‘Phase One’-deal uit Trumps eerste ambtstermijn. Hoewel de aandacht voor die deal door de coronapandemie rap verslapte, werd al snel duidelijk dat China de gemaakte afspraken niet (volledig) is nagekomen. Trump heeft door het aflopen van zijn ambtstermijn niet de kans gehad om hier sancties voor op te leggen, maar heeft nu meer tijd.
Ten tweede kan Donald Trump wellicht worden gezien als een gewiekste zakenman die uit is op het sluiten van deals, maar we mogen niet vergeten dat hij enkele ‘ideologische hardliners’ om zich heen heeft verzameld, zoals Peter Navarro en Stephen Miran. Deze adviseurs zijn uitgesproken voorstanders van protectionistisch beleid, met als doel om structurele onevenwichtigheden in het mondiale economisch systeem te corrigeren. Onze scenarioanalyse laat zien dat de trend richting meer evenwicht op de mondiale handelsbalans vooral optreedt bij de zwaardere escalatiescenario’s van de handelsoorlog. Ook onze Global Strategist Michael Every verwacht dat handelsbesluiten de komende tijd meer zullen worden ingegeven door mercantilistische overwegingen[2], dan door vrijhandelsidealen. Dit alles wijst erop dat de protectionistische koers van Trump voorlopig niet van de baan is.
[2] Mercantilisme is een economische theorie die stelt dat staatsmacht en nationale rijkdom kunnen worden vergroot door handelsoverschotten na te streven. Daarbij wordt handel ook gezien als een zero-sum game: wat de ene partij wint, verliest de andere.
Hogere particuliere consumptie ondanks laag consumentenvertrouwen
De enorme onzekerheid rondom de handelsoorlog heeft wellicht een rol gespeeld bij de lichte krimp van de particuliere consumptie in het eerste kwartaal. Het consumentenvertrouwen bereikte in april en mei het laagste niveau in ruim anderhalf jaar (zie figuur 7a). Deze daling begon in november van afgelopen jaar, waarschijnlijk niet toevallig in dezelfde maand als de verkiezing van Trump tot president van de VS. De recente de-escalatie in de handelsoorlog geeft het vertrouwen mogelijk weer een steun in de rug, zoals ook zichtbaar was op de aandelenmarkten.
Figuur 7a: Onzekerheid over komende 12 maanden drukt consumentenvertrouwen

Figuur 7b: Positieve groei koopkracht

Vooruitkijkend verwachten we dat de Nederlandse consument de komende tijd meer gaat uitgeven. Nederlandse huishoudens profiteren momenteel van cao-lonen die harder stijgen dan de consumentenprijzen (zie figuur 7b), wat onder de streep zorgt voor een lichte plus van de koopkracht in 2025 (0,3%) en een omvangrijker effect (+0,9%) in 2026. Ook de forse koopkrachtwinst in 2024 biedt de Nederlandse consument een steun in de rug. Zo stegen volgens het CBS de vrije besparingen, het deel van het beschikbaar inkomen dat huishoudens overhouden na consumptie, met 19% (gecorrigeerd voor inflatie) en steeg de spaarquote van 14,5% naar 16,3%. Dit biedt ruimte om ook de komende tijd nog (grote) consumptieve uitgaven te doen. We verwachten dat de private consumptie in 2025 uiteindelijk met 1,6% toeneemt ten opzichte van 2024.
In 2026 verwachten we zelfs nog een iets hogere groei van de particuliere consumptie met 1,7%. Nieuwe maatregelen uit de Voorjaarsnota zorgen voor een lichte verbetering van de geraamde koopkracht, al is het onzeker of alle plannen daaruit doorgaan, nu het kabinet is gevallen. Ten opzichte van 2025 blijft de bijdrage aan de koopkracht vanuit de overheid negatief, maar wel minder negatief dan met de eerdere plannen uit de miljoenennota. Hierdoor hebben we onze consumptieverwachting voor 2026 iets verhoogd.
We zijn er hierbij al wel van uitgegaan dat de geplande bevriezing van de sociale huren niet doorgaat. Inmiddels heeft de minister van Wonen vanwege de politieke ontwikkelingen de huurbevriezing uit de Voorjaarsnota ingetrokken. Hierdoor pakt de inflatie hoger uit en daalt de koopkracht. Zie voor meer informatie onze meest recente inflatiemonitor.
Handelsoorlog zet rem op bedrijfsinvesteringen
Zoals verwacht kende het eerste kwartaal een flinke krimp in bedrijfsinvesteringen (5,1%) door de afschaffing van de bpm-vrijstelling voor bestelwagens op diesel, benzine of gas. Hierdoor zijn veel geplande investeringen in het wagenpark van 2025 naar 2024 gehaald.
Daarnaast gaan ook bedrijven gebukt onder de economische onzekerheid die de door Trump ontketende handelsoorlog met zich meebrengt. Die onzekerheid is nog groter geworden door de val van het kabinet. Onzekerheid maakt investeringskeuzes lastig. Wat is de beste plek om te investeren? Is uitbreiding nog wel nodig als buitenlandse vraag door importtarieven afneemt? Ook de kosten van investeringen kunnen stijgen, bijvoorbeeld als de prijs van machines van buiten de EU door importtarieven toeneemt. Slechtere economische vooruitzichten als gevolg van de handelsoorlog hebben dan ook hun weerslag op het investeringsklimaat. Dit is ook te zien aan het producentenvertrouwen, dat in mei het laagste niveau in ruim een jaar bereikte (zie figuur 8). Het merendeel van de producenten vindt momenteel de voorraden te groot en de orderpositie te klein, wat een indicatie kan zijn van achterblijvende vraag. Toch verwacht een groter deel van de ondervraagde producenten dat hun productie de komende drie maanden zal toenemen, al neemt dit aandeel ten opzichte van producenten die een lagere productie verwachten de laatste maanden af.
Figuur 8: Producentenvertrouwen blijft dalen

Door de escalatie van de mondiale handelsoorlog begin dit kwartaal hebben we de voorspellingen voor de bedrijfsinvesteringen naar beneden bijgesteld ten opzichte van het vorige Economisch Kwartaalbericht. Voor 2025 verwachten we een krimp van 1,6%, ondanks dalende rentes. Voor 2026 verwachten we dat de private investeringen slechts met een magere 1,3% groeien.
Woninginvesteringen in de lift, maar kabinetsplannen zorgen voor onzekerheid
Investeringen in de woningnieuwbouw en verbouw van bestaande woningen zijn in het eerste kwartaal van 2025 sterk gestegen, met 3,4%. We verwachten dat deze groei de komende kwartalen doorzet vanwege de goedgevulde werkvoorraad bij bouwbedrijven en het hoge aantal woningverkopen. Mede door statistische overloop vanuit vorig jaar, komt het groeicijfer voor 2025 uit op maar liefst 7,0%.
Verder vooruit kijkend zijn we minder positief. Nu het kabinet-Schoof is gevallen zal nieuw beleid voor de woningmarkt uitblijven. Daarnaast creëerde de afgelopen kabinetsperiode al veel onzekerheid rond de bevriezing van de sociale huren en mogelijke aanpassingen aan de Wet betaalbare huur. Die onzekerheid zal alleen maar toenemen zolang niet duidelijk is hoe een eventuele nieuwe regering tegen deze onderwerpen aankijkt, wat leidt tot minder investeringen.
Overheidsbestedingen blijven groeien
We verwachten dat de overheidsconsumptie en -investeringen de komende jaren een flinke positieve bijdrage leveren aan de economische groei. Zowel kabinet-Schoof als Rutte IV kwamen met ambitieuze plannen voor onder andere klimaat, infrastructuur en defensie, zonder in dezelfde mate te snijden in andere uitgaven. Ook blijven de zorgkosten toenemen door onder andere de vergrijzing van de bevolking. De groei zou nog hoger zijn geweest als de overheid inderdaad alle geplande uitgaven zou kunnen doen. Dit lukt echter niet onder andere door tekorten aan personeel en materieel, lange leveringstijden en andere beperkingen (zoals stikstof). Deze zogenoemde onderuitputting neemt dit en volgend jaar naar verwachting verder toe.
We houden wel al rekening met verdere uitbreidingen van defensie-investeringen dan de aangekondigde plannen van het demissionaire kabinet. Hardere eisen van president Trump rond de NAVO-norm – Trump wil dat lidstaten 3,5% van hun bbp aan defensie besteden, plus 1,5% aan investeringen in onder andere infrastructuur waarvan defensie indirect profiteert – zullen Nederland bewegen de uitgaven aan defensie op te schroeven. Daarnaast verwachten we ook dat in de scenario’s waarin de handelsrelatie tussen Europa en de VS verzuurt, de EU meer aan defensie zal uitgegeven, omdat Europa dan niet meer volledig op bescherming vanuit de VS kan rekenen. Dit resulteert in een groei van de overheidsconsumptie van 2,1% en 1,3% in 2025 en 2026, en een groei van de overheidsinvesteringen van liefst 4,2% en 6,3%.
Bijlage
